ECLI:NL:GHARL:2025:1705

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
21-000581-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het meermalen plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige, inclusief seksueel binnendringen

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor het meermalen plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt. De verdachte, geboren in 1984, heeft gedurende een periode van meerdere jaren ontuchtige handelingen gepleegd, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, dat in 2002 is geboren. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van 36 maanden opgelegd, waarvan 24 maanden voorwaardelijk, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en een gevangenisstraf van 36 maanden opgelegd, waarvan 18 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van het slachtoffer in 2020, waarna een uitgebreid onderzoek volgde. Het hof heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar en gedetailleerd beoordeeld en heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is voor de ontuchtige handelingen. De verdachte ontkende de herhaaldelijke aard van het misbruik, maar het hof oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer en getuigen voldoende steun bieden voor de bewezenverklaring. De vordering van de benadeelde partij is ook toegewezen, waarbij een schadevergoeding van € 13.084,63 is vastgesteld, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000581-23
Uitspraak d.d.: 25 maart 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 25 januari 2023 met parketnummer 16-052791-22 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 11 maart 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de advocaat-generaal,
en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. O. Bolluijt, alsmede van hetgeen door de benadeelde partij [benadeelde] en haar raadsvrouw, mr. P. van der Geest, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij voornoemd vonnis verdachte veroordeeld ter zake van hetgeen hem is tenlastegelegd tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 24 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Verder heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] volledig toegewezen, te weten tot een bedrag van
€ 13.084,63, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schedevergoedingsmaatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2016 te [plaats] , gemeente [gemeente] , in elk geval in Nederland, met [benadeelde] , geboren op [geboortedatum 1] 2002, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] , immers heeft hij, verdachte, meermalen althans eenmaal:
 zijn vinger(s) in de vagina van die [benadeelde] geduwd/gebracht en/of op en neer bewogen en/of gehouden, en/of
 zijn tong in de vagina van die [benadeelde] geduwd/gebracht en/of op en neer bewogen en/of gehouden, en/of
 zijn penis in de vagina van die [benadeelde] geduwd/gebracht en/of op en neer bewogen en/of gehouden, en/of
 zijn penis in de mond van die [benadeelde] geduwd/gebracht en/of laten nemen en/of op en neer bewogen en/of gehouden, en/of
 zich laten aftrekken door die [benadeelde] , en/of
 zich afgetrokken in de aanwezigheid van die [benadeelde] , en/of
 een (tong)zoen aan die [benadeelde] gegeven, en/of
 de borsten, billen, vagina, schaamstreek, benen, buik en/of rug, althans het lichaam, van die [benadeelde] betast.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

De bewijsmiddelen

Het hof bezigt met betrekking tot hetgeen wordt bewezenverklaard de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 3 januari 2020, opgenomen op p. 22 e.v. van het dossier van Politie Midden-Nederland met zaaknummer 2019255399, inhoudende als verklaring van aangeefster [benadeelde] :
Geboren: [geboortedatum 1] 2002
V: Tegen wie wil je aangifte doen?
A: Tegen [verdachte] .
V: Wanneer heeft de eerste seksuele handeling of handelingen plaatsgevonden en wanneer de laatste keer?
A: Op mijn 13de begon het, tot ergens in mijn 14de. Het heeft een jaar geduurd. Toen ik 13 was, is het echt begonnen. Vingeren, orale seks en seks.
V: Waar hebben de feiten plaatsgevonden?
A: In hun oude huis, in [plaats] . Daarna in hun nieuwe huis, ook in [plaats] . Ook een keer in de auto. Op een avond zaten [verdachte] en ik naar een film te kijken, ‘Fast and Furious’.Ik viel een beetje in slaap. Toen heeft hij mij aangeraakt rond mijn vagina, in mijn broekje en in mijn vagina met zijn handen. Hij zette mij op het aanrecht. Hij ging daar door met vingeren.
V: Is dat de eerste keer geweest dat er iets is gebeurd tussen jou en [verdachte] ?
A: Ja, ik was toen 13.
V: Wat is er nog meer gebeurd tussen jou en [verdachte] ?
