ECLI:NL:GHARL:2025:1654

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 maart 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
21-003840-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en veroordeling voor wapenbezit en bedreiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1977, was eerder veroordeeld voor het voorhanden hebben van een revolver en munitie. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte gedeeltelijk vrij van enkele feiten, maar veroordeelde hem voor andere feiten. De verdachte had in de periode van 21 augustus 2021 tot en met 13 oktober 2021 een revolver en munitie voorhanden gehad, en had ook bedreigingen geuit richting politieagenten. Het hof legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden op, met aftrek van het voorarrest. De uitspraak benadrukt de ernst van wapenbezit en de impact van bedreigingen op de veiligheid van de samenleving.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003840-22
Uitspraak d.d.: 21 maart 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 13 september 2022 met parketnummer 18-276775-21 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
ingeschreven te [postcode] [woonplaats] , [adres 1] ,
verblijvende te [verblijfadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 7 maart 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van de verdachte ter zake van de onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. L. de Leon, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 13 september 2022, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte veroordeeld ter zake van de onder 1 tot en met 6 tenlastegelegde feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden met aftrek van het voorarrest.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 21 augustus 2021 tot en met 13 oktober 2021 te [plaats 1] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver (merk Bulldog, kaliber 320) zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
2.
hij in of omstreeks de periode van 21 augustus 2021 tot en met 13 oktober 2021 te [plaats 1] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 3 kogelpatronen, merk Sellier & Belliot, kaliber 320, en/of
- 1 kogelpatroon, merk V.F.M. & CIE LIEGE, kaliber 320, en/of
- 24 kogelpatronen, merk Prvi-Partizan, kaliber .32 auto voorhanden heeft gehad;
3.
hij in of omstreeks de periode van 21 augustus 2021 tot en met 13 oktober 2021 te [plaats 2] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen en/of onderdelen van wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een revolver (merk Mosin Nagant, type M1895, kaliber 7.62 Nagant), zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool, en/of
- 8 patroonhouder (diverse merken en/of kalibers), zijnde (wezenlijke) onderdelen van vuurwapens in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
4.
hij in of omstreeks de periode van 21 augustus 2021 tot en met 13 oktober 2021 te [plaats 2] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, munitie van categorie II onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten 559 expanderende kogelpatronen van diverse merken en/of kalibers, en/of munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 3.680 kogelpatronen van diverse merken en/of kalibers, en/of 2 herlaadbare hulzen, merk GFL (Fioucchi), kaliber 7.62 Nagant, voorhanden heeft gehad;
5.
hij in of omstreeks de periode van 21 augustus 2021 tot en met 13 oktober 2021 te [plaats 2] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (onderdeel van een) wapen, van categorie I, onder 1° of 3°, voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen, te weten een geluidsdemper;
6.
hij op of omstreeks 13 oktober 2021 te [plaats 2] , althans in Nederland, [slachtoffer] (hoofdagent werkzaam bij de politie Noord-Nederland) en/of de aldaar aanwezige politieagenten heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer]
- dreigend de woorden toe te voegen “De volgende keer schiet ik jullie van het erf. Dan heb je een gat in je buik”, waarbij hij, verdachte, een grote cirkel maakte ter hoogte van zijn buik en/of tegelijkertijd die [slachtoffer] recht in de ogen aan keek, en/of die [slachtoffer]
- dreigend de woorden toe te voegen dat "de politieagenten allemaal schietschijven zouden worden.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsmiddelen

Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen het bewijs dat de verdachte de onder feiten 1, 2, 3 tweede gedachtestreepje, 4 en 6 tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierna is bewezenverklaard.
Elk hiernavolgend bewijsmiddel wordt slechts gebruikt tot het bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het gezien de inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 tweede gedachtestreepje en 4
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 24 januari 2022, als los proces-verbaal opgenomen in het dossier met nummer 2021226897, naam onderzoek RADJA /NN3R021086, inhoudende als verklaring van verdachte:
V: Bij de doorzoeking in die woning, de wagen waar jij en je zoon [medeverdachte] wonen, werd achter een plint in de keuken een plastic tas aangetroffen met daarin een wit koffiefilter. In dit koffiefilter werden 24 kogelpatronen aangetroffen. Wat kun je over deze tas met patronen vertellen?
A: Die tas met patronen en die revolver is van mij, ik er verantwoordelijk voor. Dat geldt voor de kleine revolver in de wagen en de revolver die bij mijn ouders is gevonden en alle munitie.
