ECLI:NL:GHARL:2025:1816

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 maart 2025
Publicatiedatum
27 maart 2025
Zaaknummer
200.345.601
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. De moeder, die zonder vaste woon- of verblijfplaats is, heeft in hoger beroep verzocht om de beslissing van de kinderrechter te herzien. De kinderrechter had eerder op 22 mei 2024 een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, die nu door het hof is bekrachtigd. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 maart 2025 was de moeder aanwezig met haar advocaat, terwijl de pleegouders niet verschenen. De GI en de raad voor de kinderbescherming waren ook vertegenwoordigd. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt en dat er stappen worden gezet richting een mogelijke thuisplaatsing van de minderjarige. Echter, omdat de moeder nog geen woning heeft, is de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 26 mei 2025. Het hof heeft benadrukt dat de GI een plan moet opstellen voor de terugkeer van de minderjarige naar de moeder, waarbij ook de rol van de pleegouders in het leven van de minderjarige moet worden meegenomen. Het hof heeft de beslissing van de kinderrechter in stand gehouden, omdat de situatie van de minderjarige nog niet toelaat dat zij bij de moeder kan wonen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.345.601
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 572853
beschikking van 27 maart 2025
in de zaak van
[verzoekster]
zonder vaste woon of verblijf plaats
die bij de kinderrechter optrad als belanghebbende
verzoekster in hoger beroep
hierna: de moeder
advocaat: mr. F.D.W. Siccama
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering
gevestigd in Utrecht
die bij de kinderrechter optrad als verzoekster
belanghebbende in hoger beroep
hierna: de GI
en
[de pleegouders]
die wonen in [woonplaats1]
en bij de kinderrechter optraden als belanghebbenden
belanghebbenden in hoger beroep
hierna: de pleegouders

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1.
Voor het verloop van het geding tot 26 november 2024 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum (verder: de tussenbeschikking). Daarin heeft het hof de behandeling van de zaak aangehouden en partijen uitgenodigd voor een nieuwe mondelinge behandeling om met partijen te bespreken (Tussenbeschikking onder 3.5):
  • de woonsituatie van de moeder;
  • het verloop van de procedure over het verzoek van de moeder tot vervanging van de GI;
  • of de uithuisplaatsing voortgezet dient te worden en
  • (de uitvoering van) het plan van de GI gelet op de wens van [de minderjarige] om weer bij de moeder te wonen en het feit dat zij eind volgend jaar 18 jaar wordt.
Het hof heeft de moeder en de GI gevraagd zich uiterlijk twee weken voor de voortgezette mondelinge behandeling schriftelijk uit te laten over de stand van zaken.
1.2.
Het hof heeft daarna een bericht van de moeder ontvangen van 26 februari 2025 met productie.
1.3.
De zitting bij het hof is op 3 maart 2025 voortgezet. Aanwezig waren:
  • de moeder met mr. M. Kuipers, als waarnemer van mr. Siccama,
  • twee zittingsvertegenwoordigers van de GI, en
  • een zittingsvertegenwoordigster van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) als adviseur van het hof.
Hoewel behoorlijk opgeroepen waren de pleegouders niet aanwezig.

2.Het oordeel van het hof

2.1.
De GI of de raad kunnen de rechter verzoeken aan de GI een machtiging te geven de kinderen uit huis te plaatsen. De rechter kan die machtiging geven als dat noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de kinderen of voor onderzoek van de kinderen [1] . De rechter kan die machtiging ook verlengen als de GI of de raad dat verzoeken [2] .
2.2.
De machtiging voor de uithuisplaatsing van [de minderjarige] is in de bestreden beschikking verlengd en loopt tot 26 mei 2025.
2.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft mr. Kuipers het hof verzocht om de behandeling van de zaak opnieuw aan te houden en wel totdat de moeder over een woning beschikt. Het hof is echter van mening dat er voldoende informatie is om nu te beslissen en zal de zaak daarom niet opnieuw aanhouden.
2.4.
Het hof vindt dat de machtiging terecht is verlengd, omdat [de minderjarige] nog niet thuis kan wonen. De beslissing van de kinderrechter zal dan ook in stand blijven (worden bekrachtigd). Het hof legt dat hieronder uit.
2.5.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben alle betrokkenen gezegd dat er kan worden toegewerkt naar thuisplaatsing van [de minderjarige] bij de moeder. De moeder heeft een positieve ontwikkeling doorgemaakt en [de minderjarige] heeft laten weten dat zij graag weer bij de moeder wil wonen. Op dit moment heeft de moeder echter nog geen woning, zodat van thuisplaatsing nog geen sprake kan zijn. Wel is gebleken dat er inmiddels een belangrijke stap is gezet om thuisplaatsing op korte termijn mogelijk te maken. Zo heeft de moeder een urgentieverklaring (met voorwaarden) van de gemeente Hilversum gekregen voor het verkrijgen van een woning en krijgt zij naar verwachting binnen drie maanden een woning toegewezen.
2.6.
Zoals het hof in de tussenbeschikking al heeft geoordeeld is het van belang dat de GI een plan opstelt over hoe de verdere looptijd van de ondertoezichtstelling zal worden benut. In dat plan dient aandacht te worden besteed aan de vraag hoe een terugkeer van [de minderjarige] naar de moeder vorm kan worden gegeven. Ook dient daarin aandacht te zijn voor de belangrijke plek die het gezin van de pleegouders in haar leven inneemt en kan blijven innemen als [de minderjarige] weer bij de moeder gaat wonen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI laten weten dat zij daar ondanks de dringende aansporing van het hof in de tussenbeschikking nog geen stappen in heeft gezet. De GI heeft zich verontschuldigd voor de uitgebleven inzet van haar kant en toegezegd nu voortvarend een plan te zullen maken voor de terugkeer van [de minderjarige] naar de moeder. Van groot belang is dat de GI er voor zorgt dat het voor een terugkeer van [de minderjarige] bij de moeder benodigde plan er nu zonder verdere vertraging komt. Daarvoor hoeft niet gewacht te worden totdat aan de moeder een woning is toegewezen.

3.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 22 mei 2024 over de machtiging tot uithuisplaatsing.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K. Mans, J.B. de Groot en K.A.M. van Os-ten Have, bijgestaan door mr. M.A. Mertens als griffier en is in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2025.

Voetnoten

1.artikel 1:265b lid 1 BW.
2.artikel 1:265c lid 2 BW.