ECLI:NL:GHARL:2025:1886

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 april 2025
Publicatiedatum
1 april 2025
Zaaknummer
200.324.987
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorg- en contactregeling tussen ouders in hoger beroep

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een zorg- en contactregeling tussen de vader en de minderjarige. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. Z. Acer, en de moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.H. Hofstede, zijn in hoger beroep gegaan tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland. De mondelinge behandeling vond plaats op 4 maart 2025, waarbij beide ouders aanwezig waren, samen met een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming. Het hof verwijst naar een eerdere tussenbeschikking van 13 juli 2023, waarin werd afgesproken dat de ouders zich zouden aanmelden voor ouderschapsbemiddeling. De ouders hebben sindsdien duidelijke afspraken gemaakt over de zorgregeling, maar zijn het niet eens geworden over de definitieve regeling.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft de Raad voor de Kinderbescherming zorgen geuit over de communicatie tussen de ouders en de ontwikkeling van de minderjarige. De raad adviseert wekelijks contact tussen de vader en de minderjarige, maar de moeder is het niet eens met de voorgestelde regeling van de raad. Het hof heeft uiteindelijk besloten dat de minderjarige twee weekenden achter elkaar bij de vader verblijft, met een belmoment op vrijdag. Het verzoek van de vader om een regeling voor vakanties en feestdagen vast te leggen is afgewezen, omdat dit al in het ouderschapsplan is geregeld. De kosten van het geding in hoger beroep worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is op 1 april 2025 uitgesproken in het openbaar.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.324.987
(zaaknummer rechtbank Gelderland 409229)
beschikking van 1 april 2025
inzake
[verzoeker],
woonplaats [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. Z. Acer in Arnhem,
en
[verweerster],
woonplaats [woonplaats2] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.H. Hofstede in Doetinchem.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 13 juli 2023 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- aanhoudingsverzoeken van partijen van 15 april 2024 en 13 september 2024 in verband met het lopende hulpverleningstraject;
- een journaalbericht van mr. J.H. Hofstede van 9 oktober 2024 met als bijlagen een brief aan het hof en het eindverslag van [naam1] .
1.3
Op 4 maart 2025 is de mondelinge behandeling voortgezet. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is een vertegenwoordiger verschenen.

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de (tussen)beschikking van 13 juli 2023, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
2.2
In die beschikking heeft het hof overwogen dat de ouders met elkaar op de mondelinge behandeling hebben afgesproken dat zij zich voor ouderschapsbemiddeling over de zorg- en contactregeling via de gemeente zullen aanmelden bij een instantie zoals [naam1] of een andere, vergelijkbare instantie. Zij hebben het hof verzocht die afspraak in de vorm van een verwijzing vast te leggen. Het hof heeft in afwachting van de resultaten van ouderschapsbemiddeling de behandeling van de zaak aanhouden tot 15 april 2024, en een voorlopige zorg- en contactregeling tussen de vader en [de minderjarige] vastgesteld in lijn met de huidige regeling die partijen in onderling overleg hebben afgesproken: een keer in de week op zaterdag, de tijdstippen in onderling overleg tussen de vader en de moeder te bepalen, en een vast belmoment op de woensdag.
2.3
Uit het eindverslag van [naam1] van 1 oktober 2024 blijkt dat de ouders duidelijke afspraken hebben gemaakt wat betreft de zorgregeling en zich houden aan de beschikking van 13 juli 2024. Ouders benoemen beiden dat de afspraken over de omgang op dit moment prima verlopen. Ouders kunnen hier flexibel mee omgaan. Echter de wensen van ouders voor de definitieve zorgregeling liggen uiteen en is het ouders niet gelukt om hier overeenstemming over te krijgen. De ouders hebben ook afspraken gemaakt over wat, hoe en wanneer zij communiceren over zaken die van belang zijn voor [de minderjarige] .
2.4
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de raad aangegeven dat beide ouders, ondanks de moeilijke communicatie tussen hen, zorgen voor een goede band tussen [de minderjarige] en zijn vader. Er is hulp bij de moeder thuis van Zozijn. Wel zijn er zorgen geuit door de school over mogelijk autisme bij [de minderjarige] . [de minderjarige] is 6 jaar maar nog niet zindelijk. Gelet op deze zorgen moet er in het belang van [de minderjarige] een duidelijke zorgregeling zijn. De huidige zorgregeling vindt de raad niet passend, maar de raad adviseert wel wekelijks contact tussen de vader en [de minderjarige] . Het advies van de raad houdt globaal in dat [de minderjarige] in een periode van drie weken bij zijn vader is: week 1en 2 van vrijdagmiddag tot en met maandagochtend; week 3 de vrijdagmiddag.
Partijen hebben de door de raad voorgestelde zorgregeling besproken. De vader kan zich vinden in de door de raad voorgestelde regeling. De moeder is het niet eens met de door de raad voorgestelde regeling omdat dit te onrustig is voor [de minderjarige] . Met name is dit het geval omdat de vader (nog) geen rijbewijs heeft en het reizen met het openbaar vervoer tussen [woonplaats1] en [woonplaats2] op maandagochtend te veel is voor [de minderjarige] .
Met de raad acht het hof een zorgregeling waarbij [de minderjarige] twee weekenden achter elkaar bij de vader verblijft en daarna een weekend bij zijn moeder is het meest in het belang van [de minderjarige] . In de weekenden dat [de minderjarige] bij zijn vader zal zijn, zal de vader [de minderjarige] op vrijdagmiddag om 15 uur ophalen bij de moeder. De vader kan dan uit zijn werk naar de moeder toegaan om [de minderjarige] op te halen en samen met hem naar [woonplaats1] gaan. De moeder zal [de minderjarige] daar op zondag om 17 uur bij de vader ophalen. [de minderjarige] heeft dan nog tijd om bij zijn moeder te eten en tot rust te komen voordat de schoolweek weer begint. Het hof is van oordeel dat het te onrustig voor [de minderjarige] is indien hij naar zijn vader gaat op de vrijdag voorafgaande aan het weekend dat hij bij zijn moeder is. In die week zal er op vrijdag belcontact zijn tussen de vader en [de minderjarige] . [de minderjarige] kan dan zijn vader vertellen over de afgelopen week en op die manier is wekelijks contact tussen [de minderjarige] en zijn vader gewaarborgd.
2.5
De vader heeft ook verzocht een regeling (verdeling bij helfte) vast te leggen ten aanzien van de vakanties, feestdagen en verjaardagen. Het hof wijst dit verzoek af. In de bestreden beschikking is reeds beslist dat die bij helfte en in onderling overleg zullen worden verdeeld (artikel 3.1 van het ouderschapsplan). De vader heeft bij zijn verzoek dan ook geen belang.
3. De slotsom
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slagen de grieven deels. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigen en beslissen als volgt.

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 2 december 2022, voor zover het de reguliere zorg- en contactregeling betreft, en in zoverre opnieuw beschikkende:
stelt een zorg- en contactregeling tussen de vader en [de minderjarige] vast van twee weekenden achter elkaar van vrijdagmiddag 15 uur tot zondag 17 uur bij de vader en het volgende weekend bij de moeder, en een belmoment op vrijdag in de week dat [de minderjarige] het weekend bij de moeder is;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het verzoek van de vader om een vakantieregeling vast te stellen aangezien de rechtbank overeenkomstig het ouderschapsplan al een regeling heeft vastgesteld;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, M.H.F. van Vugt en E.H. Schijven- Bours, bijgestaan door de griffier, en is op 1 april 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.