Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Jeugdbescherming Gelderland,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezamenlijk gezag van ouders na hun echtscheiding. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft grieven ingediend tegen de beschikking van de rechtbank Gelderland van 16 mei 2024, waarin het gezamenlijk gezag over de kinderen is beëindigd en het gezag aan de moeder is toegewezen. De vader stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het gezamenlijk gezag beëindigd moest worden en verzoekt het hof om de beschikking te vernietigen.
De moeder, verweerster in hoger beroep, voert aan dat de beëindiging van het gezamenlijk gezag noodzakelijk is voor de rust en voortgang van de hulpverlening aan de kinderen. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 februari 2025 zijn beide ouders, hun advocaten, vertegenwoordigers van de Jeugdbescherming Gelderland en de raad voor de kinderbescherming aanwezig geweest. De minderjarigen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om hun mening kenbaar te maken.
Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en is tot de conclusie gekomen dat de moeder het gezag alleen moet uitoefenen. De vader is wantrouwend en kritisch ten opzichte van de moeder en de hulpverlening, wat leidt tot vertraging in de noodzakelijke hulp voor de kinderen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van de kinderen voorop staat. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en andere verzoeken zijn afgewezen.