ECLI:NL:GHARL:2025:1607

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
19 maart 2025
Zaaknummer
21-004895-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor voorbereiden ontploffing en veroordeling voor poging tot doodslag en wapenbezit

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder vrijgesproken van het voorbereiden van een ontploffing, maar het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor een concreet misdadig doel. De verdachte werd echter wel veroordeeld voor poging tot doodslag, het voorhanden hebben van een vuurwapen en het overtreden van de Wet wapens en munitie. Het hof oordeelde dat de verdachte op 15 juni 2021 heeft geprobeerd om een slachtoffer van het leven te beroven door haar keel dicht te knijpen en haar hoofd in een dekbed te duwen, waardoor de zuurstoftoevoer werd afgesloten. Het hof heeft de eerdere vrijspraak van de rechtbank bevestigd, maar de verdachte alsnog veroordeeld voor andere feiten. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd, maar het hof kwam tot een andere strafoplegging van 20 maanden, rekening houdend met het voorarrest. Daarnaast werd een contactverbod opgelegd voor 5 jaar met het slachtoffer, om herhaling van strafbare feiten te voorkomen. Het hof heeft de in beslag genomen voorwerpen onttrokken aan het verkeer, met uitzondering van een laptop die aan de verdachte werd teruggegeven.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004895-22
Uitspraak d.d.: 19 maart 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 1 november 2022 met parketnummer 18-158164-21 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976,
thans verblijvende in P.I. [locatie] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Verdachte is door de rechtbank in het vonnis waarvan beroep vrijgesproken van het tenlastegelegde voorhanden hebben van voorbereidingsmiddelen die in [Plaats 3] zijn aangetroffen. Door de wijze van ten laste leggen en de keuze voor ‘en/of-constructie’ in die tenlastelegging gaat het hof uit van een impliciet cumulatieve wijze van ten laste leggen. Het hof is van oordeel dat daarmee sprake is van een onherroepelijke deelvrijspraak van dit deel van het onder 2 tenlastegelegde. Het hof zal verdachte daarom in zoverre partieel niet-ontvankelijk verklaren.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 12 december 2023 en 5 maart 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
  • vernietiging van het vonnis van de rechtbank;
  • veroordeling van verdachte voor feit 1 primair en feiten 2, 3 en 5 tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden en de maatregel van terbeschikkingstelling met een bevel tot verpleging van overheidswege;
  • veroordeling voor feit 4 zonder oplegging van straf of maatregel.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. D.W.H.M. Wolters, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte bij het vonnis van 1 november 2022 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden met aftrek van het voorarrest. Verder heeft de rechtbank de maatregel van terbeschikkingstelling gelast met het bevel tot verpleging van overheidswege. De rechtbank heeft het in beslag genomen vuurwapen, de munitie en de chemicaliën aan het verkeer onttrokken en de in beslag genomen laptop verbeurd verklaard.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging in eerste aanleg – tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 juni 2021 te [Plaats 1] , in elk geval in de [gemeente 1] , (in een woning gelegen aan of bij de [adres 1] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- die [slachtoffer] op een bed heeft gegooid en/of (vervolgens)
- met twee knieën op de borstkas van die [slachtoffer] is gesprongen en/of (vervolgens)
- de keel/hals van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of (vervolgens) vastgehouden en/of (vervolgens) in die keel/hals heeft geknepen, waardoor het voor die [slachtoffer] (nagenoeg) niet mogelijk was adem te halen en/of
- een knie op de hals van die [slachtoffer] heeft gezet en/of (vervolgens) gehouden en/of (vervolgens)
- met verdachtes handen om de keel/hals van die [slachtoffer] , het hoofd van die [slachtoffer] heeft gedraaid in de richting van het daar aanwezige dekbed en/of vervolgens het gelaat van die [slachtoffer] in het dekbed heeft geduwd, waardoor de adem toevoer tot de mond en neus van die [slachtoffer] (nagenoeg) werd afgesloten en het voor die [slachtoffer] (bij voortduring) (nagenoeg) niet mogelijk was adem te halen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 15 juni 2021 te [Plaats 1] , in elk geval in de [gemeente 1] , (in een woning gelegen aan of bij de [adres 1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- die [slachtoffer] op een bed heeft gegooid en/of (vervolgens)