A: Dat bankverhaal gebeurde wel vaker. Wij keken dan eerst naar een film en verhuisden dan naar de keuken. Het is toen ook gekomen tot seks. De eerste keer seks was op mijn logeerbed daar. Hij begon eerst met vingeren. Hij zei dat hij zijn piemel in mijn vagina had gedaan.We hadden seks.
V: Hoe vaak is hij klaar gekomen in al die tijd?
A: Een keer of 8. We hebben al de ‘Fast and Furious’ films gezien en volgens mij waren dat 7 delen. We hebben tijdens alle delen seks gehad. Hij kwam ook wel 's morgens bij mij in bed liggen. Hij raakte mij dan eerst aan bij mijn borsten en mijn billen. Ook wel vingeren maar heel snel seks. Ik bedoel met seks dat hij zijn piemel in mijn vagina deed.
V: Welke seksuele handelingen zijn er nog meer gebeurd tussen jou en [verdachte] ?
A: Dat ik aan het douchen was en dat hij bij mij onder de douche kwam staan. Hij zat dan aan mijn borsten, billen en vagina. Hij trok zich dan ook op mij af. [verdachte] vroeg mij ook weleens of ik hem wilde aftrekken. Dat deed ik ook. Hij heeft mij weleens gebeft. Dan deed hij zijn mond tegen mijn vagina. Meestal ging dat dan over in seks. Ik heb [verdachte] ook weleens gepijpt. Dat ging dan uiteindelijk ook over in seks.
V: Welke seksuele handelingen gebeurden op de bank?
A: Alleen vingeren.
V: Heb je zelf nog iets toe te voegen?
A: We hebben het nog niet over die auto gehad. Hij zat aan mijn vagina. Hij ging met zijn vinger in mijn vagina. Dat vingeren is tijdens het rijden gebeurd en ook toen we ergens stopten. We hebben ook een keer seks gehad toen ik ongesteld was. Er was bloed op het bed gekomen. [verdachte] wilde mij altijd zoenen. Het is wel gebeurd, tongzoenen. Hij deed dat opdringerig. Het is elke keer gebeurd als we seks hadden of als we vingerden of zo.
2. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van
11 januari 2023 en opgenomen in het proces-verbaal van die zitting, onder meer inhoudende:
De band met [benadeelde](het hof begrijpt: aangeefster [benadeelde] )
werd met de tijd steeds inniger. Als zij bij ons op bezoek kwam, stoeiden en kietelden wij elkaar veel. Het ging steeds verder. Zij kwam soms bij mij op schoot zitten. Ook lag zij weleens op de bank dicht tegen mij aan. Ik heb de films ‘Fast and Furious' samen met [benadeelde] bij mij thuis gekeken. Zij lag dan bij mij op schoot. Ik heb seks gehad met [benadeelde] . Dat was in 2015, dus toen was ze dertien. Ik ben toen met mijn penis in haar vagina binnengedrongen. Ik heb toen ook haar borsten en billen aangeraakt. Zij was niet ongesteld toen wij seks hadden. Ik weet niet hoe het zit met die bloedvlek op het bed.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige, (afgenomen op 21 januari 2021) d.d. 20 januari 2022, opgenomen op p. 37 e.v. van het dossier van Politie Midden-Nederland met zaaknummer 2019255399, inhoudende als verklaring van getuige [getuige 1] :
Geboortedatum: [geboortedatum 2] 2002
V: Hoe lang hebben jullie al een relatie?
A: Al best lang. Het is gaan spelen in de periode waar deze zaak over gaat, in de periode van het misbruik. We hebben al een jaar of zes een relatie. Toen ze (het hof begrijpt: aangeefster [benadeelde]
) het voor het eerst vertelde hadden we nog geen officiële relatie. Toen waren we net 13 ongeveer.
V: Wat heb jij van het misbruik meegekregen?
A: Voor het eerst dat ik het zelf hoorde was ik op vakantie in Engeland. In de zomer toen ik 13 was heeft ze mij verteld over een avond die toen plaats heeft gevonden. Dat was het eerste moment dat aan het licht kwam dat het gebeurde.
V: Weet je nog of er vaker iets is gebeurd?
