ECLI:NL:GHARL:2025:1610

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
200.337.832/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de beslissing om vervangende toestemming te verlenen voor erkenning van een minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de erkenning van een minderjarige. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, is de moeder van de minderjarige, terwijl de man, verweerder in hoger beroep, de biologische vader is. De vrouw heeft alleen het gezag over de minderjarige, die geboren is in 2021. De man heeft verzocht om vervangende toestemming om de minderjarige te erkennen, omdat hij zijn vaderschap juridisch wil vastleggen. De rechtbank Gelderland heeft op 20 november 2023 aan de man vervangende toestemming verleend, wat de vrouw in hoger beroep heeft bestreden.

Het hof heeft de procedure in hoger beroep beoordeeld, waarbij de belangen van de vrouw, de man en de minderjarige zijn afgewogen. De vrouw heeft aangevoerd dat de erkenning emotioneel belastend voor haar is, terwijl de man betoogt dat hij recht heeft op erkenning als vader. De bijzondere curator en de raad voor de kinderbescherming hebben ook hun standpunten naar voren gebracht, waarbij de raad benadrukt dat het belangrijk is voor de minderjarige om te weten wie haar biologische vader is.

Het hof heeft geconcludeerd dat de belangen van de man en de minderjarige zwaarder wegen dan de belangen van de vrouw bij het behouden van de huidige situatie. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bekrachtigd, waarbij aan de man vervangende toestemming is verleend om de minderjarige te erkennen en de erkenning door een andere man te vernietigen. De uitspraak benadrukt het belang van juridische erkenning van de biologische afstamming en de rechten van het kind.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.337.832
(zaaknummer rechtbank Gelderland 415875)
beschikking van 20 maart 2025
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. M.G.W.M. Geurts,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. S.C.M. Wouda-van Velzen.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de bijzondere curator],
kantoor houdende te [plaats1] ,
verder te noemen: de bijzondere curator,
en
[naam1],
wonende te [woonplaats3] ,
verder te noemen: [naam1] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 6 maart 2023 en 20 november 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
De beschikking van 20 november 2023 wordt hierna ook de bestreden beschikking genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 19 februari 2024;
  • het verweerschrift van de man met een productie;
  • een journaalbericht namens de vrouw van 16 november 2024 met een productie;
  • een journaalbericht namens de man van 23 januari 2025 met producties;
  • een journaalbericht namens de vrouw van 9 februari 2025 met producties, en
  • een journaalbericht namens de vrouw van 14 februari 2025 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 20 februari 2025 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de vrouw, bijgestaan door mr. L.M. Kok, waarnemend voor mr. Geurts,
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat,
  • de bijzondere curator,
  • [naam1] , en
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
De vrouw is de moeder en de man is de biologische vader van [de minderjarige] , geboren [in] 2021. De vrouw is alleen belast met het gezag over [de minderjarige] .
3.2
Op de geboorteakte van 1 november 2021 staat alleen de vrouw vermeld als ouder van [de minderjarige] .
3.3
Op 20 december 2022 heeft de advocaat van de man de vrouw per brief aangeschreven. In deze brief staat dat de man het belangrijk vindt dat zijn vaderschap ook juridisch komt vast te staan en dat hij [de minderjarige] wil erkennen. Ook staat in deze brief dat de man samen met de vrouw wenst te worden belast met het gezamenlijk ouderlijk gezag over [de minderjarige] . Daarnaast heeft de man in deze brief aan de vrouw gevraagd om afspraken te maken over het contact tussen hem en [de minderjarige] .
3.4
[naam1] heeft met instemming van de vrouw [de minderjarige] erkend. Hiervan is op 10 januari 2023 een akte van erkenning opgemaakt. De vrouw en [naam1] zijn samen belast met het gezag over [de minderjarige] .
3.5
Op 16 januari 2023 heeft de advocaat van de vrouw namens haar gereageerd op de brief van 20 december 2022. In deze brief staat dat de vrouw op dat moment geen medewerking kan en wil verlenen aan wat de man wenst. In de brief staat ook dat [de minderjarige] door [naam1] is erkend en dat de vrouw en [naam1] samen het gezag over [de minderjarige] uitoefenen.
