ECLI:NL:GHARL:2025:1573

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
19 maart 2025
Zaaknummer
21-001266-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen diefstal na onvoldoende bewijs en persoonlijke omstandigheden van de verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor diefstal in vereniging en kreeg een taakstraf van zestig uren, met een subsidiaire jeugddetentie van dertig dagen. De benadeelde partij had een vordering tot schadevergoeding ingediend, die in eerste aanleg was toegewezen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting op 4 maart 2025 heeft het hof de zaak onderzocht. De advocaat-generaal stelde dat er voldoende bewijs was voor de diefstal, terwijl de verdediging aanvoerde dat de verdachte niet achter het marktplaats-account zat waarmee de afspraak met de benadeelde was gemaakt. De verdachte verklaarde dat hij niet de intentie had om de motor te stelen en dat hij onder druk stond van zijn medeverdachte. Het hof heeft de verklaringen van de verdachte in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig werd bevonden aan de feiten die de schade zouden hebben veroorzaakt. Het hof heeft de kosten van de benadeelde partij tot aan de datum van uitspraak op nihil begroot.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001266-24
Uitspraak d.d.: 18 maart 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 19 maart 2024 met parketnummer 16-301993-23 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2004,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 4 maart 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. J. Velthoven, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is in eerste aanleg veroordeeld wegens diefstal in vereniging tot een taakstraf voor de duur van zestig uren, subsidiair een jeugddetentie voor de duur van dertig dagen, met aftrek van het voorarrest. De vordering van [benadeelde] is geheel en hoofdelijk toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel (geen gijzeling).
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 1 mei 2023 te [plaats 1] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een motorfiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
subsidiair
hij op of omstreeks 1 mei 2023 te [plaats 1] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een motorfiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en welk goed verdachte en/of zijn mededaders anders dan door misdrijf onder zich hadden, te weten als potentiële koper(s) tijdens een testrit, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

Vrijspraak

Standpunt openbaar ministerie
Volgens de advocaat-generaal is er voldoende wettig en ook overtuigend bewijs voorhanden waaruit volgt dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan diefstal van de motor van aangever [benadeelde] . Er is met aangever een afspraak gemaakt via het marktplaats-account op naam van verdachte. Verdachte verscheen ook daadwerkelijk op de afspraak en is er met zijn medeverdachte vandoor gegaan op de motor. De motor is vervolgens vlakbij de verblijfplaats van verdachte, en ver van de woonplaats van aangever, aangetroffen.
Standpunt verdediging
Hoewel het dossier wellicht voldoende wettig bewijs bevat, is dat bewijs niet overtuigend genoeg om verdachte te veroordelen voor de diefstal in vereniging van de motorscooter. Hiertoe heeft de raadsman, kort gezegd, aangevoerd dat verdachte stelt dat hij niet achter het markplaats-account zit waarmee met aangever een afspraak is gemaakt. Hier is door de politie geen nader onderzoek naar gedaan, zodat de plausibele verklaring van verdachte op dit punt niet kan worden uitgesloten. Bovendien was mogelijk sprake van een ongezonde relatie met de veel oudere medeverdachte, die overwicht had op verdachte. Verdachte was en is liefhebber van motoren en de techniek en is daarom meegegaan naar de afspraak. Hij besloot zonder helm achterop te gaan bij zijn medeverdachte en is, toen er naar zijn smaak veel te hard en roekeloos werd gereden, afgestapt en door een jeugdvriend met de auto opgehaald. Het is ook zeer onwaarschijnlijk dat verdachte als bijrijder zonder helm op een motorfiets hele stukken snelweg van [plaats 1] tot aan [plaats 2] kon afleggen zonder te worden aangehouden. Er zijn immers op diverse plekken signaleringscamera’s. De motor is aangetroffen in [plaats 2] op een plek waar verdachte zijn medeverdachte vaak trof. Verdachte moet daarom worden vrijgesproken.
Oordeel van het hof
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof hecht hierbij in het bijzonder waarde aan de verklaring van verdachte over zijn persoonlijke omstandigheden destijds en het milieu waarin hij zich op jeugdige leeftijd bevond en waarmee hij inmiddels heeft gebroken. Het hof acht het op grond van deze omstandigheden aannemelijk dat verdachte niet heeft gewild de jeugdvriend als getuige te doen oproepen of om ander onderzoek te laten doen om zijn verklaring te onderbouwen. De verklaring van verdachte dat hij niet degene is die achter het marktplaats-account zat, dat hij op enig moment is afgestapt en is opgehaald door een jeugdvriend en dat hij niet weet wat zijn medeverdachte met de motor heeft gedaan, kan niet worden uitgesloten. Daarmee kan het (mede)plegen van het feit niet overtuigend worden bewezen.

Vordering van de [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 293,70. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het primair bewezenverklaarde en subsidiair bewezenverklaarde tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.
.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vordering van de [benadeelde]

Verklaart de [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. M.J. Vos en mr. H. Phaff, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. B.T.H. Toonen-Janssen, griffier,
en op 18 maart 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 18 maart 2025.
Tegenwoordig:
mr. M.L.H.E. Roessingh-Bakels, voorzitter,
mr. A. Hermelink, advocaat-generaal,
mr. B.T.H. Toonen-Janssen, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.