Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
2.De kern van de zaak
3.Het oordeel van het hof
Reeds enkele jaren zijn er twijfels over uw functioneren en over de wijze waarop u contacten met leerlingen en collega’s onderhoudt. Mede naar aanleiding van de klachten die de Nieuwe Veste[de voorganger van Aurelia, hof]
over uw functioneren ontving van leerlingen en collega’s heeft uw werkgever, uw loyaliteit en inzet erkennend, in goed overleg met u besloten dat u niet langer uw functie als docent kon uitvoeren. In goed overleg heeft uw werkgever toen met u gezocht naar andere passende werkzaamheden voor u binnen de organisatie. Laatstelijk verrichtte u werkzaamheden op de pitstop. Helaas is gebleken dat ook deze werkzaamheden niet passend waren voor u (…).
Aan een docent in het voorgezet onderwijs worden hoge eisen gesteld op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden. De voorgaande jaren is gebleken dat u met name de vaardigheden en reflectie op het eigen handelen mist om nog langer als docent te kunnen functioneren.
Client heeft kennis genomen van uw mededeling dat dit is wat het is. Client gaat er dan ook vanuit dat hij thans het volledige dossier heeft ontvangen. Client is overigens wel verbaasd dat er niet meer stukken in zitten. Ik zal dat toelichten.
acht en mocht ook verwachten dat het personeelsdossier een onderbouwing van voornoemde stelling zou geven. Helaas zit in het dossier geen enkel stuk die daarop wijst. (…) Vorenstaande kan 2 dingen betekenen. Ofwel het dossier is niet compleet ofwel er is in het ontslagbesluit een ongefundeerde stelling geponeerd. Gelet op uw mededeling dat “dit is wat het is” zou dat laatste het geval zijn.’
al hun eventuele aanspraken, voortvloeiend uit de thans nog bestaande aanstelling’ begrepen worden de aanspraak tot schadevergoeding uit onrechtmatige daad die [appellant] in deze procedure tegen Aurelia heeft ingesteld. Anders dan [appellant] naar voren heeft gebracht is hem de grondslag voor deze vordering niet pas
nahet sluiten van de vaststellingsovereenkomst bekend geworden (omdat hij naar zijn zeggen pas jaren later zijn personeelsdossier onder ogen kreeg). Zoals hierboven al is overwogen was [appellant] namelijk zowel voorafgaand aan het voornemen tot ontslag, neergelegd in de brief van 17 april 2018, als voorafgaand aan/ten tijde van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst op de hoogte van de reden van zijn ontslag door de vele gesprekken met Aurelia. Daarom wordt de omstandigheid waar [appellant] zich nu op beroept (een onderbouwing van de gewraakte uitlating in voornoemde brief ontbreekt in zijn personeelsdossier) geacht in de vaststellingsovereenkomst te zijn verdisconteerd en daarmee valt die omstandigheid onder het finale kwijtingsbeding. Inzage in het (gehele) personeelsdossier is toen kennelijk niet nodig geacht door (de advocaat van) [appellant] , nog afgezien van het feit dat de bewuste uitlating gelet op de gehele voorgeschiedenis door Aurelia mocht worden gedaan.