ECLI:NL:GHARL:2025:1262

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 maart 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
200.344.330
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van mentor in het kader van mentorschap en de beoordeling van gewichtige redenen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het ontslag van een mentor voor een jongeman, hierna te noemen [verzoeker], die geboren is in 2001. De moeder en de vader van [verzoeker] waren eerder benoemd als mentoren, maar [verweerster] heeft verzocht om hun ontslag. De kantonrechter in de rechtbank Gelderland heeft op 6 mei 2024 de moeder als mentor ontslagen en [de opvolgend mentor] benoemd. [verzoeker] is in hoger beroep gegaan tegen deze beslissing, waarbij hij stelt dat er geen gewichtige redenen waren voor het ontslag van zijn moeder als mentor. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 februari 2025 hebben zowel [verzoeker] als zijn ouders hun standpunten toegelicht. [verweerster] heeft betoogd dat de samenwerking met de ouders niet meer mogelijk was en dat hun handelen niet in het belang van [verzoeker] was. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd, maar heeft opgemerkt dat de samenwerking tussen de betrokkenen problematisch was. Het hof concludeert dat de moeder zich onder druk heeft teruggetrokken als mentor en dat de benoeming van de opvolgend mentor noodzakelijk was. De ouders hebben inmiddels een nieuwe plek voor [verzoeker] gevonden, wat positief is voor zijn zorgbehoefte. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd, maar benadrukt dat de opvolgend mentor een actievere rol moet spelen in de zorgverlening.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.344.330
(zaaknummer rechtbank Gelderland 10910119)
beschikking van 6 maart 2025
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. J.J. Roossien
en
[verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats1] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: [verweerster] ,
advocaat: mr. S. Koelewijn
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[de moeder],
verder te noemen: de moeder,
en
[de vader],
verder te noemen: de vader
beide wonende te [woonplaats1] ,
en
[de opvolgend mentor],
gevestigd te [vestigingsplaats2] ,
verder te noemen: de opvolgend mentor.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, sector kanton, zittingsplaats Zutphen) van 6 mei 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Het hof zal deze beschikking hierna noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 1 augustus 2024;
- het verweerschrift;
- een journaalbericht van mr. Roossien van 13 augustus 2024 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 6 februari 2025 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- [verzoeker] , bijgestaan door zijn advocaat;
- een vertegenwoordiger van [verweerster] , bijgestaan door haar advocaat;
- de moeder;
- de vader;
- de opvolgend mentor.

3.De feiten

3.1
[verzoeker] is geboren [in] 2001. [verzoeker] is de zoon van de vader en de moeder.
3.2
Bij beschikking van 28 januari 2019 heeft de kantonrechter in de rechtbank Gelderland een mentorschap ingesteld ten behoeve van [verzoeker] met benoeming van de moeder en de vader als mentoren.
3.3
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter in de rechtbank Gelderland op
30 januari 2024, heeft [verweerster] om ontslag van de mentoren verzocht.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de kantonrechter, onder andere:
- de moeder, met ingang van 1 juni 2024, als mentor ten behoeve van [verzoeker] ontslagen;
- [de opvolgend mentor] als opvolgend mentor benoemd, naast de vader.
4.2
[verzoeker] is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. [verzoeker] verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen althans op andere gronden tot een beslissing te komen.
4.3 ’
s Heeren Loo voert verweer en zij vraagt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen, dan wel ambtshalve anders te beslissen over het mentorschap in het belang van [verzoeker] .