V: Dus dit geldt ook voor alle munitie die bij je ouders lag?
A: ja dat klopt (...)
V: En de munitie dan? Waarom heb je dat in de wagen gelegd?
A: dat zal ik je zeggen, ik had die kogels nog in de jaszak nadat ik alles in [plaats 2] had weggelegd. Ik was het dus vergeten. Daarom heb ik het verstopt.
V: Waar heb je de kleine revolver heen gelegd?
A: In de la
V: Wat voor la?
A: Zo'n kasten la
V: En waar stond die?
A: Achter
A: Aan de rechterkant loopje de slaapkamer in. Daar in de la gelijk bij het raam.
V: Hoeveel patronen zaten er in de kamer?
A: Dat kleintje gingen er volgens mij 6 op.
2. De door de verdachte op de zitting d.d. 7 maart 2025 in hoger beroep afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
De (…) wapens en munitie in [plaats 2] waren van mijn vader. Ik wist wel dat hij iets had. De vriezer van mijn ouders staat in hun schuur en de munitie lag in een koffer voor deze vriezer. Ik had toegang tot deze schuur en ik zou de munitie aangeraakt kunnen hebben, want ik heb de koffer met de munitie uit nieuwsgierigheid geopend.
De in de woning in [plaats 1] aangetroffen revolver en de kogelpatronen zijn van mijn zoon. Ik wist dat hij deze had; ik heb zowel de revolver als de kogelpatronen in handen gehad. Ik wist dat de revolver in een lade in de slaapkamer lag.
Ik verbleef in de periode van 21 augustus 2021 tot en met 13 oktober 2021 bij mijn moeder in [plaats 2] , omdat ik haar mantelzorger ben.
De woning in [plaats 1] is van mij. Mijn zoon verbleef daar ook.
3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 oktober 2021 (met bijlage) en nummer PL0100-2021227897-83, opgenomen op pagina 1334 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [verbalisant 1] :
Op woensdag 13 oktober 2021 te 06.12 uur betrad ik de woning gelegen aan de [adres 1] . In de slaapkamer, waar tevens [medeverdachte] en [naam 1] zijn aangetroffen, werd in een dressoir een vuurwapen aangetroffen zijnde een revolver. Ik zag via de zijkant dat er patronen in het vuurwapen zaten. Het vuurwapen werd aangetroffen in de meest rechter lade. Even later werd achter de plint in de keuken een plastic zakje aangetroffen met daarin enkele patronen. Dit zakje bevond zich achter de korte plint van het keukenblok. Zowel het vuurwapen als de munitie zijn in beslaggenomen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 oktober 2021 (met bijlage) BVH 2021227897 en proces-verbaalnummer 103, opgenomen op pagina 1339 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [verbalisant 2] :
Diezelfde dag, woensdag 13 oktober 2021, vond er een doorzoeking plaats in de woning van de opa en oma van verdachte [medeverdachte] , [adres 2] . Bij deze doorzoeking werd onder meer het volgende aangetroffen: (…)
In een ruimte van het stenen bijgebouw achter de woning werden twee koffers, waaronder een grote reiskoffer, aangetroffen met daarin een grote hoeveelheid munitie.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 3 november 2011 (met 4 fotobijlagen) met nummer PL0100-2021227897-83 opgenomen op pagina 1341 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaringen van [verbalisant 3 en 4] :
Op 13 oktober 2021 te 11:20 uur werd tijdens een onderzoek door collega's van de plaatselijke politie in een woning (Woonwagen) op perceel [adres 1] het navolgende vuurwapen en munitie aangetroffen. Het vuurwapen werd geladen aangetroffen in een geopende lade van een ladekast in de slaapkamer van de genoemde woning. In de 6 schots-cilinder werden door ons 3 kogelpatronen van het merk Sellier 5 Bellot en 1 kogelpatroon van het merk V.F.M. & CIE Liege aangetroffen. Het inbeslaggenomen vuurwapen en de plastic zak met munitie werd door ons ten behoeve van een forensisch vooronderzoek overgedragen aan laboratorium van de Forensische Opsporing, Politie Noord-Nederland. Na onderzoek is het volgende naar voren gekomen:
Omschrijving:
Object: vuurwapen (revolver)
Merk/type: Bulldog
Kleur: zwart
Kaliber: 320
Deze revolver is bestemd voor het verschieten van kogelpatronen in het kaliber 320.
