ECLI:NL:GHARL:2025:1820

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 maart 2025
Publicatiedatum
27 maart 2025
Zaaknummer
200.350.326
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak gaat het om de verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2021. De moeder, die het gezag over het kind heeft, is in hoger beroep gegaan tegen de beslissing van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, die op 23 oktober 2024 heeft bepaald dat de minderjarige in een pleeggezin moet blijven wonen. De kinderrechter had op 19 april 2023 een (spoed)machtiging verleend voor de uithuisplaatsing, die sindsdien steeds is verlengd. De moeder is van mening dat het hof het verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) moet afwijzen en dat de minderjarige op korte termijn weer bij haar kan wonen.

Tijdens de zitting op 27 februari 2025 heeft het hof de argumenten van de moeder en de GI gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de uithuisplaatsing van de minderjarige noodzakelijk blijft voor zijn verzorging en opvoeding. De moeder heeft in de omgang met de minderjarige vooruitgang geboekt, maar er zijn nog steeds zorgen over haar functioneren en de impact van haar psychoses op het kind. Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd, omdat de kindfactoren en het beperkte zicht op het functioneren van de moeder een terugplaatsing op dit moment niet mogelijk maken. Het hof benadrukt dat er gewerkt moet worden aan thuisplaatsing zolang er een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing is.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.350.326
(zaaknummer rechtbank Gelderland 433706)
beschikking van 27 maart 2025
in het hoger beroep van:
[verzoekster](de moeder),
woonplaats: [woonplaats1] ,
advocaat: mr. M.J.R. Roethof.
Belanghebbenden zijn:
de gecertificeerde instelling
stichting Jeugdbescherming Gelderland(de GI)
,
gevestigd te Arnhem,
en
[de pleegouders](de pleegouders),
woonplaats geheim.

1.Onderwerp

Het gaat in deze zaak om de uithuisplaatsing van [de minderjarige] , geboren [in] 2021.

2.Belangrijke informatie

2.1
De moeder heeft het gezag over [de minderjarige] .
2.2
Op 26 september 2021 is [de minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond. Sinds 17 december 2021 staat [de minderjarige] onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd.
2.3
Bij beslissing van 19 april 2023 heeft de kinderrechter een (spoed)machtiging verleend om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg. Deze machtiging is daarna steeds verlengd.
2.4
[de minderjarige] woont sinds 19 april 2023 bij de pleegouders.

3.De beslissing van de kinderrechter

De kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, heeft op 23 oktober 2024 op verzoek van de GI een beslissing genomen.
De kinderrechter heeft beslist dat [de minderjarige] in een pleeggezin moet blijven wonen (de machtiging uithuisplaatsing verlengd) tot 1 mei 2025
.

4.Het hoger beroep

De moeder is het niet eens met de beslissing van de kinderrechter. Zij is in hoger beroep gegaan. Zij vindt dat het hof het verzoek van de GI alsnog moet afwijzen en bepalen dat [de minderjarige] op korte termijn weer bij haar kan gaan wonen.

5.De rechtszaak bij het hof

5.1
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
- het beroepschrift van 23 januari 2025 met bijlage(n);
- het verweerschrift van de GI met bijlage(n);
- een e-mail namens de moeder van 26 februari 2025 met bijlage(n).
5.2
De zitting bij het hof was op 27 februari 2025.
Aanwezig waren:
- de moeder, met haar advocaat;
- twee vertegenwoordigers van de GI;
- de pleegvader van [de minderjarige] .