- met twee knieën op de borstkas van die [slachtoffer] is gesprongen en/of (vervolgens)
- de keel/hals van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of (vervolgens) vastgehouden en/of (vervolgens) in die keel/hals heeft geknepen, waardoor het voor die [slachtoffer] (nagenoeg) niet mogelijk was adem te halen en/of
- een knie op de hals van die [slachtoffer] heeft gezet en/of (vervolgens) gehouden en/of (vervolgens)
- met verdachtes handen om de keel/hals van die [slachtoffer] , het hoofd van die [slachtoffer] heeft gedraaid in de richting van het daar aanwezige dekbed en/of vervolgens het gelaat van die [slachtoffer] in het dekbed heeft geduwd, waardoor de adem toevoer tot de mond en neus van die [slachtoffer] (nagenoeg) werd afgesloten en het voor die [slachtoffer] (bij voortduring) (nagenoeg) niet mogelijk was adem te halen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in of omstreeks het jaar 2020 en/of het jaar 2021 (tot en met 8 juli 2021) te [Plaats 1] , in elk geval in de [gemeente 1] , (in een woning gelegen aan of bij de [adres 1] en/of te [Plaats 3] , in elk geval in de [gemeente 3] (op het perceel de [adres 2] , en/of op een of meer andere plaats(en) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing waardoor gemeen gevaar voor goederen en/of personen te duchten is (als bedoeld in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht), opzettelijk een of meer voorwerpen en/of chemicaliën en/of een of meer andere stof(fen) bestemd tot het begaan van dat misdrijf, te weten (te [Plaats 1] )
- 6 flessen (van 1 liter), althans (een) hoeveelhe(i)d(en), (inhoudende) Salpeterzuur 53% en/of
- 2 flessen (van 1 liter), althans (een) hoeveelhe(i)d(en), (inhoudende) Waterstofperoxide 35% en/of
- 6 flessen (van 1 liter), althans (een) hoeveelhe(i)d(en), (inhoudende) Zoutzuur 30% en/of
- 2 flessen (van 1 liter), althans (een) hoeveelhe(i)d(en), (inhoudende) Aceton en/of
- ( een) hoeveelhe(i)d(en) paraffin wax/paraffine en/of
- een zak, althans (een) hoeveelhe(i)d(en), Kaliumnitraat en/of
- een pot, althans (een) hoeveelhe(i)d(en), zwavel(poeder) en/of
- een of meer maatbeker(s) en/of
- een of meer injectiespuiten en/of
- ( een) hoeveelhe(i)d(en) laboratoriumglaswerk en/of
- een glazen potje met daarin een vloeistof en op de bodem (witte) kristallen, zijnde een hoeveelheid van een springstof genaamd TriAcetonTriPeroxide (TATP)
Heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
3.
hij in of omstreeks het jaar 2021 (tot en met 8 juli 2021), tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, te [Plaats 1] , in elk geval in de [gemeente 1] , (in een woning gelegen aan of bij de [adres 1] en/of te [Plaats 2] , in elk geval in de [gemeente 2] , op of omstreeks 8 juli 2021, (in een woning gelegen aan of bij de [adres 3] )
- een (vuur)wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Sauer & Sohn (38 H), van het kaliber 7,65 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
- 8, althans meerdere, kogelpatronen, van het merk Geco Centraalvuur, kaliber 7,65 mm, van categorie III en/of te [Plaats 3] , in elk geval in de [gemeente 3] , op of omstreeks 16 juni 2021, (in een camper (voorzien van het [kenteken] ) gestald op het perceel [adres 2] te [Plaats 3] )
- 96, althans meerdere, volmantel (rondneus) patronen, kaliber 7.65 (.32), van categorie III, voorhanden heeft gehad;
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2021 tot en met 29 juni 2021, in elk geval in het jaar 2021 (vanaf 1 februari 2021) te [Plaats 1] , in elk geval in de [gemeente 1] , en/of te [Plaats 3] , in elk geval in de [gemeente 3] , en/of een of meer andere plaats(en) in Nederland, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als particulier, heeft gehandeld in strijd met de Verordening (EU) 2019/1148 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019, immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, een of meer precursoren voor explosieven, te weten
- 6 flessen (van 1 liter), althans (een) hoeveelhe(i)d(en), (inhoudende) Salpeterzuur 53% en/of
- 2 flessen (van 1 liter), althans (een) hoeveelhe(i)d(en), (inhoudende) Waterstofperoxide 35%, waarvoor een beperking geldt, in bezit heeft gehad en/of gehouden en/of gebruikt;
5.