A: Ja dat weet ik wel. Het is niet bij die ene keer gebleven. Het heeft een lange periode plaatsgevonden. [benadeelde] haar vader is ziek geworden. Ze ging dan naar [verdachte](het hof begrijpt: verdachte)
en [zijn vrouw](het hof begrijpt: getuige [getuige 2] )
om leuke dingen te doen. Ze ging daar logeren. Ze had een goede band met [verdachte] opgebouwd, destijds. Ze gingen dan varen of naar een festival. Het was heel dubbel ofzo, ze ging er heen om leuke dingen te doen. lk denk dat het begonnen is toen ze ongeveer 12 was, voor ze mij kende. Toen begon het met de hand op haar been leggen. Toen is het steeds erger geworden eigenlijk. lk weet niet tot wanneer het geduurd heeft, maar een gedeelte toen ze 13 was en misschien ook toen ze 14 was.
V: Vertel mij eens alles wat u weet over wat er met [benadeelde] gebeurd zou zijn? En waar zou dat gebeurd zijn, dus op welke locatie?
A: Die eerste keer was het in de keuken. Ze heeft me later verteld waar ook dingen zijn gebeurd en dat was ook in de douche. Dit was allemaal bij [verdachte] en [zijn vrouw] thuis. Het is ook een keer in de auto gebeurd. Het is ook een keer bij [benadeelde] thuis in haar eigen bed gebeurd. Haar eigen ouders waren toen ook thuis. [verdachte] en [zijn vrouw] waren op bezoek.De bovenverdieping van het huis is haar slaapkamer. [verdachte] is naar boven gegaan om [benadeelde] wakker te maken en toen heeft hij haar weer verkracht. Ze heeft me ook nog verteld dat het eigenlijk nooit met een condoom gebeurd is, bijna altijd zonder. Op een enkele keer na. Toen was [benadeelde] heel laat ongesteld geworden en had ze daar echt paniek over. Dat had ze aangegeven dat ze het niet wilde en toen hebben ze het een keer met een condoom gedaan.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d.
15 februari 2022, opgenomen op p. 42 e.v. van het dossier van Politie Midden-Nederland met zaaknummer 2019255399, inhoudende als verklaring van getuige
[getuige 2] :
A: Zij(het hof begrijpt: [benadeelde] )
logeerde op een gegeven moment bij ons, toen moest ik‘s ochtends werken, toen waren zij alleen thuis. Er zat bloed op het matras. [verdachte] verklaarde daarover dat [benadeelde] bij hem in bed was gekropen. Gezien het feit dat ze vrij aanhankelijk waren, veel knuffelen, dacht ik nou ja, ik vond het wel vreemd. [verdachte] verklaarde dat zij ongesteld was geworden en had gebloed op het matras. lk vond dat een vreemd verhaal.
5. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 11 maart 2025, onder meer inhoudende:
Ik heb met [benadeelde] seks gehad. Dit gebeurde met condoom. [benadeelde] begon te bloeden, omdat zij ongesteld werd. Er is vervolgens bloed op het bed gekomen. Ik heb verzonnen dat [benadeelde] op het bed van mijn ex-partner [getuige 2] en mij is gaan zitten op het moment dat zij ongesteld was geworden en dat daarom bloed op het bed was gekomen. Dit was een smoes. Ik heb deze smoes aan mijn ex-partner verteld.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat hij in de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2016 te [plaats] met [benadeelde] (hierna: aangeefster), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van aangeefster.
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte gedurende een langere periode meerdere malen ontuchtige handelingen bij haar heeft gepleegd, waaronder het meer dan eens seksueel binnendringen van haar lichaam. Verdachte heeft bekend dat hij seks in de zin van geslachtsgemeenschap heeft gehad met aangeefster, waarbij hij ook haar borsten en billen heeft aangeraakt. Maar hij verklaart dat dat maar één keer is gebeurd. Hij ontkent dat het vaker heeft plaatsgevonden.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van hetgeen verdachte is tenlastegelegd, met dien verstande dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte meerdere malen ontuchtige handelingen bij aangeefster heeft gepleegd gedurende een langere periode.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte
aangeefster eenmalig seksueel heeft misbruikt. Verdachte moet worden vrijgesproken van het misbruik gedurende een langere periode, omdat hier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor aanwezig is.
Oordeel van het hof
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte gedurende een langere periode meerdere malen ontuchtige handelingen heeft gepleegd bij aangeefster of dat dit eenmalig heeft plaatsgevonden.