Categorisering:
Derhalve is het voorwerp een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie.
Werking
Met het betreffende vuurwapen werden op de afdeling Wapens Munitie en Explosieven, Politie eenheid Noord-Nederland proefschoten afgevuurd. Het vuurwapen vertoonde een defect aan het trekker mechaniek en de arretering van de cilinder. Het was echter wel mogelijk om de cilinder handmatig op de juiste positie te draaien en vervolgens handmatig de haan te spannen en los te laten. Om deze manier werden succesvol twee schoten
gelost en is deze revolver geschikt voor het verschieten van kogelpatronen in het kaliber 320.
Munitie afkomstig uit de cilinder van de beschreven revolver:
Object: munitie (Centraal vuur Kogelpatroon)
1 stuks:
Merk/type: VFM & CIE Liege
Kaliber: 320
3 stuks:
Merk/type: Sellier & Bellot
Kaliber: 320
Deze patronen zijn geschikt om projectielen door middel van de genoemde revolver af te schieten.
Munitie afkomstig uit de genoemde plastic zak:
Object: munitie (Centraal vuur Kogelpatroon)
24 stuks:
Merk/type: Prvi-Partizan
Kaliber: .32 AUTO
Deze patronen zijn geschikt om projectielen door middel van een vuurwapen in het kaliber .32 Auto af te schieten.
Categorisering:
Alle genoemde patronen zijn munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2, categorie lil van de Wet wapens en munitie.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 3 november 2011 (met 4 fotobijlagen) met nummer PL0100-2021227897-83 opgenomen op pagina 1384 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaringen van [verbalisant 3 en 4] :
Op 13 oktober 2021 te 10:15 uur werd tijdens een onderzoek door collega's van de plaatselijke politie op perceel [adres 2] , binnen de [gemeente] , munitie aangetroffen. (…) In een bijgebouw werd een grote hoeveelheid munitie aangetroffen. (….) Tussen de hoeveelheid munitie waren ook meerdere patroonmagazijnen aanwezig. De munitie werd door ons ten behoeve van een forensisch vooronderzoek overgedragen aan het laboratorium van de forensische opsporing Noord-Nederland.
Na onderzoek is het volgende naar voren gekomen:
Munitie afkomstig uit de cilinder van de beschreven revolver
Object: Munitie (Centraal vuur Kogelpatroon)
Totale aantal: 7 stuks
4 stuks:
Merk/type: Prvi Partizan
Kaliber: 7.62 Nagant
3 stuks:
Merk/type: GFL Fiocchi
Kaliber: 7.62 Nagant
Deze patronen zijn geschikt om een projectielen door middel van de genoemde revolver af te schieten.
Categorisering
De genoemde patronen zijn munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie.
Tussen de grote hoeveelheid aan munitie zijn in totaal 8 patroonmagazijnen aangetroffen van verschillende soorten vuurwapens.
1 patroonmagazijn van het merk Clock in het kaliber 9x19mm.
1 patroonmagazijn van het merk Sig Sauer in het kaliber 9x19mm.
1 patroonmagazijn van het merk Anschutz in het kaliber .22LR.
1 patroonmagazijn van het merk Walther in het kaliber .22LR.
1 patroonmagazijn van het merk F74 in het kaliber 9 mm Kort.
1 onbekend gebleven merk patroonmagazijn in het kaliber 9x19 mm.
1 onbekend gebleven merk patroonmagazijn in het kaliber 7.65 mm.
1 onbekend gebleven merk patroonmagazijn in het kaliber 6.35 mm.
Het betreft hier acht(8) werkende patroonmagazijnen die specifiek bestemd en van wezenlijke aard zijn voor vuurwapens waarvan de werking berust op het teweeg brengen van een scheikundige ontploffing.
Categorisering
De betreffende patroonmagazijnen zijn onderdelen van vuurwapens als bedoeld in artikel 3 lid 1 Wet Wapens en Munitie. Daarom zijn de bepalingen van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, mede van toepassing op deze patroonmagazijnen.
Grote hoeveelheid munitie:
Object: Munitie (Centraal vuur Kogelpatroon)
Totale aantal: 4.017 stuks
(…)
Categorisering
Alle genoemde patronen zijn munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2. categorie III van de Wet wapens en munitie.
Expanderende munitie:
Deze kogelpatronen zijn geschikt om een expanderend projectiel door middel van een vuurwapen af te schieten.
