ECLI:NL:GHARL:2025:1438

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
12 maart 2025
Zaaknummer
24/1740
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2014

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) over het jaar 2014. De Belastingdienst had een navorderingsaanslag opgelegd op basis van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 90.598 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 162.675, met daarbij een belastingrente van € 12.044 en een vergrijpboete van € 1.789. De Inspecteur handhaafde deze aanslag bij uitspraken op bezwaar, maar de rechtbank Gelderland verklaarde het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de beroepstermijn. Hierop heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 4 maart 2025 hebben partijen een compromis bereikt. De navorderingsaanslag werd vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 68.598 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 81.337. De beschikking belastingrente werd dienovereenkomstig verminderd en de vergrijpboete werd vernietigd. Elke partij draagt zijn eigen proceskosten en de door belanghebbende betaalde griffierechten worden niet vergoed door de Inspecteur. Belanghebbende heeft bovendien zijn bereidheid uitgesproken om de belastingschuld te betalen die voortvloeit uit de navorderingsaanslag.

De uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedaan door de tweede meervoudige belastingkamer, is openbaar uitgesproken op 11 maart 2025. De beslissing houdt in dat de navorderingsaanslag en de beschikking belastingrente worden verminderd, en de vergrijpboete wordt vernietigd. Tegen deze uitspraak staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer BK-ARN 24/1740
uitspraakdatum:
11 maart 2025
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 26 augustus 2024, nummer ARN 23/3319, in het geding tussen belanghebbende en
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Utrecht(hierna: de Inspecteur)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) over het jaar 2014 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 90.598 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 162.675. Daarbij is een bedrag aan belastingrente berekend van € 12.044. Verder is een vergrijpboete van € 1.789 (5% van € 35.788) opgelegd.
1.2.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 29 april 2022 de navorderingsaanslag, de beschikking belastingrente en de vergrijpboete gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende is tegen de uitspraken van de Inspecteur in beroep gekomen. De Rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de beroepstermijn.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 maart 2025. Belanghebbende is verschenen. Namens de Inspecteur zijn verschenen [naam1] , [naam2] en [naam3] .

2.Overwegingen

2.1.
Partijen zijn ter zitting bij wijze van compromis het volgende overeengekomen:
a. de navorderingsaanslag IB/PVV 2014 wordt vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 68.598 (€ 90.598 minus € 22.000) en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 81.337 (€ 162.675 minus € 81.338);
b. de beschikking belastingrente wordt dienovereenkomstig verminderd;
c. de vergrijpboete wordt vernietigd;
d. elke partij draagt de eigen proceskosten;
e. de door belanghebbende betaalde griffierechten worden niet door de Inspecteur vergoed; en
f. belanghebbende spreekt de bereidheid uit daadwerkelijk tot betaling van de belastingschuld over te gaan die voortvloeit uit de onderhavige navorderingsaanslag IB/PVV 2014.
2.2.
Het vorenstaande betekent dat het hoger beroep van belanghebbende gegrond is.

3.Beslissing

Het Hof:
  • vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar,
  • vermindert de navorderingsaanslag IB/PVV 2014 tot een belastingaanslag naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 68.598 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 81.337,
  • vermindert de beschikking belastingrente dienovereenkomstig, en
  • vernietigt de vergrijpboete.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J.H. van Suilen, voorzitter, mr. A.E. Keulemans en mr. E. Polak, in tegenwoordigheid van drs. S. Darwinkel als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
11 maart 2025.
De griffier, De voorzitter,
(S. Darwinkel) (A.J.H. van Suilen)
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, wordt een afschrift aangetekend per post verzonden.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.