5.De motivering van de beslissing

wettelijk kader
5.1
Ingevolge artikel 1:462 lid 2 BW kan de mentor ontslag worden verleend hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om mentor te kunnen worden op verzoek van de medementor of degene die gerechtigd is mentorschap te verzoeken als bedoeld in artikel 451, eerste en tweede lid, dan wel ambtshalve.
Op grond van 1:452 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Ingevolge het vierde lid van voornoemd artikel wordt, tenzij lid 3 is toegepast, indien de betrokkene is gehuwd, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levenspartner heeft, bij voorkeur de echtgenoot, geregistreerd partner, dan wel een andere levensgezel tot mentor benoemd. Is het voorgaande niet van toepassing, dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot mentor benoemd.
standpunten
5.2
[verzoeker] heeft tijdens de mondelinge behandeling bij het hof verteld dat hij wil dat de bestreden beschikking wordt teruggedraaid. Voor [verzoeker] , maar ook voor zijn ouders, gaat het om gerechtigheid. Namens [verzoeker] is naar voren gebracht dat de uitvoering van het mentorschap onder de huidige mentoren op dit moment goed verloopt. Waar het [verzoeker] (en de ouders) om gaat is dat er door de kantonrechter ten onrechte is geoordeeld dat er sprake is geweest van gewichtige redenen die het ontslag van de moeder als mentor rechtvaardigen.
5.3
[verzoeker] heeft van januari 2018 tot februari 2024 bij [verweerster] gewoond. In deze periode hebben de vader en de moeder zich, volgens [verweerster] , onder andere verzet tegen de invulling van de beoogde dagbesteding van [verzoeker] en namen zij herhaaldelijk de rol van zorgverleners over. Er was sprake van een fundamenteel en structureel verschil van inzicht over de zorgverlening die [verzoeker] nodig had. Een behoorlijke samenwerking met de ouders in hun rol van mentor was niet meer mogelijk. In februari 2024 hebben de vader en de moeder, gezien dit alles, de zorgovereenkomst met [verweerster] opgezegd en [verzoeker] weer in huis genomen. Volgens [verweerster] hebben de vader en de moeder [verzoeker] op dat moment onttrokken aan de voor hem noodzakelijke specialistische zorg die hij nodig heeft. Ook dit was een van de geschilpunten. Dit alles is volgens [verweerster] voldoende reden om de vader en de moeder te ontslaan als mentoren: hun handelen is niet in het belang van [verzoeker] geweest. Ten aanzien van de huidige situatie – [verzoeker] woont tot op heden nog steeds bij zijn ouders – geeft [verweerster] aan geen zicht te hebben op de situatie rondom [verzoeker] .
5.4
De vader en de moeder hebben tijdens de mondelinge behandeling bij het hof verteld dat zij ontevreden waren over de zorg die gaandeweg door [verweerster] geboden werd. Dit was een toenemende bron voor conflicten. De vader en de moeder hebben [verzoeker] naar huis gehaald, omdat een voortzetting van zijn verblijf bij [verweerster] volgens hen niet langer in zijn belang was en de verhoudingen met [verweerster] steeds verder verslechterden, zowel vanuit hun rol als mentor als die als ouders gezien. Hun voornemen is wel om [verzoeker] op enig moment niet meer thuis te laten wonen. [verzoeker] heeft tot nu toe nog geen dagbesteding. Door wachtlijsten heeft het lang geduurd voordat er door de ouders een geschikte plek werd gevonden voor [verzoeker] , maar dat lijkt nu te zijn gelukt. De vader en de moeder vinden niet dat er gewichtige redenen zijn (geweest) die het ontslag van de moeder als mentor van [verzoeker] zouden rechtvaardigen. Zij hebben er alles aan gedaan om te voorzien in de zorgbehoefte die [verzoeker] nodig heeft.
5.5
De opvolgend mentor heeft tijdens de mondelinge behandeling bij het hof verteld dat de samenwerking met de vader prettig verloopt. [verzoeker] is tevreden over de zorg die hij thuis ontvangt. De mentor bevestigt ter zitting dat er inmiddels een nieuwe plek voor [verzoeker] beschikbaar is gekomen bij Triade in Dronten. De vader en de moeder hebben [verzoeker] al in 2021 voor deze plek aangemeld.
oordeel van het hof
5.6
Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen, maar neemt de overwegingen van de kantonrechter niet ten volle over. Het hof is van oordeel dat er, wat er ook zij van de overwegingen van de kantonrechter en de verwijten tussen betrokkenen over en weer, genoegzaam gebleken is van een onwerkbare samenwerking tussen [verweerster] en de vader en de moeder in de hoedanigheid van mentoren van [verzoeker] . Dit heeft als gevolg gehad dat de moeder zich (onder druk) tijdens de procedure in eerste aanleg heeft teruggetrokken als mentor: zij heeft de kantonrechter aangegeven in te stemmen met een ontslag op eigen verzoek. Desondanks is de kantonrechter nagegaan of sprake was van gewichtige redenen. Dat was in feite niet nodig om tot ontslag van de moeder als mentor over te gaan. De moeder heeft ter zitting ook aangegeven alleen weer mentor te willen worden als [verzoeker] dat wil. Maar [verzoeker] is het eigenlijk alleen oneens met de motivering van de kantonrechter en niet zozeer met het ontslag en de benoeming van een andere mentor. Daar komt bij dat de samenwerking met de opvolgend mentor en de vader en de moeder ook volgens ouders goed verloopt. De vader en de moeder hebben (als ouders) het voortouw genomen in de zoektocht naar een nieuwe geschikte plek voor [verzoeker] en deze is inmiddels gevonden bij Triade. Het hof heeft wel de indruk gekregen dat de nieuwe mentor de uitvoering van het (gezamenlijk) mentorschap te veel aan de vader (en de moeder) over laat en merkt tegen die achtergrond op dat van haar, gezien haar benoeming, een actieve(re) houding rondom de zorgverlening met betrekking tot [verzoeker] mag worden verwacht.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 6 mei 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, S. Kuijpers en D.J.I. Kroezen, bijgestaan door mr. K.E. Vaartjes- de Wit als griffier, en is op 6 maart 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.