In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de erkenning van een minderjarige. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, is de moeder van de minderjarige, terwijl de man, verweerder in hoger beroep, de biologische vader is. De vrouw heeft alleen het gezag over de minderjarige, die geboren is in 2021. De man heeft verzocht om vervangende toestemming om de minderjarige te erkennen, omdat hij zijn vaderschap juridisch wil vastleggen. De rechtbank Gelderland heeft op 20 november 2023 aan de man vervangende toestemming verleend, wat de vrouw in hoger beroep heeft bestreden.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep beoordeeld, waarbij de belangen van de vrouw, de man en de minderjarige zijn afgewogen. De vrouw heeft aangevoerd dat de erkenning emotioneel belastend voor haar is, terwijl de man betoogt dat hij recht heeft op erkenning als vader. De bijzondere curator en de raad voor de kinderbescherming hebben ook hun standpunten naar voren gebracht, waarbij de raad benadrukt dat het belangrijk is voor de minderjarige om te weten wie haar biologische vader is.
Het hof heeft geconcludeerd dat de belangen van de man en de minderjarige zwaarder wegen dan de belangen van de vrouw bij het behouden van de huidige situatie. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bekrachtigd, waarbij aan de man vervangende toestemming is verleend om de minderjarige te erkennen en de erkenning door een andere man te vernietigen. De uitspraak benadrukt het belang van juridische erkenning van de biologische afstamming en de rechten van het kind.