47 stuks (…)
1. stuks (…)
32 stuks (…)
50 stuks (…)
99 stuks (…)
50 stuks (…)
48 stuks (…)
50 stuks (…)
30 stuks (…)
70 stuks (…)
50 stuks (…)
18 stuks (…)
7 ( stuks)
7 ( stuks
Categorisering
Alle genoemde patronen zijn munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2, categorie II lid 4 van de Wet wapens en munitie.
2 stuks herlaadbare hulzen:
Deze hulzen zijn geschikt om munitie van te maken als bedoeld in artikel 1.2.4. van de Circulaire wapens en munitie. Hierdoor zijn de toepassingen betreffende munitie mede van toepassing op deze onderdelen van munitie.
Categorisering
Daarom zijn deze hulzen, munitie in de zin van artikel I onder 4 gelet op artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie.
Het illegaal voorhanden hebben van de munitie is gezien Artikel 26 lid 1 in verband met artikel 55 lid 1 en 3 onder a van de Wet Wapens en Munitie strafbaar.. De vrijstellingsbepalingen van de Wet wapens en munitie zijn op, de munitie niet van toepassing.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 januari 2022 (met bijlagen) met BVH nummer 2021226897 en proces-verbaalnummer 141, als los document toegevoegd aan voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [verbalisant 2] :
Nadat de inbeslaggenomen voorwerpen waren bemonsterd op de aanwezigheid van biologisch celmateriaal werden deze 11 bemonsteringen naar het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) verzonden voor een DNA-onderzoek. Aan het NFI werd verzocht de DNA-profielen van de verdachten [medeverdachte] en [verdachte] bij het vergelijkend DNA-onderzoek te betrekken.

Uitslag DNA-onderzoekOp woensdag 29 december 2021 ontving het onderzoeksteam de uitslag van het DNA- onderzoek. Hieronder worden de belangrijkste resultaten van het DNA-onderzoek per locatie behandeld.

[adres 1]
- AA0V655INU01 (buitenzijde koffiefilter): minimaal 3 personen, identificaties op [medeverdachte] en [verdachte] .
[adres 2]
- AA0V6575NL#01 (buitenzijde munitiepakket 1): minimaal 1 man, identificatie op [verdachte] .
- AA0V6576NL#01 (buitenzijde munitiepakket 2): minimaal 1 man, identificatie op [verdachte] .
- AA0V6578NU01 (buitenzijde munitiepakket 4): minimaal 2 personen, identificatie op [verdachte] .
Bijlagen: Bij dit proces-verbaal wordt gevoegd:
- Rapport Nederlands Forensisch Instituut , betreffende het DNA-onderzoek naar aanleiding van een schietincident in [plaats 1] op 21 augustus 2021, d.d. 27 december 2021.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van binnentreden woning, met nummer PL0100-2021279907-7, opgenomen op pagina 1363 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [verbalisant 2] :
Op woensdag 13 oktober 2021 omstreeks 12:38 uur, trad ik binnen in de woning
[adres 2] bewoond door [naam 2] , [naam 3] en [verdachte] .
De woning [adres 2] betrof een vrijstaande woning omring door bos. Aan
de achterkant van de woning bevond zich een vrijstaand stenen bijgebouw.
Na aankomst bij de woning bleek [verdachte] op een bed te liggen in de slaapkamer
aan de linker achterkant van de woning, gezien vanaf de openbare weg. Op een bed in de woonkamer lag de moeder van [verdachte] , een vrouw genaamd [naam 3] . Nadat deze drie personen hadden plaatsgenomen aan en bij de tafel in de woonkamer werd omstreeks 06.20 uur met de doorzoeking begonnen.
