In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland van 17 oktober 2024 aangevochten, waarin de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] was verlengd. De moeder verzoekt het hof om deze beschikking te vernietigen en de machtiging tot uithuisplaatsing te weigeren of te beperken. De gecertificeerde instelling, Stichting Samen Veilig Midden-Nederland (de GI), heeft verweer gevoerd en verzocht om bekrachtiging van de bestreden beschikking.
Het hof heeft vastgesteld dat de ouders van [de minderjarige] gezamenlijk belast zijn met het gezag. De kinderrechter had eerder al een ondertoezichtstelling van [de minderjarige] uitgesproken en een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing verleend. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 februari 2025 waren de moeder, de vader en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig. Het hof heeft de argumenten van de moeder gehoord, maar is van oordeel dat terugplaatsing van [de minderjarige] bij de moeder niet in zijn belang is. Het hof onderschrijft de overwegingen van de kinderrechter en heeft de machtiging tot uithuisplaatsing in een gezinshuis verlengd tot 31 mei 2025, maar de machtiging tot uithuisplaatsing in een pleeggezin vernietigd.
De moeder heeft tijdens de procedure aangegeven dat zij geen hulpverlening nodig heeft en dat de gang van zaken rondom de uithuisplaatsing zeer beschadigend is geweest. Het hof heeft echter geconcludeerd dat er geen overeenstemming bestaat over de voorwaarden voor een eventuele thuisplaatsing van [de minderjarige]. De moeder voldoet niet aan de gestelde voorwaarden en het hof heeft geen mogelijkheden gezien om [de minderjarige] weer bij de moeder te laten wonen. De beslissing van het hof is dus om de machtiging tot uithuisplaatsing in een gezinshuis te bekrachtigen en de machtiging tot uithuisplaatsing in een pleeggezin te vernietigen.