hij in of omstreeks het jaar 2020 en/of het jaar 2021 (tot en met 29 juni 2021) te [Plaats 1] , in elk geval in de [gemeente 1] , (in een woning gelegen aan of bij de [adres 1] en/of te [Plaats 3] , in elk geval in de [gemeente 3] , (op het perceel de [adres 2] en/of een of meer andere plaats(en) in Nederland, een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een glazen potje met daarin (een vloeistof en op de bodem) (witte) kristallen, zijnde) een hoeveelheid van de springstof genaamd TriAcetonTriPeroxide (TATP)), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat geen sprake is van een strafbare voorbereiding van het misdrijf omschreven in artikel 157 Wetboek van Strafrecht (Sr). Hoewel de verdachte de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen voorhanden heeft gehad, is niet komen vast te staan dat de verdachte een concreet misdadig doel voor ogen had.
Oordeel van het hof
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt daarbij als volgt.
Met de raadsman is het hof van oordeel dat uit het enkel voorhanden hebben van de voorwerpen omschreven in de tenlastelegging, niet het concrete misdadige doel vastgesteld kan worden. Het dossier biedt, hoewel daar uitgebreid onderzoek naar is gedaan, geen aanknopingspunten om aan te nemen dat verdachte de voorwerpen voorhanden heeft gehad ter voorbereiding van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing zoals omschreven in de artikelen 46 en 157 Sr. Een potentieel ‘misdadig doel’ dat verdachte voor ogen zou hebben gehad is uit het dossier niet naar voren gekomen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat dit ‘misdadige doel’ uit de gedragingen van verdachte kan worden afgeleid, nu hij onder meer de stof TATP naar de woning van [slachtoffer] heeft vervoerd. Het hof acht dit gegeven echter onvoldoende om vast te stellen dat verdachte daarmee ‘het oogmerk had op het teweeg brengen van een ontploffing’. Vastgesteld moet immers worden dat dit opzettelijk handelen van verdachte was bestemd tot het begaan van dat misdrijf. Deze bestemming kan het hof op basis van het dossier niet vaststellen.
Dat verdachte eerder ontploffingen teweeg heeft gebracht maakt dat niet anders, nu zich in het dossier geen enkel aanknopingspunt bevindt waaruit blijkt dat bij deze eerdere ontploffingen gevaar voor goederen of levensgevaar voor personen bestond of dat verdachte daar op enig moment de opzet op heeft gehad.
Het hof acht daarom het onder 2 tenlastegelegde feit niet bewezen.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Ten aanzien van feit 1 primair
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer] niet betrouwbaar zijn en dat er geen bruikbaar steunbewijs in het dossier zit. Verder heeft de raadsman aangevoerd dat zelfs als de verdachte in de keel/hals van [slachtoffer] heeft geknepen, dit in onderhavige zaak geen poging doodslag of poging zware mishandeling oplevert aangezien niet kan worden vastgesteld met welke kracht en hoe lang er geweld zou zijn toegepast.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door de verdediging gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het primair tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder als volgt.