Ten aanzien van feit 6
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal bevindingen d.d. 24 oktober 2021 met nummer PL0100-2021279907-16, opgenomen op pagina 1381 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [verbalisant 5] :
Op woensdagochtend 13 oktober 2021 was ik, [verbalisant 5] , in het pand aan de [adres 2] . Ik was hier met meerdere collega's in verband met een zoekactie naar een mogelijk vuurwapen. Ik was gekleed in burgerkleding en had mij kenbaar gemaakt als politieagent. Omstreeks 06.45 uur stond ik naast de mij ambtshalve bekende [verdachte] . Ik hoorde dat [verdachte] zei dat dit nergens op sloeg en dat dit niet nog eens zou gebeuren. Ik, [verbalisant 5] , hoorde dat [verdachte] zei; "De volgende keer schiet ik jullie van het erf. Dan heb je een gat in je buik". Hierbij zag ik, [verbalisant 5] , dat [verdachte] een grote cirkel maakte ter hoogte van zijn buik. De cirkel had een doorsnede van circa 30 centimeter. Tijdens dit dreigement keek [verdachte] mij, [verbalisant 5] , recht in de ogen aan. Verder riep hij, [verdachte] dat wij, de politieagenten, allemaal schietschijven zouden worden.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal bevindingen d.d. 4 november 2021 met nummer PL0100-2021279907-17, opgenomen op pagina 1382 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [verbalisant 6] :
Even later hoorde ik [verdachte] tegen collega [verbalisant 5] zeggen: "Dit gebeurt mij niet weer! De volgende keer ben ik voorbereid". Ik hoorde dat collega [verbalisant 5] hierop reageerde en vroeg wat er dan zou gebeuren. Ik hoorde [verdachte] zeggen: "Dan verlaat je hier het terrein met zo'n gat in je pens". Ik zag dat [verdachte] zijn handen naar elkaar toe bracht en richting zijn buik bracht en met zijn wijsvingers en duimen naar elkaar toe wijzend een cirkel vormde ter grootte van een voetbal om aan te geven hoe groot het gat dan zou worden. Ik zag dat [verdachte] hierbij collega [verbalisant 5] aankeek. Ik hoorde [verdachte] verder nog zeggen dat politieagenten dan schietschijf zouden worden.

Overweging met betrekking tot het bewijs

De raadsman heeft op de zitting van het hof bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 1 tot en met 5. Daartoe heeft hij – kort samengevat en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat geen DNA van de verdachte op de vuurwapens is aangetroffen. Met betrekking tot het in [plaats 1] aangetroffen wapen en de munitie (feit 1 en feit 2) heeft de raadsman daarnaast aangevoerd dat de verdachte geen beschikkingsmacht had en dat geen sprake was van medeplegen. Verdachte’s zoon verbleef in de woning in [plaats 1] , terwijl verdachte verbleef in [plaats 2] . Zo bezien kan niet worden vastgesteld dat de verdachte de wapens en munitie in [plaats 1] en [plaats 2] opzettelijk voorhanden heeft gehad.
Partiele vrijspraak (revolver en geluidsdemper in [plaats 2] )
Het hof is van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in [plaats 2] (medeplegen van) het voorhanden hebben van een revolver (feit 3 gedachtestreepje 1) en het (medeplegen van) het voorhanden hebben van een geluidsdemper (feit 5).
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of er ten tijde van de tenlastegelegde periode bij de verdachte sprake is geweest van wetenschap en beschikkingsmacht ten aanzien van de Mosin Nagant revolver en een geluidsdemper die zijn aangetroffen in de woning van zijn ouders. Daartoe overweegt het hof het volgende.
Belastend voor de verdachte is dat de Mosin Nagant revolver en de geluidsdemper zijn aangetroffen in de meterkast van de woning waar de verdachte ten tijde van zijn aanhouding en de periode daaraan voorafgaand, naar eigen zeggen, verbleef. Verder is in de schuur behorend bij de woning een grote hoeveelheid munitie aangetroffen, waaronder ook enkele kogelpatronen behorend bij de aangetroffen Mosin Nagant revolver, kaliber 7.62, terwijl op die munitie in de schuur DNA-materiaal is aangetroffen van de verdachte.
Daarbij komt dat de verdachte in zijn verhoor op 24 januari 2022 bij de politie en op de zitting bij de rechtbank heeft verklaard dat de betreffende revolver en geluidsdemper van hem althans van (de overleden) [naam 4] waren. De verdachte heeft deze verklaring afgelegd nadat zijn zoon eerder in een verhoor op 21 januari 2022 door de politie was geconfronteerd met de uitslag van het DNA-onderzoek waaruit naar voren kwam dat er DNA-materiaal van de zoon op deze revolver was aangetroffen. De zoon van de verdachte verbleef op dat moment nog in voorlopige hechtenis.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte zijn eerdere verklaring echter gewijzigd en verklaard dat de aangetroffen revolver en geluidsdemper van zijn (inmiddels overleden) vader zijn geweest, dat hij wist dat er iets was, maar dat hij zijn vader in bescherming heeft genomen.