6.De redenen voor de beslissing

de wet
6.1
De kinderrechter kan de uithuisplaatsing van een kind verlengen (artikel 1:265c lid 2 BW). De kinderrechter kan daarvoor alleen toestemming geven als de uithuisplaatsing nog steeds noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van het kind.
oordeel hof
6.2
Het hof is net als de kinderrechter van oordeel dat [de minderjarige] uit huis geplaatst moet blijven. Het hof neemt - na eigen onderzoek - de overwegingen van de kinderrechter over en maakt die tot de zijne. Het hof voegt daar nog het volgende aan toe.
6.3
Uit het overgelegde verslag van het NIKA-traject blijkt dat de moeder in de omgang met [de minderjarige] een groei heeft doorgemaakt. Zij leert beter aan te sluiten bij de behoefte van [de minderjarige] en herkent zijn signalen beter. Alleen blijft zichtbaar dat [de minderjarige] alert is op zijn omgeving. Sinds één van de pleegouders aanwezig is tijdens de omgang is [de minderjarige] meer ontspannen. Dat heeft een positief effect op het contact tussen de moeder en [de minderjarige] . Verder wordt tijdens de omgangsmomenten gezien dat de moeder na een uur geen concentratie meer heeft en dat zij moeite heeft om structuur te bieden aan [de minderjarige] . [de minderjarige] heeft de regie bij de omgang en behoudt die ook graag, want dat geeft hem een vorm van controle en veiligheid volgens de betrokken behandelaar van NIKA. De GI had graag met de behandelaar van de moeder gesproken over wat die ziet gebeuren tijdens de omgangsmomenten. De moeder heeft de afgelopen twee jaar geen inzicht gegeven in haar persoonlijke hulpverlening bij [naam1] en een gesprek met de moeder en haar behandelaar was dan ook niet mogelijk. Verder was niet duidelijk of de moeder een signaleringsplan heeft. Uit de brief van [naam1] van 24 februari 2025 blijkt dat dit plan er wel is, maar de moeder heeft dit plan niet aan de GI overhandigd. De GI heeft dus een beperkt zicht op het functioneren van de moeder. Daarnaast is bij de moeder sprake van een gebrek aan zelfinzicht, omdat zij niet lijkt in te zien dat haar psychoses veel impact hebben gehad op [de minderjarige] en dat het gedrag dat [de minderjarige] laat zien voortkomt uit hetgeen hij in het verleden in de thuissituatie heeft meegemaakt. Met de moeder is volgens de GI niet te praten over wat er in het verleden is gebeurd. Wanneer moeders psychoses besproken worden, sluit de moeder zich af.
6.4
Niet alleen het beperkte zicht op het functioneren van de moeder, maar ook de aanwezige kindfactoren leiden het hof tot het oordeel dat de uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk blijft voor zijn verzorging en opvoeding. Deze kindfactoren zijn onder meer de verhoogde alertheid van [de minderjarige] wanneer hij in een minder vertrouwde omgeving is en zijn grote behoefte aan duidelijkheid en veiligheid. Hij heeft belang bij voortzetting van zijn positieve ontwikkeling in het pleeggezin waar hij stabiliteit en veiligheid ervaart. Naar het oordeel van het hof kan daarom op dit moment van een terugplaatsing bij de moeder of van een door de moeder gewenste gezinsopname geen sprake zijn. Bovendien kan pas van een eventuele terugplaatsing sprake zijn als tussen de moeder en [de minderjarige] onbegeleid contact mogelijk is dat in duur en frequentie aanzienlijk uitgebreider is dan nu het geval is. In november 2024 is na een incident tijdens de omgang door de GI de begeleide omgang juist ingeperkt van eens per twee weken twee uur naar eens per drie weken een uur. Het hof zal de beschikking van de rechtbank bekrachtigen.
6.5
Verder merkt het hof het volgende op. De GI heeft een perspectiefbesluit genomen en vindt dat er niet meer kan of moet worden gewerkt aan thuisplaatsing van [de minderjarige] bij de moeder. De GI heeft op de mondelinge behandeling verteld dat intern nog niet is gesproken over de gevolgen van het perspectiefbesluit. Het hof benadrukt dat zolang sprake is van een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing, gewerkt moet worden aan thuisplaatsing. Een perspectiefbesluit brengt daarin geen verandering. Als de GI vindt dat het perspectief van [de minderjarige] niet meer bij de moeder ligt, ligt het op de weg van de GI om stappen te zetten richting een gezagsbeëindiging.

7.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 23 oktober 2024.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, H. Phaff en M.H.H.A. Moes en is op 27 maart 2025 uitgesproken door mr. H. Phaff in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.