Uitspraak
[verdachte] ,
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Het vonnis waarvan beroep
€ 2.670,-, vermeerderd met wettelijke rente en met toepassing van de
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 april 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland van 16 september 2024. De verdachte was veroordeeld voor poging tot doodslag, mishandeling en vernieling, gepleegd op 1 maart 2024. De rechtbank had de verdachte een gevangenisstraf van 36 maanden opgelegd, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast waren er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een gedragsinterventie gericht op agressiebeheersing. Ook waren er contact- en locatieverboden opgelegd voor de duur van drie jaren.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met aanvulling van de gronden. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn deels toegewezen, waarbij de vordering van de eerste benadeelde partij is toegewezen tot € 2.670,- en die van de tweede benadeelde partij tot € 800,-, beide vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft de rechtbank gevolgd in haar oordeel over de strafmaat en de opgelegde voorwaarden, en heeft geen aanleiding gezien om de straf te verlagen of de contact- en locatieverboden aan te passen. Het hof heeft ook de bekennende verklaring van de verdachte als bewijsmiddel toegevoegd aan het dossier.
De zaak is behandeld op de zitting van 18 maart 2025, waar de advocaat-generaal en de raadsvrouw van de verdachte hun standpunten hebben toegelicht. Het hof heeft de zaak zorgvuldig gewogen en is tot de conclusie gekomen dat de rechtbank op juiste wijze heeft beslist. Het vonnis is bevestigd, met inachtneming van de aanvullende gronden die zijn besproken.