Het hof stelt allereerst vast dat op de revolver en de geluidsdemper in ieder geval geen sporen zijn aangetroffen die naar de verdachte leiden. Wel is op de revolver in de woning in [plaats 2] een relatief grote hoeveelheid DNA van de zoon van verdachte aangetroffen alsmede een relatief kleine hoeveelheid DNA van minimaal twee andere personen. Dit DNA-mengprofiel bleek echter onvoldoende informatief om te kunnen beoordelen of een gedeelte van het DNA afkomstig kan zijn van de verdachte. Alhoewel uit het ontbreken van DNA-match niet zomaar kan worden afgeleid dat de verdachte niet wist van de aanwezigheid van het revolver en de geluidsdemper, volgt daaruit in ieder geval geen belastend bewijs.
Nu naast de verdachte ook zijn vader en moeder verbleven in de woning waar het wapen en geluidsdemper zijn aangetroffen, de woning van vader en moeder was en verdachte daar tijdelijk verbleef en het wapen en de geluidsdemper verborgen waren in een systeemplafond boven de meterkast, kan daarvan niet zonder meer wetenschap en beschikkingsmacht door iedere gebruiker van de woning worden verondersteld. Verdachte zelf heeft uiteindelijk ter terechtzitting in hoger beroep verklaard, ondanks zijn eerdere verklaring van 24 januari 2022 dat hij van de aanwezigheid van dit wapen afwist, die verklaring te hebben gebaseerd op de hem reeds bekende dossierstukken.
Onder deze omstandigheden kan het hof – ondanks aanwijzingen daarvoor - niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat de verdachte in meer of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid van beide voorwerpen, zodat hij van het voorhanden hebben van de revolver Mosin Nagant en de daarnaast aangetroffen geluidsdemper wordt vrijgesproken.
Bewijsoverweging feiten 1, 2, 3 tweede gedachtestreepje en 4
Het hof is van oordeel dat het door de verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van de overige tenlastegelegde feiten wordt weersproken door de hiervoor gebezigde bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen en overweegt aanvullend het volgende.
Het hof stelt voorop dat voor een veroordeling vanwege het voorhanden hebben van een wapen of munitie in de zin van artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie allereerst is vereist dat de verdachte een wapen of munitie bewust aanwezig heeft gehad. Die bewustheid hoeft zich niet uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of de munitie of tot de exacte locatie van dat wapen of die munitie. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn wanneer buiten redelijke twijfel staat dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad. Verder is voor de bewezenverklaring van dat voorhanden hebben nodig dat de verdachte feitelijke macht over het wapen of de munitie heeft kunnen uitoefenen in de zin dat hij daarover heeft kunnen beschikken.
Wanneer het medeplegen van het voorhanden hebben van een wapen of munitie is tenlastegelegd, moet komen vast te staan dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking door de verdachte met een of meer anderen die was gericht op het voorhanden hebben van een wapen of munitie. Ook dan is vereist dat de verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het wapen of de munitie, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of de munitie of tot de exacte locatie van dat wapen of die munitie. Daarnaast moet vaststaan dat de verdachte tezamen met de mededader(s) feitelijke macht over het wapen of de munitie heeft kunnen uitoefenen in de hiervoor weergegeven zin.
Wapen en munitie in [plaats 1]
Op grond van de bewijsmiddelen stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast. Op 13 oktober 2021 is bij de doorzoeking van de woning in [plaats 1] het onder 1 ten laste gelegde vuurwapen in een geopende lade van een ladekast in de slaapkamer aangetroffen. Het vuurwapen was geladen met vier kogelpatronen. Ook werden de zoon van de verdachte, [medeverdachte] , en zijn partner in de slaapkamer aangetroffen. Verder is achter een plint in de keuken een plastic tas met daarin een wit koffiefilter met 24 kogelpatronen aangetroffen. Op het koffiefilter zat DNA van de verdachte en van zijn zoon.
Bij het hof heeft de verdachte verklaard dat het vuurwapen en de munitie van zijn zoon waren. Verder heeft hij verklaard dat hij de eigenaar van de woning in [plaats 1] is, dat zijn zoon medebewoner is en dat hij wist dat het vuurwapen in een lade in de slaapkamer lag, maar dat hij dacht dat het vuurwapen kapot was. Met betrekking tot de aangetroffen munitie heeft de verdachte verklaard dat hij wist dat de munitie in de woning aanwezig was, maar niet exact waar.
