ECLI:NL:GHARL:2025:18

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 januari 2025
Publicatiedatum
7 januari 2025
Zaaknummer
200.335.168
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag over kinderen en toewijzing eenhoofdig gezag aan de moeder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over het gezamenlijk gezag van ouders over hun kinderen. De moeder had verzocht om het gezamenlijk gezag te beëindigen en haar te belasten met het eenhoofdig gezag. Het hof heeft in zijn beslissing de eerdere beschikking van de rechtbank Midden-Nederland vernietigd. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. M.C. Rosier, stelde dat de kinderen ernstig beschadigd zijn door de huidige situatie en dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat zij klem of verloren raken tussen de ouders. De vader, die niet aanwezig was bij de mondelinge behandeling, had geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de moeder.

De bijzonder curator, die was aangesteld om de belangen van de kinderen te behartigen, heeft in haar rapportage bevestigd dat de kinderen getraumatiseerd zijn en dat de huidige omgangsregeling met de vader schadelijk is. Het hof heeft de bevindingen van de bijzonder curator gevolgd en geconcludeerd dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk is om het gezamenlijk gezag te beëindigen. Het hof heeft daarbij overwogen dat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord is en dat de vader geen hulpverlening accepteert, wat de situatie voor de kinderen verder compliceert.

De beslissing van het hof houdt in dat het gezamenlijk gezag over de kinderen [de minderjarige1], [de minderjarige2] en [de minderjarige3] wordt beëindigd en dat het gezag voortaan toekomt aan de moeder. De bijzondere curator is ontslagen van haar taak, en de proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Het hof heeft benadrukt dat het belang van de kinderen voorop staat en dat er snel duidelijkheid moet komen over hun gezagssituatie.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.335.168
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 556214)
beschikking van 7 januari 2025
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.C. Rosier,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
voormalig advocaat: mr. A.P. van Stralen (onttrokken),
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd te Amersfoort,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de bijzondere curator],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
in hoedanigheid van bijzonder curator van de kinderen,
verder te noemen: de bijzonder curator.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 4 juni 2024 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
In die beschikking heeft het hof [de bijzondere curator] tot bijzonder curator benoemd. Het hof heeft de bijzonder curator met name verzocht:
te onderzoeken hoe het met de kinderen gaat en wat de gevolgen voor hen zijn van de slechte communicatie tussen de ouders;
te onderzoeken in hoeverre eventuele negatieve gevolgen samenhangen met het gezamenlijk gezag of deze met het beëindigen van het gezamenlijk gezag kunnen worden weggenomen;
te onderzoeken hoe de kinderen aankijken tegen het (huidige) contact met hun vader en
vanuit het belang van de kinderen te adviseren over het gezamenlijk gezag, het contact met de vader (zorg-/omgangsregeling) en (de verlenging van) de ondertoezichtstelling.
1.3
Het verdere verloop blijkt uit:
  • een rapport (verslag) van de bijzonder curator, ingekomen op 10 oktober 2024;
  • een journaalbericht van mr. Rosier van 23 oktober 2024;
  • een bericht van de bijzonder curator van 12 december 2024 met bijlagen, en
  • een bericht van mr. Rosier van 16 december 2024 met bijlage.
1.4
Het hof heeft de ouders in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verslag van de bijzonder curator en zich uit te laten over de wijze waarop de procedure moet worden voortgezet/afgedaan. Dit heeft de moeder bij journaalbericht van 23 oktober 2024 gedaan. De vader heeft geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. Mede gelet op het ingrijpende karakter van een gezagsbeëindiging en het ontbreken van een reactie van de vader heeft het hof vervolgens besloten om een datum te bepalen waarop de mondelinge behandeling wordt voortgezet.
Op 4 november 2024 heeft het hof per mail twee data waarop de voortgezette mondelinge behandeling kon plaatsvinden voorgelegd aan mrs. Rosier en van Stralen en hen verzocht voor 7 november 2024 te laten weten welke datum hun voorkeur heeft. Hierop heeft mr. Rosier nog dezelfde dag laten weten verhinderd te zijn op de twee voorgestelde data. Naar aanleiding van dat bericht heeft het hof een nieuwe datum voorgesteld: 18 december 2024.
