ECLI:NL:GHARL:2025:1759

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
200.348.578
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing van kort gedingprocedure naar gerechtshof Den Haag en voeging met bodemprocedure

In deze zaak heeft de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland, dat op 22 oktober 2024 is uitgesproken. Dit vonnis betrof een kort geding waarin TGK Logistics B.V. en Kruidenier Fresh Food and Drinks B.V. (hierna: TGK en Kruidenier) vorderingen hadden ingesteld tegen FNV met betrekking tot de naleving van de cao Beroepsgoederenvervoer over de weg. De kantonrechter in Rotterdam had op 24 mei 2024 geoordeeld dat TGK en Kruidenier verplicht waren om aan hun werknemers (na)betalingen te doen op basis van de cao. TGK en Kruidenier hebben tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof Den Haag en hebben daarnaast een executiegeschil gestart bij de rechtbank Midden-Nederland, waar de voorzieningenrechter op 22 oktober 2024 uitspraak deed.

In het hoger beroep heeft FNV een spoedappel ingesteld tegen het vonnis van de voorzieningenrechter. TGK en Kruidenier hebben in het incident gevorderd om de zaak te verwijzen naar het gerechtshof Den Haag en te voegen met de bodemprocedure die daar aanhangig is. Het hof heeft de vordering tot verwijzing toegewezen, omdat het doelmatig is dat beide procedures door dezelfde rechter worden behandeld. De beslissing over de proceskosten is aangehouden tot het eindarrest in kort geding.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.348.578
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht 580373
arrest in het incident van 25 maart 2025
in de zaak van
Federatie Nederlandse Vakbeweging
die is gevestigd in Utrecht
die hoger beroep heeft ingesteld en verweerster is in het incident
en bij de rechtbank optrad als gedaagde partij
hierna: FNV
advocaat: mr. J.H. Mastenbroek
tegen
1.TGK Logistics B.V.
die is gevestigd in Rotterdam
hierna: TGK
2. Kruidenier Fresh Food and Drinks B.V.
die is gevestigd in Rotterdam
hierna: Kruidenier
die het incident hebben ingesteld
en bij de rechtbank optraden als eisende partijen
advocaat: mr. L. Bijl

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
FNV heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, op 22 oktober 2024 tussen partijen heeft uitgesproken. Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
  • de spoedappel dagvaarding tevens houdende grieven
  • de incidentele vordering tot verwijzing en voeging tevens memorie van antwoord
  • de conclusie van antwoord in het incident.
1.2.
Vervolgens hebben TGK en Kruidenier de stukken voor het wijzen van arrest in het incident aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

2.De kern van de zaak

2.1.
Tussen TGK en Kruidenier en FNV bestaat een geschil over het naleven door TGK en Kruidenier van de cao Beroepsgoederenvervoer over de weg en verhuur van mobiele kranen (hierna: de cao) en de verplichting van TGK en Kruidenier op grond van de cao (na)betalingen te doen aan hun werknemers. De kantonrechter in de rechtbank Rotterdam heeft in dit geschil op 24 mei 2024 uitspraak gedaan. TGK en Kruidenier zijn tegen dit vonnis in hoger beroep gegaan bij het gerechtshof Den Haag. Daarnaast hebben zij een executiegeschil gestart bij de rechtbank Midden-Nederland, waarin de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland op 22 oktober 2024 uitspraak heeft gedaan en waarop dit hoger beroep betrekking heeft. In dit incident willen TGK en Kruidenier bereiken dat deze (kort geding)procedure wordt verwezen naar gerechtshof Den Haag en wordt gevoegd met de bij dat hof aanhangige (bodem)procedure.
2.2.
Het hof zal deze vordering tot verwijzing toewijzen en licht hierna toe hoe het tot dit oordeel komt.