Het hof stelt vast dat verdachte en aangeefster een nauwe band hadden. Aangeefster zag verdachte als haar ‘grote broer’ en kwam vaak bij hem en zijn toenmalige echtgenote over de vloer. Dat de relatie steeds inniger werd, kan eveneens worden vastgesteld gelet op hun verklaringen. De verklaringen lopen echter uiteen ten aanzien van de ontuchtige handelingen.
Het hof ziet evenals de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid en de juistheid van de verklaring van aangeefster en oordeelt dat verdachte gedurende een langere periode aangeefster meermaals seksueel heeft misbruikt, waarbij ook sprake is geweest van het meermalig seksueel binnendringen van haar lichaam. Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Het hof acht de verklaring van aangeefster betrouwbaar nu deze authentiek en gedetailleerd is. Hetgeen aangeefster heeft verklaard over het ontucht is op essentiële punten consistent en wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. Het hof zal de verklaring van aangeefster dan ook gebruiken voor het bewijs.
In het dossier zitten meerdere deauditu (‘van horen zeggen’) -verklaringen, waaronder de verklaring van de vriend van aangeefster, [getuige 1] . [getuige 1] heeft verklaard dat hij gedurende de periode van het seksueel misbruik door verdachte hiervan op de hoogste is gesteld door aangeefster. Vanaf het moment dat [getuige 1] dertien jaar was, heeft aangeefster hem op verschillende momenten verteld dat zij meermaals door verdachte seksueel is misbruikt, welk misbruik mede heeft bestaan in het meermaals seksueel binnendringen van het lichaam. Gezien de geboortedata van aangeefster en [getuige 1] was ook aangeefster op dat moment dertien jaar.
Ten aanzien van de getuigenverklaring van [getuige 1] overweegt het hof dat het bewijs dat er gedurende een langere periode sprake is geweest van ontucht uit één bron komt, namelijk van aangeefster. Indien sprake is van seksueel misbruik zijn er, naast de dader en het slachtoffer, veelal geen andere (oog)getuigen. Niettemin dient om tot een bewezenverklaring te komen de verklaring van aangeefster op specifieke punten steun te vinden in ander bewijsmateriaal, zodat de verklaring niet op zichzelf staat, maar is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron. Het hof is van oordeel dat daar in het onderhavige geval sprake van is.
Uit de verklaring van de ex-partner van verdachte, [getuige 2] , volgt onder meer dat zij bloed heeft aangetroffen op het bed van verdachte en haar. De verklaring van [getuige 2] ondersteunt de verklaring van aangeefster dat zij seks met verdachte heeft gehad, terwijl zij ongesteld was en waardoor er bloed op het bed was gekomen. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte verklaard dat hij heeft gelogen tegen getuige [getuige 2] en dat het bloed inderdaad op het bed is gekomen op het moment dat hij seks had met aangeefster. Verdachte heeft hier wisselend over verklaard. Op de zitting in eerste aanleg heeft hij verklaard dat aangeefster niet ongesteld was tijdens die ene keer dat zij seks hadden gehad. Hieruit volgt dat sprake is geweest van meerdere malen seks: de ene keer die door verdachte wordt erkend en tenminste een tweede keer, waarvan aangeefster zegt dat zij ongesteld was, wat ondersteund wordt door het aantreffen van het bloed op het bed door [getuige 2] .
Verder acht het hof het van belang dat [getuige 1] heeft verklaard dat aangeefster een keer in paniek is geraakt, omdat verdachte geen condoom had gebruikt tijdens de seks met haar en zij heel laat ongesteld was geworden. Dit duidt er naar het oordeel van het hof op dat meerdere keren sprake is geweest van seks, omdat uit de bewijsmiddelen volgt dat in ieder geval één keer sprake is geweest van seks met condoom en deze verklaring van [getuige 1] de verklaring van aangeefster dat er ook sprake is geweest van seks zonder condoom, ondersteunt.
Tot slot ondersteunt ook het feit dat verdachte erkent de films ‘The Fast and the Furious’ samen met aangeefster bij hem thuis te hebben bekeken de aangifte.