3.6
De man heeft bij de rechtbank, voor zover hier van belang, verzocht om aan hem vervangende toestemming te verlenen om [de minderjarige] als zijn kind te erkennen en, indien van toepassing, de erkenning van een andere man te vernietigen op grond van misbruik van bevoegdheid door de vrouw.
3.7
De vrouw heeft bij de rechtbank verweer gevoerd.
3.8
Bij beschikking van 6 maart 2023 heeft de rechtbank de bijzondere curator als zodanig benoemd.
3.9
De bijzondere curator heeft de rechtbank op 14 april 2023 geadviseerd en verzocht de erkenning door [naam1] te vernietigen en om aan de man vervangende toestemming te verlenen om [de minderjarige] te erkennen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank:
  • aan de man vervangende toestemming verleend om [de minderjarige] te erkennen;
  • doorhaling van de akte van erkenning in de registers van de burgerlijke betreffende de erkenning van [de minderjarige] door [naam1] gelast;
  • de taak van de bijzondere curator als beëindigd beschouwd, en
  • een
4.2
De vrouw is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de man alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek dan wel het verzoek om aan hem vervangende toestemming te verlenen om [de minderjarige] te erkennen af te wijzen.
4.3
De man voert verweer. Hij vraagt het hof om het verzoek van de vrouw in hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking ten aanzien van de erkenning te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Het hof stelt voorop dat deze procedure in hoger beroep uitsluitend gaat over de door de rechtbank aan de man verleende vervangende toestemming om [de minderjarige] te erkennen, en over de beslissing om doorhaling te gelasten van de akte van erkenning door [naam1] .
5.2
Als de toestemming van de moeder tot erkenning ontbreekt, kan op grond van artikel 1:204 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek de toestemming van de moeder van wie het kind de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, op verzoek van de man die het kind wil erkennen, door toestemming van de rechtbank worden vervangen, indien de erkenning de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind of de belangen van het kind niet zou schaden, en de man de verwekker is van het kind.
5.3
Niet in geschil is dat de man de verwekker is van [de minderjarige] . Voor de beantwoording van de vragen of de belangen van de vrouw bij een ongestoorde verhouding met [de minderjarige] door de erkenning zouden worden geschaad en of een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van [de minderjarige] door de erkenning in het gedrang komt, komt het aan op een afweging van de belangen van alle betrokkenen. Hierbij dient als uitgangspunt te worden genomen dat zowel [de minderjarige] als de man er in beginsel recht op hebben dat hun relatie ook juridisch wordt erkend als een familierechtelijke betrekking. Het belang van de man bij de totstandkoming van deze betrekking kan echter niet zo zwaar wegen dat de belangen van de vrouw bij een ongestoorde verhouding met [de minderjarige] geschaad zouden worden bij erkenning van de kinderen door de man of dat er ten gevolge van deze erkenning voor [de minderjarige] reële risico’s zijn dat zij wordt belemmerd in een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling.
5.4
De vrouw heeft in hoger beroep herhaald dat de erkenning van [de minderjarige] door de man een emotioneel zware wissel op haar trekt. Zij heeft last van de wijze waarop de man zich tijdens de relatie jegens haar heeft gedragen. [de minderjarige] is op onvrijwillige wijze verwekt en de man was er niet toen de vrouw hem nodig had tijdens de zwangerschap, de bevalling en daarna. De man heeft op geen enkele wijze een rol in het leven van [de minderjarige] gespeeld, terwijl [naam1] de vaderrol op zich heeft genomen. Het vertrouwen van de vrouw in de man is beschadigd en het kost tijd om daar mee om te leren gaan. Het idee dat de man zich als vader van [de minderjarige] kan presenteren, terwijl hij zich zo nooit heeft gedragen, doet de vrouw veel pijn. Toch wil de vrouw [de minderjarige] haar vader niet onthouden. Daarom is de vrouw, ondanks haar angst voor de man, akkoord gegaan met de (voorlopige) omgangsregeling.
5.5
De man voert in hoger beroep aan dat er nog niets terecht is gekomen van de begeleide omgangsregeling. De vrouw heeft zich pas laat aangemeld en partijen staan op de wachtlijst. Hierdoor heeft de man nog een half jaar van het leven van [de minderjarige] moeten missen. De man betwist alle stellingen van de vrouw met klem. De vrouw heeft deze stellingen volgens de man ook op geen enkele manier nader onderbouwd. Toen de man en de vrouw elkaar leerden kennen, was de vrouw juist getraumatiseerd door eerdere gebeurtenissen, waaronder een afgebroken zwangerschap. De man heeft altijd geprobeerd de vrouw te steunen. De man betreurt het dat de vrouw niet wil inzien hoe oprecht zijn wens is om de vader van [de minderjarige] te mogen zijn.
