ECLI:NL:GHARL:2025:136
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verplichting tot medewerking aan totstandkoming religieuze echtscheiding terwijl er nog geen burgerlijke echtscheiding is?
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, gaat het om de verplichting van de man om mee te werken aan de totstandkoming van een religieuze echtscheiding volgens Iraans recht, terwijl er nog geen burgerlijke echtscheiding is uitgesproken. De vrouw, die in hoger beroep is gegaan, heeft in 2019 in Iran met de man getrouwd en vordert dat hij meewerkt aan de religieuze echtscheiding, waaronder het verschijnen voor een geestelijke en het inschrijven van de echtscheiding bij de Iraanse ambassade in Den Haag. De man weigert dit, omdat hij van mening is dat er eerst een Nederlandse echtscheidingsbeschikking nodig is, wat de vrouw tot nu toe niet heeft aangevraagd.
De rechtbank heeft de vorderingen van de vrouw afgewezen, met de overweging dat de man mag weigeren mee te werken aan de religieuze echtscheiding zolang er geen Nederlandse echtscheidingsbeschikking is. In hoger beroep heeft de vrouw betoogd dat een Nederlandse echtscheidingsbeschikking niet noodzakelijk is voor de registratie van de religieuze echtscheiding bij de Iraanse ambassade. Het hof heeft echter geoordeeld dat de vrouw een echtscheidingsbeschikking van de Nederlandse rechter moet overleggen voordat de man kan worden verplicht om mee te werken aan de ontbinding van het Iraanse huwelijk.
Het hof heeft vastgesteld dat er nog een burgerlijk huwelijk bestaat en dat de vrouw, die de echtscheiding wenst, de verantwoordelijkheid heeft om een echtscheidingsbeschikking te verkrijgen. Het hof heeft het hoger beroep van de vrouw afgewezen en haar veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de man. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 14 januari 2025.