Conclusie
Het hof acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat het hof evenals de rechtbank ervan uitgaat dat het herhaaldelijk misbruik in ieder geval vanaf het dertiende levensjaar van aangeefster heeft plaatsgevonden. Om die reden zal de bewezenverklaarde periode korter zijn dan aan verdachte is tenlastegelegd. Waarbij het hof terzijde opmerkt dat aangeefster in de voorliggende periode (1 januari 2013 tot 8 juni 2014) nog geen twaalf jaar oud was, terwijl de tenlastelegging daar wel op ziet.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 8 juni 2015 tot en met 31 december 2016 te [plaats] en in Nederland, met [benadeelde] , geboren op [geboortedatum 1] 2002, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] , immers heeft hij, verdachte, meermalen:
 zijn vinger(s) in de vagina van die [benadeelde] geduwd/gebracht en/of op en neer bewogen en/of gehouden, en/of
 zijn tong in de vagina van die [benadeelde] geduwd/gebracht en/of op en neer bewogen en/of gehouden, en/of
 zijn penis in de vagina van die [benadeelde] geduwd/gebracht en/of op en neer bewogen en/of gehouden, en/of
 zijn penis in de mond van die [benadeelde] geduwd/gebracht en/of laten nemen en/of op en neer bewogen en/of gehouden, en/of
 zich laten aftrekken door die [benadeelde] , en/of
 zich afgetrokken in de aanwezigheid van die [benadeelde] , en/of
 een (tong)zoen aan die [benadeelde] gegeven, en/of
 de borsten, billen, vagina en schaamstreek van die [benadeelde] betast.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

Vordering van de advocaat-generaal
De vordering van de advocaat-generaal strekt tot bevestiging van het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft het hof verzocht om een forse voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf aan verdachte op te leggen. Verdachte heeft al aan zichzelf gewerkt en is daarnaast gemotiveerd om de door de reclassering voorgestelde voorwaarden na te leven.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft daarbij het volgende in beschouwing genomen.
De rechtbank heeft in haar vonnis ten aanzien van de aard en de ernst van het feit het volgende overwogen.
Aard en ernst van het feit
Verdachte, destijds 31 jaar oud, heeft meermalen seks gehad met een minderjarig meisje dat
toen dertien jaar oud was. Hierbij is verdachte ook meerdere malen bij haar binnengedrongen. Dat is een ernstig feit.
Verdachte was een vriend van de ouders van het slachtoffer. Zij kwam af en toe bij verdachte en zijn toenmalige vrouw logeren, omdat zij in een moeilijke thuissituatie zat. Haar vader was ziek. De ouders van het slachtoffer lieten haar bij verdachte over de vloer komen met het doel haar een plezierige tijd te gunnen. Er ontstond vervolgens een intieme band tussen het slachtoffer en verdachte, waarbij het slachtoffer verdachte initieel zag als haar oudere broer. Aanvankelijk stoeiden en kietelden verdachte en het slachtoffer veel. Maar op een gegeven moment is verdachte overgegaan tot seksueel misbruik van het slachtoffer, dat zich over een langere periode heeft afgespeeld. Hierbij is onder meer sprake geweest van betasting, manuele en orale seks en geslachtsgemeenschap. Ondanks het feit dat bij de seksuele handelingen geen directe lichamelijke dwang of agressie aan de kant van verdachte heeft plaatsgevonden, acht de rechtbank het seksueel misbruik gedurende een periode van ongeveer een jaar buitengewoon ernstig. Verdachte had, als meerderjarige man die de zorg had over een dertienjarig kwetsbaar meisje, zijn verantwoordelijkheid moeten kennen en het slachtoffer moeten beschermen, in plaats van seks met haar hebben. Verdachte had er rekening mee moeten houden dat het slachtoffer, net als iedere dertienjarige, erg kwetsbaar is op het gebied van seksualiteit, zodat het gedrag van verdachte op een bepaald moment tot (ernstige) psychologische problemen bij haar kan leiden. Minderjarigen dienen hiertegen beschermd te worden. Verdachte heeft een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling en integriteit van het minderjarige slachtoffer en met zijn handelwijze haar normale en gezonde seksuele ontwikkeling ernstig doorkruist.