Het hof stelt voorop dat in het midden kan blijven van wie het vuurwapen en de munitie waren, nu voor een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie voldoende is dat de verdachte deze bewust aanwezig heeft gehad. Het hof stelt vast dat uit het voorgaande volgt dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van het vuurwapen en de munitie in zijn woning. Dat de verdachte naar eigen zeggen niet exact wist waar de munitie lag, maakt dit niet anders. Het hof neemt daarbij ook in aanmerking dat op de koffiefilter, waarin de munitie verpakt zat, DNA van de verdachte en zijn zoon is aangetroffen en leidt daaruit af dat de verdachte de koffiefilter met de munitie op enig moment in handen heeft gehad. Verder vergt het aanwezig hebben van een wapen en munitie dat de verdachte feitelijke macht over het vuurwapen en de munitie kan uitoefenen in de zin dat hij daarover kan beschikken. Daarvoor hoeven het vuurwapen en de munitie zich niet noodzakelijkerwijs in de directe nabijheid van de verdachte te bevinden. De verdachte had als eigenaar vrije toegang tot de woning en kon desgewenst feitelijke macht over het vuurwapen en de munitie uitoefenen en daar dus over beschikken. Dit betekent dat bewezen kan worden dat hij de wapens en de munitie voorhanden heeft gehad. Dat de verdachte dacht dat het vuurwapen kapot was, doet naar het oordeel van het hof aan de strafbaarheid niet af, temeer nu uit de bewijsmiddelen volgt dat het vuurwapen weliswaar een defect aan het trekker mechaniek en de arretering van de cilinder had, maar dat het nog steeds geschikt was voor het verschieten van kogelpatronen.
Nu uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte als eigenaar van de woning wist dat zijn zoon als medebewoner een vuurwapen en munitie in de woning bewaarde, DNA van hen beiden op de koffiefilter is aangetroffen en zij beiden feitelijke macht over het vuurwapen en de munitie hebben kunnen uitoefenen, acht het hof bewezen dat de verdachte het vuurwapen en de munitie tezamen en in vereniging met een ander voorhanden heeft gehad.
Wapens en munitie in [plaats 2]
Op grond van de bewijsmiddelen stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast. Op 13 oktober 2021 is bij de doorzoeking van de schuur achter de woning waar verdachte verbleef een tweetal koffers met daarin een grote hoeveelheid munitie en 8 (acht) patroonmagazijnen gevonden. Tussen deze munitie zaten ook verschillende kogelpatronen die horen bij het onder 3 ten laste gelegde vuurwapen. Op de munitie zijn verder DNA-sporen aangetroffen. Na onderzoek is gebleken dat het aangetroffen DNA-materiaal afkomstig kan zijn van de verdachte. De kans dat het DNA-materiaal van iemand anders dan de verdachte is, is kleiner dan één op één miljard gebleken. Gelet hierop stelt het hof vast dat het gaat om DNA van de verdachte.
De verdachte heeft bij de politie en bij de rechtbank verklaard dat de patroonhouders en de munitie van hem waren, althans van de inmiddels overleden [naam 4] . Bij het hof heeft de verdachte verklaard dat de munitie van zijn inmiddels overleden vader was en dat hij wist dat de munitie in koffers in de schuur lag. Hij zou deze uit nieuwsgierigheid hebben geopend en de munitie dus aangeraakt kunnen hebben. Verder heeft hij verklaard dat hij vanwege de mantelzorg voor zijn moeder in de tenlastegelegde periode in de woning van zijn ouders in [plaats 2] verbleef.
Het hof stelt voorop dat in het midden kan blijven van wie de munitie en daartussen aangetroffen patroonmagazijnen waren, nu voor een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van wapenonderdelen en munitie voldoende is dat de verdachte deze bewust aanwezig heeft gehad. Het hof stelt vast dat uit het voorgaande volgt dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de patroonhouders en de munitie in de schuur achter de woning. Doordat de verdachte al langere tijd verbleef in de woning in [plaats 2] en naar eigen zeggen vrije toegang tot de schuur had, kon hij desgewenst ook feitelijke macht over de munitie en patroonmagazijnen uitoefenen. Hij kon daarover dus ook beschikken, zodat bewezen kan worden dat hij deze voorhanden heeft gehad.
Het hof overweegt ten aanzien van het onder 3 tweede gedachtestreepje en 4 tenlastegelegde medeplegen dat zij ervan uitgaat dat de verdachte deze feiten alleen heeft gepleegd, nu uit voornoemde bewijsmiddelen onvoldoende blijkt dat ten aanzien van deze feiten sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en (een) ander(en).