5.6
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de bijzondere curator haar advies herhaald om aan de man vervangende toestemming tot erkenning te verlenen.
5.7
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard oog te hebben voor de ingewikkelde situatie waarin de vrouw zich bevindt. [de minderjarige] heeft veel medische problemen en daardoor een verzwaarde opvoedvraag. Dit neemt volgens de raad alleen niet weg dat ook naar de toekomst van [de minderjarige] moet worden gekeken en dan is het voor [de minderjarige] belangrijk dat zij weet wie haar biologische vader is. De man moet een rol in het leven van [de minderjarige] kunnen spelen, naast [naam1] , de verzorgende vader. De raad meent dat de band tussen de vrouw en [de minderjarige] niet ernstig wordt beschadigd als de man [de minderjarige] erkend. De raad heeft in dat licht geadviseerd om de beslissing ten aanzien van de vervangende toestemming tot erkenning te bekrachtigen.
5.8
Het hof stelt voorop dat het uitgangspunt van de wetgever is dat de juridische (geregistreerde) afstamming zoveel mogelijk in overeenstemming dient te zijn met de biologische werkelijkheid. Zowel het kind als de verwekker hebben er recht op en belang bij dat hun familieband officieel wordt vastgelegd. Alleen in uitzonderlijke gevallen kan van dit uitgangspunt worden afgeweken. Het hof is van oordeel dat van een dergelijk uitzonderlijk geval geen sprake. Dat betekent dat het belang van [de minderjarige] en de man bij het officieel vaststellen van hun familieband zwaarder weegt dan het belang van de vrouw bij het behouden van de huidige situatie. Het belang van [de minderjarige] om te weten waar zij vandaan komt brengt mee dat voor haar duidelijk is van wie zij afstamt: haar persoons- en identiteitsontwikkeling zijn daarmee gediend.
5.9
Het hof overweegt verder dat niet is gebleken dat de belangen van de vrouw, meer in het bijzonder haar belang bij een ongestoorde relatie met [de minderjarige] , geschaad zouden worden door de vernietiging van de erkenning van [de minderjarige] door [naam1] en erkenning van [de minderjarige] door de man. Weliswaar voert de vrouw aan dat de man er op voor haar cruciale momenten niet voor haar is geweest, maar daaruit volgt niet dat erkenning de band tussen de vrouw en [de minderjarige] in gevaar brengt. Ook is niet aannemelijk geworden dat mogelijk risico ontstaat dat [de minderjarige] bij erkenning door de man wordt belemmerd in een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling. Het voorgaande neemt niet weg dat het hof ziet dat de vrouw enorm is belast met de zorg voor [de minderjarige] , een kwetsbaar meisje met een grote medische hulpvraag vanwege haar hartafwijking. Het hof ziet alleen niet in dat erkenning door de man doorwerkt op de band tussen [de minderjarige] en de vrouw of dat erkenning de belangen van [de minderjarige] anderszins zouden schaden. Het hof weegt hierbij mee dat de vrouw eerder wel bereid was de man toestemming te geven de toen nog niet geboren [de minderjarige] te erkennen, maar dat de man telkens niet verscheen op de afspraak bij de gemeente.
Het door de vrouw genoemde bezwaar dat [naam1] na vernietiging van de erkenning ‘niet mee zou mogen in de ambulance’ als sprake is van een noodsituatie met [de minderjarige] , staat naar het oordeel van het hof niet aan vernietiging van de erkenning in de weg.
5.1
Het hof is daarom van oordeel dat aan de man vervangende toestemming moet worden verleend om [de minderjarige] te erkennen.
5.11
Uit het voorgaande volgt dat dat de (akte van erkenning) door [naam1] dient te worden doorgehaald, zoals ook door de rechtbank is geoordeeld.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking, voor zover deze ziet op de erkenning, bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 20 november 2023, voor zover deze ziet op de erkenning van [de minderjarige] , geboren [in] 2021 in [plaats2] .
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, J.B. de Groot en K. Hermsen, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 20 maart 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.