Tevens verdient opmerking, in de zin van: merkt de rechtbank aan als strafverzwarend, het feit dat de verdachte - wat de rechtbank betreft: tegen beter in - tot de dag van vandaag ontkent dat het misbruik vaker dan één keer heeft plaatsgehad en hij bovendien het initiatief daartoe aan het slachtoffer toeschrijft. Laatstgenoemd aspect acht de rechtbank, alle feiten en omstandigheden in aanmerking nemend, volstrekt ongeloofwaardig.
In de onderhavige zaak heeft het slachtoffer in haar slachtofferverklaring uiteengezet dat het feit voor haar verstrekkende gevolgen heeft gehad en nog altijd heeft. Zo (…) kampt zij met ernstige psychische klachten, waarvoor zij ook nog steeds wordt behandeld.Dat het slachtoffer desondanks een VWO-diploma heeft weten te behalen, acht de rechtbank bewonderenswaardig en ook iets waar het slachtoffer zeer trots op mag zijn.
Verdachte heeft, na bestudering van het procesdossier, op de zitting voor het eerst toegegeven dat hij eenmaal seks met het slachtoffer heeft gehad. Hij heeft daarvoor spijt betuigd.Door het (eenmalige) seksueel misbruik te bekennen heeft verdachte naar eigen zeggen ter zitting verantwoordelijkheid genomen voor zijn daad. De rechtbank oordeelt echter anders en overweegt in dat verband dat verdachte pertinent heeft ontkend het slachtoffer meer dan eens seksueel te hebben misbruikt. Dit is vanzelfsprekend zijn goed recht. Echter, nu de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een langere periode van ontucht, beschouwt de rechtbank verdachtes proceshouding als het niet nemen van (de volledige) verantwoordelijkheid. De rechtbank vindt dit zorgelijk en kwalijk.
Aanvullende overweging hof
Het hof kan zich verenigen met voorgaande overwegingen van de rechtbank en neemt deze over. Het hof overweegt ten aanzien van de houding van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep dat hij nog steeds, ondanks de door hem gevolgde behandeling die hem meer inzicht in zijn gedrag had moeten geven, geen verantwoordelijkheid neemt voor het meermaals seksueel misbruiken van aangeefster. Verdachte heeft weliswaar woordelijk verklaard dat wat hij aangeefster eenmalig heeft aangedaan niet mag en dat daarvoor een straf op zijn plaats is, maar het hof vraagt zich af in hoeverre verdachte dat ook intrinsiek zo voelt en of hij zich voldoende realiseert wat hij aangeefster heeft aangedaan.
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte onder meer het volgende overwogen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van:
  • een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 5 december 2022, waaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit;
  • een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 24 oktober 2022, opgemaakt door [persoon] , reclasseringswerker.
Uit het reclasseringsadvies volgt het volgende.
Verdachte vindt het moeilijk om naar zijn rol te kijken en neemt, volgens de reclassering, geen volledige verantwoordelijkheid voor het feit, terwijl hij inmiddels al een tijd in behandeling is bij de forensische polikliniek GGZ. Verdachte legt de schuld deels bij het slachtoffer.Dit acht de reclassering opvallend en tegelijkertijd zorgelijk. Gelet op het voorgaande schat de reclassering het recidivegevaar als gemiddeld in. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling.
Aanvullende overweging hof
Het hof kan zich verenigen met voorgaande overwegingen van de rechtbank en neemt deze over. Het hof voegt daaraan toe dat verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij (gedwongen) gescheiden van zijn gezin woont, omdat zijn (stief)kinderen onder toezicht zijn gesteld. Deze ondertoezichtstelling is uitgesproken, nadat verdachte in een andere strafzaak verdacht werd van ontucht met zijn minderjarige stiefkinderen. Uit de justitiële documentatie van verdachte van 3 februari 2025 volgt dat hij in deze strafzaak inmiddels onherroepelijk is vrijgesproken. Verdachte ziet zijn eigen kinderen op dit moment één keer per week door middel van begeleide omgang. Verder heeft verdachte verklaard dat hij fulltime werkt.
De rechtbank heeft ten aanzien van de op te leggen straf onder meer het volgende overwogen.
De op te leggen straf
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen kan, mede in verband met een juiste normbevestiging, genoegdoening aan het slachtoffer en (algemene en speciale) preventie, niet worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of minder zware straf dan een gevangenisstraf van een lange duur.
Aanvullende overweging hof
Het hof kan zich verenigen met voorgaande overweging van de rechtbank en neemt deze over.