Op 8 november 2024, dus na de daarvoor gestelde termijn, heeft mr. van Stralen – zonder nadere toelichting – verhinderdata overgelegd voor de maanden december 2024 tot en met maart 2025, waarbij 18 december 2024 als verhinderdatum was aangemerkt. Bij brief van 12 november 2024 zijn de moeder, de vader, de GI en de bijzonder curator opgeroepen voor de voortzetting van de mondelinge behandeling op 18 december 2024.
Op 14 november 2024 heeft mr. van Stralen – onder verwijzing naar zijn op 8 november 2024 toegezonden verhinderdata – laten weten dat hij op 18 december 2024 verhinderd is en het hof, onder overlegging van nieuwe verhinderdata, verzocht een nieuwe zittingsdatum te plannen. Mr. Rosier heeft het hof bij bericht van 14 november 2024 verzocht om voorbij te gaan aan het verzoek van mr. van Stralen vanwege het belang dat snel duidelijkheid zou komen over het gezag over de kinderen, mr. van Stralen de gelegenheid had te reageren op de mail van het hof van 4 november 2024 en hij indien nodig vervanging kon regelen. Bij brief van 14 november 2024 heeft het hof mr. van Stralen laten weten dat zijn verzoek om een andere zittingsdatum gelet op de aard van de zaak, de stand waarin de procedure zich bevindt en de belangen die gemoeid zijn bij het bewaken van de spoedige voortgang wordt afgewezen, en dat de mondelinge behandeling dan ook doorgaat zoals gepland, waarbij zo nodig voor vervanging kan worden zorggedragen.
1.5
Mr. van Stralen heeft zich bij journaalbericht van 13 december 2024 onttrokken. Nadien is geen verzoek van de vader ontvangen om hem in de gelegenheid te stellen een nieuwe advocaat te zoeken en hem daarvoor al dan niet een nadere termijn te geven.
1.6
Op 18 december 2024 is de mondelinge behandeling voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • twee vertegenwoordigers van de GI;
  • de bijzonder curator en
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).
Hoewel – zie hiervoor onder 1.4 – behoorlijk opgeroepen was de vader niet aanwezig bij de voortgezette mondelinge behandeling.

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof moet beslissen over het verzoek van de moeder om
primairhet gezamenlijk gezag over de kinderen te beëindigen en haar te belasten met het eenhoofdig gezag over de kinderen, dan wel
subsidiairom het gezamenlijk gezag van de ouders over [de minderjarige1] te beëindigen en haar te belasten met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige1] .
2.2
Het hof blijft bij zijn overwegingen en beslissingen in de (tussen)beschikking van 4 juni 2024, voor zover het hof hierna niet anders overweegt of beslist.
2.3
Uit het verslag van de bijzonder curator blijkt dat de verhalen en belevingen van de ouders tegenstrijdig zijn en haaks op elkaar staan. De bijzonder curator merkt op dat het niet aan haar is om de ‘waarheid’ te achterhalen, maar dat de beleving van de kinderen leidend is en zij in haar advies centraal staan.
De bijzonder curator laat weten dat de kinderen behoorlijk getraumatiseerd zijn door de huidige situatie en dat zij rust en tijd moeten krijgen voor hun onbevangen, eigen ontwikkeling. Gezien de telkens opnieuw uitgesproken angsten – ook bevestigd door derden – en de wekelijks terugkerende aversie waar de kinderen nu mee te maken hebben, adviseert de bijzonder curator om de huidige omgangsregeling tussen de kinderen en vader met onmiddellijke ingang te schorsen. Mocht er al omgang zijn, dan zou deze de vorm van begeleide omgang tussen vader en de kinderen kunnen hebben.
