ECLI:NL:GHARL:2025:1596

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
19 maart 2025
Zaaknummer
23/2492
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting in Arnhem

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting die is opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Arnhem. De belanghebbende heeft op 18 november 2021 een naheffingsaanslag van € 2,90 ontvangen, waarbij ook kosten van € 61,00 in rekening zijn gebracht. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de heffingsambtenaar heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Hierop heeft de belanghebbende beroep ingesteld bij de Rechtbank Gelderland, die het beroep ongegrond heeft verklaard. De belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Tijdens de zitting op 11 maart 2025 is de belanghebbende niet verschenen, maar de heffingsambtenaar was vertegenwoordigd. De kern van het geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. De belanghebbende had op het moment van parkeren in Arnhem een parkeerapp gebruikt om te betalen, maar had per ongeluk een parkeerzone in Amersfoort ingevoerd. Het Hof oordeelt dat de belanghebbende tekort is geschoten in zijn onderzoeksplicht, omdat hij niet de juiste parkeerzone heeft ingevoerd en niet gebruik heeft gemaakt van de gps-functie van de app. Het Hof concludeert dat de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag terecht heeft opgelegd, omdat er geen parkeerbelasting is voldaan voor het parkeren op de Markt in Arnhem.

De uitspraak van het Hof bevestigt de beslissing van de Rechtbank en het hoger beroep wordt ongegrond verklaard. Er wordt geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
nummer BK-ARN 23/2492
uitspraakdatum: 18 maart 2025
Uitspraak van de derde enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 4 juli 2023, nummer ARN 22/1104, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Arnhem(hierna: de heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft op 18 november 2021 een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting opgelegd van € 2,90, waarbij tevens kosten van € 61,00 in rekening zijn gebracht.
1.2.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 maart 2025. Belanghebbende is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen. Namens de heffingsambtenaar is verschenen [naam1] .

2.Vaststaande feiten

2.1.
Belanghebbende heeft op 18 november 2021 de auto met kenteken [kenteken] (hierna: de auto) geparkeerd aan de Markt in Arnhem. Op die parkeerplaats en op dat tijdstip was sprake van betaald parkeren. De naheffingsaanslag is om 14:04 uur opgelegd.
2.2.
Belanghebbende heeft om 13:44 uur door middel van een door hem gebruikte parkeerapp € 1,94 aan parkeerbelasting betaald voor een parkeerzone in Amersfoort.

3.Geschil

In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. De heffingsambtenaar beantwoordt deze vraag bevestigend en belanghebbende ontkennend.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Op grond van artikel 225, lid 1, aanhef en onder a, van de Gemeentewet, kan een belasting worden geheven ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij de belastingverordening dan wel krachtens de belastingverordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze.
4.2.
Ingevolge artikel 234, lid 1, van de Gemeentewet, wordt de parkeerbelasting, bedoeld in artikel 225, lid 1, onder a, van die wet geheven bij wege van voldoening op aangifte dan wel op andere wijze.
4.3.
Ingevolge artikel 234, lid 2, aanhef en onder a, van de Gemeentewet, wordt als voldoening op aangifte uitsluitend aangemerkt: het bij aanvang van het parkeren in werking stellen van een parkeermeter of een parkeerautomaat op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.
4.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat de auto op de in 2.1 aangegeven parkeerplaats stond geparkeerd en dat ter zake van het parkeren van de auto parkeerbelasting is verschuldigd.
4.5.
De Verordening parkeren en parkeerbelastingen 2021 van de gemeente Arnhem geeft de mogelijkheid om de parkeerbelasting te voldoen door middel van gebruik van een parkeerapp of de parkeerautomaat. Zowel bij betaling via een parkeerapp als fysiek bij de parkeerapparatuur rust op de parkeerder een feitelijke onderzoeksplicht welk parkeertarief verschuldigd is voor de door hem gekozen parkeerlocatie (vgl. HR 5 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1014, r.o. 2.2.2).
4.6.
Belanghebbende heeft bij het gebruik van de parkeerapp geen gebruik gemaakt van de gps-functie, maar de parkeerzone handmatig ingevoerd. Daarbij heeft belanghebbende niet het nummer van de parkeerzone ingevoerd, maar het nummer van de parkeerautomaat. Naar aanleiding daarvan is in de parkeerapp vermeld dat dit een parkeerzone in Amersfoort betreft, waarna belanghebbende de parkeersessie in Amersfoort is gestart.
4.7.
Naar het oordeel van het Hof is belanghebbende tekort geschoten in het nakomen van de op hem rustende onderzoekplicht. Zeker na de melding in de parkeerapp dat het ingevoerde nummer een parkeerzone in Amersfoort betreft, had belanghebbende moeten nagaan wat het juiste zonenummer was. Dat op de parkeerautomaat een lichtzuil met het juiste zonenummer ontbreekt, neemt niet weg dat belanghebbende langs andere weg het juiste zonenummer had kunnen achterhalen, bijvoorbeeld door kennis te nemen van de parkeerautomaat aan de andere kant van het plein met daarop wel een lichtzuil met het juiste zonenummer of door het inschakelen van de gps-functie in de parkeerapp.
4.8.
Daarbij komt nog dat een parkeerder niet verplicht is om gebruik te maken van een parkeerapp om parkeergeld te betalen. Bij twijfel over de ingevoerde parkeerzone had belanghebbende ook fysiek bij de parkeerautomaat kunnen betalen.
4.9.
Nu ter zake van het parkeren op de Markt in Arnhem geen parkeerbelasting is voldaan, komt het Hof tot het oordeel dat de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag terecht heeft opgelegd.
Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J.H. van Suilen, lid van de derde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van A. Tax als griffier.
De beslissing is op 18 maart 2025 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(A. Tax) (A.J.H. van Suilen)
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert wordt een afschrift aangetekend per post verzonden.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.