In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de zorgregeling voor vier minderjarige kinderen van de vader en de moeder. De vader, vertegenwoordigd door mr. S. Kandemir, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Gelderland van 28 mei 2024, waarin de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder werd vastgesteld. De moeder, vertegenwoordigd door mr. K.W.A. Wools, heeft verweer gevoerd en verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Het hof heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het gezag over de kinderen uitoefenen en dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder het meest in hun belang is. De rechtbank had eerder bepaald dat de kinderen in een voorlopige zorgregeling bij de vader en de moeder verbleven, maar het hof heeft deze regeling bekrachtigd, met enkele wijzigingen in de vakantieregeling. De vader heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem vast te stellen, maar het hof heeft geoordeeld dat de huidige regeling, waarbij de kinderen voornamelijk bij de moeder verblijven, in hun belang is.
De uitspraak benadrukt het belang van stabiliteit en continuïteit in het leven van de kinderen, vooral gezien hun jonge leeftijd. Het hof heeft ook de zorgregeling voor de vakanties aangepast, waarbij de kinderen in de zomervakantie en andere vakanties een verdeling hebben tussen beide ouders. De vader is verantwoordelijk voor het halen en brengen van de kinderen, gezien de omstandigheden van de moeder. De kosten van het geding in hoger beroep zijn gecompenseerd, wat betekent dat beide ouders hun eigen kosten betalen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.