Betrouwbaarheid aangeefster
Vooropgesteld wordt dat in alle strafzaken aangiftes kritisch en zorgvuldig moeten worden bezien. Verklaringen dienen onder meer te worden beoordeeld op consistentie, accuraatheid en volledigheid. Het enkele feit dat in verklaringen op punten tegenstrijdigheden voorkomen, maakt deze verklaringen op zichzelf nog niet onbetrouwbaar. Dit feit kan immers te wijten zijn aan de feilbaarheid van het menselijk geheugen of het gevolg zijn van emoties die zijn ontstaan door het delict of tijdsverloop. Het gaat om de totale indruk die de verklaringen maken en de wijze waarop zij zijn afgelegd.
[slachtoffer] heeft zowel ten overstaan van de politie op 16 juni 2021 als bij de raadsheer-commissaris op 13 juli 2023 verklaard dat verdachte op 15 juni 2021 haar bij haar keel heeft vastgepakt, haar keel heeft dichtgedrukt en dat verdachte op enig moment met twee knieën op haar heeft gezeten. Daarnaast heeft aangeefster beide keren verklaard dat haar hoofd werd weggedraaid en dat zij op een later moment pas naar adem/lucht kon happen.
Net als de rechtbank is het hof van oordeel dat de verklaringen die aangeefster bij de politie en later bij de raadsheer-commissaris heeft afgelegd betrouwbaar zijn. De verklaringen zijn in de kern consistent, authentiek en voldoende gedetailleerd. Het enkele feit dat bekenden van verdachte van mening zijn dat aangeefster zich niet gedraagt als een slachtoffer, doet aan het oordeel van het hof niets af. De verklaringen van aangeefster acht het hof dan ook bruikbaar voor het bewijs.
De verklaring van verdachte dat er niets is gebeurd die avond, zal het hof als onaannemelijk ter zijde schuiven, mede gelet op het voorhanden zijnde steunbewijs.
Steunbewijs
Het hof kan zich vinden in de navolgende overwegingen van de rechtbank. Het hof neemt die overwegingen over en maakt die tot de zijne. Waar ‘de rechtbank’ staat, dient ‘het hof’ te worden gelezen.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde bewezen. Naar het oordeel van de rechtbank
leveren de verklaring van aangeefster, verdachte, [getuige 1] en [getuige 2] , en de geneeskundige verklaring die één dag na het feit is opgesteld door een arts voldoende wettig en overtuigend bewijs op. Zo heeft verdachte verklaard dat hij, naar aanleiding van zijn verdwenen laptop, "zwaar over de zeik' de slaapkamer is binnen gelopen en tegen [slachtoffer] tekeer is gegaan. Daarnaast heeft [getuige 3] verklaard dat hij [slachtoffer] die bewuste avond in paniek voor haar woning heeft aangetroffen. [slachtoffer] zou alleen een onderbroek hebben gedragen, en zou daarbij teksten hebben geroepen als "Je bent me aan het vermoorden". Ook is door [getuige 1] en [getuige 2] gezien dat [slachtoffer] een rode keel/nek had Ten slotte wordt de aangifte ondersteund door de geneeskundige verklaring, omdat hieruit volgt dat [slachtoffer] één dag na het feit een opgezette hals en bloeduitstortingen op haar linker borst en rechter bovenbeen had. De rechtbank is op basis van het voorgaande van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar en geloofwaardig is en in voldoende mate wordt ondersteund door de overige bewijsmiddelen.
Opzet
Vooropgesteld wordt dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg zoals hier de dood van [slachtoffer] - aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo'n kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen). Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat verdachte de keel van [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en haar gelaat in het dekbed heeft geduwd. Aangeefster heeft bij de politie verklaard dat verdachte zeker vijf minuten haar keel heeft dichtgeknepen met zijn handen en met één van zijn knieën. Daarnaast heeft aangeefster verklaard dat toen verdachte haar hoofd in het dekbed draaide, zij een keer of drie voelde dat zij weg begon te zakken. Hieruit blijkt dat verdachte met een zekere mate van intensiteit de keel van aangeefster heeft dichtgeknepen. Verdachte heeft met die gedragingen de bloed- en of zuurstoftoevoer naar de hersenen gedurende langere tijd belemmerd, waardoor de dood kan intreden, hetgeen naar algemene ervaringsregels als bekend mag worden beschouwd, ook bij verdachte. Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op de dood van [slachtoffer] gericht te zijn dat het niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard.