3.De motivering van de beslissing in het incident

3.1.
FNV is over het hiervoor onder 2.1 beschreven geschil met TGK en Kruidenier een procedure gestart bij de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam (hierna: de bodemzaak). In zijn vonnis van 24 mei 2024 heeft de kantonrechter TGK en Kruidenier, kort gezegd en onder meer, veroordeeld de cao na te leven, berekeningen af te geven van de aan hun werknemers toekomende (loon)aanspraken en de werknemers (na) te betalen op basis van deze berekeningen. Dit alles op straffe van verbeurte van een dwangsom en uitvoerbaar bij voorraad.
3.2.
TGK en Kruidenier hebben in de bodemzaak hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Deze zaak is daar bekend onder nummer 200.346.943/01 en stond voor memorie van antwoord aan de zijde van FNV op 18 februari 2025.
3.3.
TGK en Kruidenier zijn bij de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland een procedure in kort geding gestart tegen FNV met als doel de tenuitvoerlegging van het vonnis van 24 mei 2024 te schorsen (hierna: het kort geding). In zijn vonnis van 22 oktober 2024 heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van TGK en Kruidenier grotendeels toegewezen en de veroordelingen tot het naleven van de cao, het opstellen van de berekeningen en het (na)betalen van de werknemers geschorst totdat einduitspraak is gedaan in het hoger beroep in de bodemzaak.
3.4.
FNV is het niet eens met de beslissing van de voorzieningenrechter en heeft bij dit hof spoedappel ingesteld tegen het vonnis van 22 oktober 2024. Het betreft de onderhavige zaak met nummer 200.348.578. Het hof heeft de zaak niet voldoende spoedeisend geacht om als spoedappel te behandelen zodat in het hoger beroep de gewone voor kort geding geldende termijnen worden gehanteerd.
3.5.
Voorafgaand aan het nemen van hun memorie van antwoord op 14 januari 2025 hebben TGK en Kruidenier in het incident gevorderd het hoger beroep van het kort geding te verwijzen naar gerechtshof Den Haag en te voegen met het bij dat hof aanhangige hoger beroep in de bodemzaak.
3.6.
De vordering tot verwijzing en voeging moet worden beoordeeld aan de hand van de artikelen 220 en 222 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) die op grond van artikel 353 Rv ook in hoger beroep van toepassing zijn.
Artikel 220 Rv bepaalt dat in zaken die al eerder bij een andere gewone rechter van gelijke rang aanhangig zijn gemaakt tussen dezelfde partijen over hetzelfde onderwerp, of in geval de zaak verknocht is aan een zaak die al bij een andere gewone rechter van gelijke rang aanhangig is, verwijzing naar die andere rechter kan worden gevorderd.
Artikel 222 Rv bepaalt dat voeging van zaken kan worden gevorderd wanneer voor dezelfde rechter tussen dezelfde partijen en over hetzelfde onderwerp tegelijk zaken aanhangig zijn of wanneer voor dezelfde rechter verknochte zaken aanhangig zijn.
3.7.
Aangezien geen sprake is van de situatie dat voor dit hof tussen dezelfde partijen en over hetzelfde onderwerp tegelijk zaken aanhangig zijn, kan bij dit hof geen voeging van het executiegeschil met de bodemprocedure bij het gerechtshof Den Haag gevorderd worden. In zoverre wordt de vordering daarom afgewezen. Het hof zal hierna alleen nog ingaan op de vordering tot verwijzing.
3.8.
Verwijzing kan worden gevorderd als twee of meer zaken tussen dezelfde partijen hetzelfde onderwerp betreffen of als zaken, al dan niet tussen dezelfde partijen, met elkaar samenhangen. Er is grond voor verwijzing als redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling van de verschillende procedures rechtvaardigen. TGK en Kruidenier beogen met het kort geding dat in hoger beroep aan het hof voorligt te voorkomen dat het vonnis in de bodemzaak hangende het hoger beroep bij het gerechtshof Den Haag kan worden geëxecuteerd. Het hof gaat ervan uit dat ook in de procedure bij het gerechtshof Den Haag de memorie van antwoord is genomen dan wel op korte termijn zal worden genomen door FNV en dat beide zaken zich daarom in (nagenoeg) dezelfde fase van de procedure bevinden. Indien de memorie van antwoord in de bodemprocedure nog niet is genomen, ligt dat in het domein van FNV. Het verweer van FNV dat de procedure bij het gerechtshof Den Haag achterloopt en de kort geding procedure bij dit hof aanzienlijk verder gevorderd is waardoor verwijzing zal leiden tot vertraging wordt daarom verworpen. Er is verder ook niet gebleken van een dusdanige spoedeisendheid van het executiegeschil dat die aan verwijzing in de weg staat.
3.9.
Het hof acht het doelmatig dat een gezamenlijke behandeling en beslissing van de twee procedures door één en dezelfde rechter plaatsvindt. Aangezien de bodemprocedure aanhangig is bij het gerechtshof Den Haag, zal het hof het executiegeschil verwijzen naar die instantie.
3.10.
Het voorgaande brengt mee dat de incidentele vordering tot verwijzing wordt toegewezen. De beslissing over de kosten van het incident zal worden aangehouden tot aan het eindarrest in kort geding.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident
4.1.
verwijst de zaak in de stand waarin zij zich bevindt naar het gerechtshof Den Haag;
4.2.
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot hierover bij eindarrest zal worden beslist.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.L. Wattel, C.M.E. Lagarde en M. Schoemaker, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
25 maart 2025.