Het hof stelt vast dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep van bijna twee maanden. Gelet op deze beperkte overschrijding volstaat het hof met de enkele vaststelling hiervan. Het hof is van oordeel dat de door de rechtbank opgelegde straf onvoldoende recht doet aan de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en het leed dat aangeefster is toegebracht. Dit geldt eens te meer voor de door de verdediging voorgestelde voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een forse taakstraf. Bovendien brengt de werking van artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht hier met zich mee dat aan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf simpelweg niet te ontkomen is. Het hof acht in het onderhavige geval oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren passend en geboden. Het hof zal voor wat betreft de bijzondere voorwaarden aansluiten bij de door de reclassering geadviseerde meldplicht en ambulante behandeling en deze voorwaarden aan verdachte opleggen. De bijzondere voorwaarden en de proeftijd van drie jaren dienen ertoe bij te dragen dat verdachte zich in de toekomst niet opnieuw schuldig zal maken aan (soortgelijke) strafbare feiten.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 13.084,63. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij conform het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland toewijsbaar is.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de inhoud en de hoogte van het materiële schadebedrag. De raadsman heeft het hof met betrekking tot het immateriële schadebedrag verzocht het gevorderde bedrag fors te matigen en vast te stellen op een bedrag van maximaal € 5.000,00 en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat slecht eenmaal sprake is geweest van seksueel misbruik. Verder betwist de verdediging dat de ernstige buikklachten en de diagnose van een posttraumatische stressstoornis bij aangeefster in rechtstreeks verband staan met het bewezenverklaarde handelen van verdachte.
Oordeel van het hof
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
Het hof zal de vordering met betrekking tot de materiële schade, waarvan de inhoud en de hoogte niet door de verdediging is betwist, tot een bedrag van € 584,63 toewijzen,
te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Immateriële schade
Ook met betrekking tot de immateriële schadepost is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof gaat bij de beoordeling van de vordering uit van herhaaldelijk seksueel misbruik gedurende een periode van ten minste een jaar, gepleegd door verdachte.
De aangevoerde onderbouwde psychische gevolgen daarvan voor aangeefster acht het hof zonder meer voorstelbaar. De verdediging heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat er geen rechtstreeks verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen van verdachte en de diagnose van een posttraumatische stressstoornis bij aangeefster. De benadeelde partij heeft gemotiveerd uiteengezet dat haar leven voorgoed is veranderd. Zij heeft uitgebreide behandeling moeten ondergaan om haar trauma te verwerken. En nog altijd ondervindt zij grote moeite als gevolg van hetgeen verdachte haar heeft aangedaan. Verdachte heeft dit alles niet gemotiveerd betwist. Het hof is van oordeel dat de immateriële schadepost voldoende is onderbouwd. Het gevorderde bedrag verhoudt tot bedragen die in vergelijkbare zaken worden toegekend. De vordering leent zich naar het oordeel van het hof voor toewijzing. Het hof stelt de immateriële schadevergoeding naar billijkheid vast op een bedrag van € 12.500,00, eveneens te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57 en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
18 (achttien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- de verdachte zich binnen 5 dagen na het onherroepelijk worden van zijn veroordeling meldt bij Reclassering Nederland op het adres [straat] . De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- de verdachte wordt verplicht om, indien en voor zover de reclassering dat nodig vindt, mee te werken aan een ambulante behandeling gericht op het verminderen van recidivegevaar voor soortgelijke delicten bij de polikliniek forensische psychiatrie GGZ of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 13.084,63 (dertienduizend vierentachtig euro en drieënzestig cent) bestaande uit € 584,63 (vijfhonderdvierentachtig euro en drieënzestig cent) materiële schade en € 12.500,00 (twaalfduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 13.084,63 (dertienduizend vierentachtig euro en drieënzestig cent) bestaande uit € 584,63 (vijfhonderdvierentachtig euro en drieënzestig cent) materiële schade en € 12.500,00 (twaalfduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 100 (honderd) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 31 december 2016.
Aldus gewezen door
mr. E.W. van Weringh, voorzitter,
mr. E.C.M. Wolfert en mr. J.A.M. Kwakman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.J. Zieleman, griffier,
en op 25 maart 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.