Gelet op al het voorgaande komt het hof tot een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde poging doodslag.
De verweren worden verworpen.
Ten aanzien van feiten 4 & 5
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het tenlastegelegde gevaar niet kan worden bewezen. Nu gevaarzetting geen deel uitmaakt van de verwijten zoals die verdachte onder feit 4 en feit 5 zijn gemaakt, behoeft dit verweer geen bespreking.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 4 tenlastegelegde medeplegen, nu niet is gebleken van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en een ander.
Ten aanzien van de pleegperiode van feiten 3, 4 en 5
Voor de bewezenverklaring van feiten 4 en 5 is het hof – net als de rechtbank – uitgegaan van 15 juni 2021 als einddatum van de pleegperiode. Verdachte is op die datum aangehouden door de politie en heeft vanaf dat moment geen beschikkingsmacht meer gehad over de betreffende goederen.
Ten aanzien van feit 3 overweegt het hof dat verdachte vanuit de penitentiaire inrichting heeft beschikt over het pistool door telefonisch opdracht te geven aan een ander om het pistool te verplaatsen. Deze opdracht is uitgevoerd, waaruit blijkt dat verdachte ook na zijn aanhouding kon beschikken over het pistool en de patronen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. primair
hij op 15 juni 2021 te [Plaats 1] , in een woning gelegen aan of bij [adres 1] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- die [slachtoffer] op een bed heeft gegooid en vervolgens
- met twee knieën op de borstkas van die [slachtoffer] is gesprongen en vervolgens
- de keel van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en vervolgens vastgehouden en vervolgens in die keel heeft geknepen, waardoor het voor die [slachtoffer] nagenoeg niet mogelijk was adem te halen en
- een knie op de hals van die [slachtoffer] heeft gezet en vervolgens gehouden en vervolgens
- met verdachtes handen om de keel van die [slachtoffer] , het hoofd van die [slachtoffer] heeft gedraaid in de richting van het daar aanwezige dekbed en vervolgens het gelaat van die [slachtoffer] in het dekbed heeft geduwd, waardoor de adem toevoer tot de mond en neus van die [slachtoffer] nagenoeg werd afgesloten en het voor die [slachtoffer] nagenoeg niet mogelijk was adem te halen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij in het jaar 2021 tot en met 8 juli 2021,
- tezamen en in vereniging met een ander in een woning gelegen aan of bij de [adres 3]
een vuurwapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Sauer & Sohn 38 H, van het kaliber 7,65 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en 8 kogelpatronen, van het merk Geco Centraalvuur, kaliber 7,65 mm, van categorie III en
- hij te [Plaats 3] , op 16 juni 2021, in een camper gestald op het perceel [adres 2] volmantel rondneus patronen, kaliber 7.65 .32, van categorie III, voorhanden heeft gehad;
4.
hij in de periode van 1 februari 2021 tot en met 15 juni 2021 te [Plaats 1] en te [Plaats 3] , in elk geval in Nederland, als particulier, heeft gehandeld in strijd met de Verordening (EU) 2019/1148 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019, immers heeft verdachte precursoren voor explosieven, te weten
- 6 flessen Salpeterzuur 53% en
- 2 flessen Waterstofperoxide 35%,
waarvoor een beperking geldt, in bezit heeft gehad.