De bedreiging
Gelet op de processen-verbaal van bevindingen van 24 oktober en 4 november 2021 waarin de [verbalisant 5] en [verbalisant 6] over de bedreiging hebben verklaard, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan op de wijze zoals hierna bewezen is verklaard.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 tweede gedachtestreepje, 4 en 6 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 13 oktober 2021 te [plaats 1] tezamen en in vereniging met een ander een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver (merk Bulldog, kaliber 320) zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver voorhanden heeft gehad;
2.
hij op 13 oktober 2021 te [plaats 1] tezamen en in vereniging met een ander munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 3 kogelpatronen, merk Sellier & Belliot, kaliber 320, en
- 1 kogelpatroon, merk V.F.M. & CIE LIEGE, kaliber 320, en
- 24 kogelpatronen, merk Prvi-Partizan, kaliber .32 auto voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 13 oktober 2021 te [plaats 2] wapenonderdelen van wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- 8 patroonhouder (diverse merken en/of kalibers), zijnde wezenlijke onderdelen van vuurwapens in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
4.
hij op 13 oktober 2021 te [plaats 2] munitie van categorie II onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten 559 expanderende kogelpatronen van diverse merken en/of kalibers, en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 3.680 kogelpatronen van diverse merken en/of kalibers, en 2 herlaadbare hulzen, merk GFL (Fioucchi), kaliber 7.62 Nagant, voorhanden heeft gehad;
6.
hij op 13 oktober 2021 te [plaats 2] [slachtoffer] (hoofdagent werkzaam bij de politie Noord-Nederland) en de aldaar aanwezige politieagenten heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door
- die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen “De volgende keer schiet ik jullie van het erf. Dan heb je een gat in je buik”, waarbij hij, verdachte, een grote cirkel maakte ter hoogte van zijn buik en tegelijkertijd die [slachtoffer] recht in de ogen aan keek, en die [slachtoffer]
- dreigend de woorden toe te voegen dat "de politieagenten allemaal schietschijven zouden worden."
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het onder 6 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het (medeplegen van het) voorhanden hebben van een geladen vuurwapen, een zeer grote hoeveelheid munitie en van verschillende patroonmagazijnen. Het ongecontroleerde bezit van (vuur)wapens brengt onaanvaardbare risico’s voor de veiligheid van personen met zich en versterkt de in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid. Het hof acht de omstandigheden waaronder de verdachte het geladen vuurwapen aanwezig had, strafverzwarend. Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging met de dood van meerdere verbalisanten. Verdachte’s handelen getuigt van een ernstig gebrek aan respect voor de politie.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op het de verdachte betreffende uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 30 januari 2025. Daaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van wapenbezit. Deze omstandigheid neemt het hof in strafverzwarende zin mee.
Bij de straftoemeting neemt het hof verder de binnen de rechtspraak gehanteerde LOVS- oriëntatiepunten voor straftoemeting voor feiten als onderhavige in aanmerking. Op grond van die oriëntatiepunten wordt voor het voorhanden hebben van een revolver in een woning een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden als uitgangspunt gehanteerd. Bovendien is sprake van een strafverzwarende omstandigheid, nu de in [plaats 1] aangetroffen revolver geladen was. De ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd rechtvaardigen, zoals hierboven overwogen, in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en het hof is dan ook van oordeel dat een (al dan niet gecumuleerde) taakstraf, zoals door de raadsman verzocht, op geen enkele manier recht doet aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten.
Ten slotte houdt het hof rekening met de schending van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Het hof stelt vast dat verdachte op 15 september 2022 hoger beroep heeft ingesteld en dat het hof uitspraak doet op 21 maart 2025. De redelijke termijn is in hoger beroep overschreden met ruim zes maanden. Bijzondere omstandigheden die deze mate van overschrijding rechtvaardigen, zijn het hof niet gebleken. Deze overschrijding dient dan ook te worden gecompenseerd door strafvermindering.
Het hof acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden in beginsel passend, maar zal deze gevangenisstraf, gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn matigen. Gelet op het voorgaande, is het hof van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 47, 57, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 tweede gedachtestreepje, 4, en 6 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 tweede gedachtestreepje, 4 en 6 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, voorzitter,
mr. F.E.J. Goffin en mr. R. Godthelp, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.J. Flach, griffier,
en op 21 maart 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.