Daarnaast adviseert de bijzonder curator om het gezag van de vader te beëindigen. Als de kinderen geen omgang meer hebben met de vader en het ouderlijk gezag gehandhaafd blijft, zal bijvoorbeeld de – door de kinderen zo verfoeide – controle en indirecte communicatie middels de schoolcomputersystemen blijven. Ook kan de vader telkens opnieuw een remmende of dreigend remmende rol spelen bij zaken als schoolkeuze en vakanties. Daarmee zal het beeld van vader alleen maar in negatieve zin bevestigd worden.
Omdat de kinderen ingrijpend zijn beschadigd is goede hulpverlening en begeleiding voor hen nodig, zodat de ondertoezichtstelling moet worden verlengd. Juist in deze situatie is monitoring door de GI van groot belang. De GI kan – eventueel in overleg met school – zorgdragen voor goede hulp aan de kinderen, aldus de bijzonder curator.
2.4
De moeder merkt in haar reactie op het rapport van de bijzonder curator op dat zij zich daar volledig in kan vinden. Naar aanleiding van dat rapport heeft de GI in een spoedverzoek bij de rechtbank schorsing van de zorgregeling verzocht, aldus de moeder.
2.5
Bij beschikking van 17 oktober 2024 heeft de rechtbank de vader het recht op omgang met [de minderjarige2] en [de minderjarige3] ontzegd. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
het ouderlijk gezag
2.6
Ingevolge artikel 1:251a van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed op verzoek van de ouders of van een van hen bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
2.7
Het hof is van oordeel dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven. [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] zitten inmiddels klem tussen de (sterk uiteenlopende opvattingen van de) ouders (grond a.) én het wijzigen van het gezag over de kinderen is ook anderszins in hun belang noodzakelijk (grond b.). Daarom zal het hof het verzoek van de moeder om het gezamenlijk gezag over de kinderen te beëindigen en haar te belasten met het eenhoofdig gezag over de kinderen alsnog toewijzen. Het hof overweegt daartoe als volgt.
2.8
Het geschil tussen de ouders spitst zich vooral toe op de vraag wie de waarheid vertelt: de moeder (dat er – kort gezegd – sprake is en was van intieme terreur door de vader, waardoor de kinderen zijn beschadigd) of de vader (dat er – kort gezegd – sprake is van een ernstig geval van ouderverstoting). Het hof stelt voorop dat de te verrichten beoordeling niet ziet op (absolute) waarheidsvinding over wat er is voorgevallen in het verleden, maar dat aan de hand van zoveel mogelijk objectiveerbare feiten en omstandigheden een inschatting zal moeten worden gemaakt van wat nu en in de toekomst in het belang van de kinderen is. Een belangrijke bron van informatie daarbij is het rapport van de bijzonder curator, zoals toegelicht ter zitting. Dit rapport is gebaseerd op een betrekkelijk uitgebreid onderzoek waarbij de bijzonder curator met de betrokkenen (in het bijzonder met de kinderen) meerdere keren heeft gesproken op weloverdachte momenten en locaties. Uit het rapport van de bijzonder curator komt duidelijk naar voren dat de kinderen ernstig beschadigd zijn, dat het van belang is dat zij nu eerst de rust en de tijd krijgen om toe te komen aan hun eigen ontwikkeling en dat zij de daarvoor benodigde hulpverlening krijgen. Daaraan staat het gezamenlijk gezag in de weg. Ook de bijzonder curator heeft zich voor de vraag gesteld gezien wat waar is, en op basis van haar bevindingen uiteindelijk met overtuiging de conclusie getrokken dat er geen reden is om te twijfelen aan de waarachtigheid van wat de kinderen tegenover haar hebben verklaard.