5.
hij in het jaar 2021 tot en met 15 juni 2021 te [Plaats 1] , in een woning gelegen aan of bij [adres 1] en te [Plaats 3] , in elk geval in Nederland een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een glazen potje met daarin een vloeistof en op de bodem kristallen, zijnde een hoeveelheid van de springstof genaamd TriAcetonTriPeroxide (TATP), zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde onder 1, 3 en 5

Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
poging tot doodslag.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 7°.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde onder 4

OVAR
Voor wat betreft de pleegperiode ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde overweegt het hof als volgt. Het huidige artikel 3 van de Wet precursoren voor explosieven, waarin de verbodsbepaling is opgenomen, is in werking getreden op 26 april 2021. De verbodsbepaling die vóór die datum gold, had nog geen verwijzing naar Verordening 2019/1148, zoals opgenomen in de tenlastelegging van feit 4. Verdachte dient derhalve in de periode van 1 februari 2021 tot 26 april 2021 te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Wet precursoren voor explosieven.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat oplegging van een maatregel van terbeschikkingstelling uitgesloten is, nu niet is gebleken dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de oplegging eist. De raadsman heeft aangevoerd dat met een straf moet worden volstaan.
Oordeel van het hof ten aanzien van feiten 1, 3 & 5
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Op 15 juni 2021 heeft hij zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Verdachte heeft de keel van aangeefster [slachtoffer] dichtgeknepen en het gelaat van aangeefster in het dekbed geduwd, waardoor de zuurstoftoevoer van aangeefster enige tijd afgesloten is geweest. Het hof rekent het geweld dat verdachte heeft toegepast hem zwaar aan. Hij heeft hiermee een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Dergelijke delicten brengen in de maatschappij angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg, in het bijzonder bij het slachtoffer.
Daarnaast heeft verdachte een vuurwapen, meerdere patronen en TAPT voorhanden gehad. Het verboden bezit hiervan brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee. Tegen het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en voorwerpen bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing dient dan ook streng te worden opgetreden.
Gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten is het hof van oordeel dat niet met een andere straf kan worden volstaan dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur. Wel houdt het hof er in strafverlagende zin rekening mee dat het verdachte – anders dan de rechtbank – vrijspreekt van het voorbereiden van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van 30 januari 2025, waaruit blijkt dat verdachte in het verleden onherroepelijk is veroordeeld wegens geweldsmisdrijven.
Het hof heeft verder gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die ter terechtzitting naar voren zijn gebracht en zoals deze ook blijken uit de verschillende rapportages die over verdachte zijn opgesteld. Het hof heeft met name rekening gehouden met het psychiatrisch onderzoek d.d. 2 januari 2025, het psychologisch onderzoek d.d. 14 januari 2025 en met het aanvullend neuropsychologisch en neurologisch onderzoek d.d. 1 november 2024.
Op grond van voornoemde rapportages komt het hof tot de conclusie dat de bewezenverklaarde feiten verdachte volledig kunnen worden toegerekend. Hoewel er bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met schizotypische, antisociale en narcistische trekken, kan niet worden vastgesteld of, en zo ja, in hoeverre deze stoornis van invloed is geweest op het plegen van de strafbare feiten. Ondanks dat het hof van oordeel is dat verdachte baat kan hebben bij een behandeling, komt het hof onder deze omstandigheden niet tot oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling, nu niet is gebleken dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen dat eist.
Alles afwegend acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden, passend en geboden. Verdachte heeft deze straf al uitgezeten in voorarrest, dat meer dan drie en een half jaar heeft geduurd. Dit betekent dat verdachte fors in eigen tijd in de het huis van bewaring heeft gezeten. Het hof betreurt dit.
Oordeel van het hof ten aanzien van feit 4
Het onder 4 bewezenverklaarde levert een overtreding op. Dit betekent dat het hof voor dat feit separaat een straf moet opleggen. Gelet op de geringe ernst van het feit zal het hof, evenals de rechtbank, toepassing geven aan artikel 9a Sr ten aanzien van feit 4 en voor dit feit geen straf opleggen.

Oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel (artikel 38v Sr)

De maatregel ex artikel 38v Sr, zoals een contactverbod, kan worden opgelegd als dit strekt tot beveiliging van de maatschappij of de voorkoming van het – opnieuw – begaan van strafbare feiten, terwijl de rechter er rekening mee moet houden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend naar personen toe zal gedragen.