Voor het hof is voldoende duidelijk dat de kinderen, zoals zij zelf ook aangeven, zich niet veilig voelen bij de vader en dat hij via zijn positie van ouder-met-gezag controle probeert uit te oefenen op hen en de moeder, met de genoemde gevoelens van onveiligheid en trauma tot gevolg. Zo mochten [de minderjarige2] en [de minderjarige3] als ze bij de vader waren van hem geen contact met de moeder hebben, ook niet toen de kinderen gedurende de zomervakantie drie weken aaneengesloten bij hem waren. De bijzonder curator heeft tijdens de mondelinge behandeling laten weten dat zij bij een bezoek aan [de minderjarige2] en [de minderjarige3] tijdens de vakantieperiode bij de vader thuis heeft vastgesteld dat hun bedden vies en hun haren onverzorgd waren en – naar zeggen van de meisjes – al weken in dezelfde vlecht zaten die de moeder daar voor de vakantie in had gemaakt. Uit het dossier is voorts gebleken dat de vader de moeder op momenten binnen korte tijd overspoelt met mails waarin hij zich dwingend opstelt. In dat licht volgt het hof de waarneming van de bijzonder curator dat de zorgen over de kinderen niet zullen verminderen als de huidige situatie voortduurt.
2.9
Er is lang, en naar nu blijkt: te lang, ingezet op verbetering van de communicatie tussen de ouders en op voortgezet contact tussen de kinderen en de vader. Het moment is aangebroken om – in het belang van de kinderen – een andere weg in te slaan en voortvarend in te zetten op passende hulpverlening voor de kinderen. De GI en de bijzonder curator hebben op de mondelinge behandeling verteld dat de vader een ander beeld heeft en tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI in dat kader benadrukt dat het haar tot op heden dan ook niet gelukt is om de vader te bewegen om hulpverlening te accepteren. De GI verwacht ook niet dat een schriftelijke aanwijzing de vader op een ander spoor kan zetten.
Het belang van de kinderen kan verder uitstel van belangrijke beslissingen niet velen en door het eenhoofdig gezag bij de moeder te beleggen kan de noodzakelijke voortvarendheid worden betracht.
informatieverstrekking
2.1
In aanvulling op het voorgaande merkt het hof het volgende op. Het hof is zich ervan bewust dat – nu het gezag van de vader wordt beëindigd en de vader ook geen omgang met de kinderen heeft – het risico bestaat dat de vader uit het leven van de kinderen zal verdwijnen. Hoewel het op dit moment niet mogelijk lijkt voor de vader om op een voor de kinderen veilige manier contact te hebben, vindt het hof het in het belang van de kinderen én de vader dat hij in de toekomst weer een rol in het leven van de kinderen kan krijgen. Daarvoor is noodzakelijk dat de vader onder begeleiding van professionele hulpverlening met zichzelf aan de slag gaat, maar ook dat hij weet wat er in het leven van de kinderen speelt zodat hij – mocht het moment van contactherstel daar zijn – zo goed mogelijk bij hen kan aansluiten.
Het hof vindt het daarom van belang dat de vader in de tussentijd op de hoogte blijft van het leven en de ontwikkeling van de kinderen. Tijdens de mondelinge behandeling is besproken dat de moeder bereid is elke drie maanden via de advocaat of de GI feitelijke en brede informatie over de kinderen én een foto van de kinderen op een neutrale plek aan de vader te sturen.
Een beslissing daarover kan het hof niet nemen omdat een verzoek van deze strekking ontbreekt.
bijzonder curator
2.11
Omdat de taak van de bijzonder curator is afgerond, zal het hof de bijzonder curator ontslaan.
proceskosten
2.12
Het hof zal de proceskosten compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Het verzoek van de vader om de moeder te veroordelen in de proceskosten wordt afgewezen.

3.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 11 augustus 2023, en opnieuw beschikkende:
beëindigt het gezamenlijk gezag van de ouders over [de minderjarige1] , geboren [in] 2011, [de minderjarige2] , geboren [in] 2014, en [de minderjarige3] , geboren [in] 2016, en bepaalt dat het gezag voortaan toekomt aan de moeder;
ontslaat met ingang van heden [de bijzondere curator] voornoemd als bijzondere curator in deze procedure;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.B. de Goot, M.L. van der Bel en K. Mans, bijgestaan door mr. M.A. Mertens als griffier, en is op 7 januari 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.