Het hof is van oordeel dat met betrekking tot het bewezenverklaarde feit 1, aan de voorwaarden voor oplegging van genoemde maatregel is voldaan.
  • Verdachte heeft een strafblad met meerdere geweldsdelicten, waaronder huiselijk geweld.
  • Uit het psychiatrisch rapport d.d. 2 januari 2025 van dr. [naam] volgt dat er bij verdachte sprake is van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale, narcistische en schizotypische trekken. Met betrekking tot het verwetene onder feit 1 is aangegeven dat er vanuit deze problematiek wel aanwijzingen worden gezien voor een verhoogde krenkingsgevoeligheid, achterdocht en gevoel van benadeling, zeker wanneer sprake is van oplopende spanning en druk.
  • Uit eerdere reclasseringscontacten en de daarbij behorende rapportages blijkt dat verdachte zich in het geval van hulpverlening niet meewerkend opstelt en zijn eigen gang gaat.
Gelet daarnaast op de inhoud van het dossier en de aard van de bewezenverklaarde feiten, is het hof van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens mw. [slachtoffer] en overweegt het hof in dat verband meer in het bijzonder dat het hof er ernstig rekening mee houdt dat verdachte opnieuw in een situatie komt waarin hij zich tekort gedaan voelt en hij, al dan niet na enig drankgebruik, dwingend optreden als oplossing ziet om zijn gelijk te halen. Nu verdachte zich bovendien herhaaldelijk op het standpunt heeft gesteld dat zijn ex-vriendin onwaarheden over hem en de situatie in haar huis op 15 juni 2021, heeft verteld, terwijl in onderhavig arrest de zienswijze van aangeefster is gevolgd, ziet het hof om die reden aanleiding de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op te leggen, te weten een contactverbod met aangeefster [slachtoffer] , en wel voor de duur van 5 jaren. Dit verbod moet voorkomen dat de verdachte nog contact zal hebben, direct of via anderen, met [slachtoffer] . Voor elke keer dat de verdachte de maatregel overtreedt zal vervangende hechtenis voor de duur van één week worden opgelegd met in totaal een maximum van zes maanden. Het hof zal bevelen dat de vrijheidsbeperkende maatregel, inhoudende een contactverbod, zoals nader omschreven in het dictum, dadelijk uitvoerbaar is

Beslag

Het onder 3, 4, 5 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van de hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen. Zij zullen aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
De inbeslaggenomen Lenovo laptop, zal aan de verdachte worden teruggegeven.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9a, 36b, 36c, 38v, 38w, 45, 47, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en artikel 3 van de Wet precursoren voor explosieven.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de in eerste aanleg geven partiële vrijspraak.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 3 en 5 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Verklaart het onder 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Verklaart het bewezene ten aanzien van feit 4 voor zover dat betrekking heeft op de pleegperiode van 1 februari 2021 tot 26 april 2021 niet strafbaar en ontslaat verdachte ter zake daarvan van alle rechtsvervolging.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 5 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal (laten) hebben of (laten) zoeken met aangeefster [slachtoffer] , geboren op [geboortedag] 1974, ook niet als zij contact met verdachte zoekt of laat zoeken. Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een gezamenlijk maximum van 6 maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- chemicaliën;
- pistool, merk: Sauer & Sohn (goednummer: PL0100-2021179657-1401226);
- munitie, te weten: 8 stuks patronen (goednummer: PL0100-2021179657-1401229);
- munitie, te weten: 94 stuks kogelpatronen (goednummer: PLO100-2021158671-1394430);
- munitie, te weten: 2 stuks gaspatronen (goednummer: PL0100-2021158671-1394431).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- laptop, merk: Lenovo (goednummer: PLO100-2021158671-1398800).
De voorlopige hechtenis

Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang vanaf heden.

Aldus gewezen door
mr. E.C.M. Wolfert, voorzitter,
mr. T.H. Bosma en mr. A.F. van Kooij, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.A. van der Zwaag, griffier,
en op 19 maart 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.