ECLI:NL:GHARL:2025:1257

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 maart 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
200.345.603
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging hoofdverblijfplaats van minderjarige in het belang van de minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [de minderjarige1]. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] bij hem te bepalen, terwijl de moeder, verweerster, zich hiertegen verzet. De minderjarige, die inmiddels zeventien jaar oud is, woont feitelijk al acht maanden bij de vader en heeft de aanhoudende wens om bij hem te verblijven. Het hof heeft vastgesteld dat de juridische situatie niet in overeenstemming is met de feitelijke situatie en dat het in het belang van de minderjarige is om deze te wijzigen. De rechtbank had eerder de hoofdverblijfplaats bij de moeder bepaald, maar het hof heeft geoordeeld dat de vader voldoende heeft aangetoond dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden. De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij instemt met de wijziging, hoewel zij het moeilijk vindt. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd en bepaald dat de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] met ingang van de datum van de beschikking bij de vader zal zijn. De beslissing is genomen door een collegiaal hof, waarbij de rechters zijn bijgestaan door de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.345.603
(zaaknummer rechtbank Overijssel 313253)
beschikking van 6 maart 2025
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. L.J.A. Eshuis-Nijmeijer,
en
[verweerster],
wonende op een geheim adres,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. T.R. Oude Veldhuis.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 11 juni 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (verder ook: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 6 september 2024; en
- het verweerschrift met producties.
2.2
De minderjarige [de minderjarige1] is uitgenodigd om op 17 februari 2025 met een raadsheer van het hof te praten over het verzoek. [de minderjarige1] heeft het hof laten weten van deze uitnodiging gebruik te willen maken, maar hij is niet verschenen. Op de mondelinge behandeling heeft de advocaat van de vader aan het hof verteld dat er bij de vader verwarring was over de datum waarop [de minderjarige1] naar het hof moest komen. Gezien het verloop van de mondelinge behandeling ziet het hof geen aanleiding om [de minderjarige1] nogmaals uit te nodigen.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 18 februari 2025 plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat en vergezeld door een tolk;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat; en
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2008 in [plaats1] (Syrië); en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2017 in [plaats2] .
3.2
De vader en de moeder oefenen gezamenlijk het gezag uit over [de minderjarige1] en
[de minderjarige2] .
3.3
Bij beschikking van 4 februari 2021 heeft de rechtbank de echtscheiding tussen de vader en de moeder uitgesproken, die op 20 mei 2021 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. In deze beschikking heeft de rechtbank de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij de moeder bepaald.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen de ouders is de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] in geschil. De vader heeft de rechtbank verzocht om te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] bij de vader zal zijn. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank dat verzoek afgewezen.
4.2
De vader is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, het verzoek van de verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] bij de vader te bepalen alsnog toe te wijzen.
4.3
De moeder voert verweer en zij vraagt het hof het verzoek van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:253a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft omvatten.
5.2
De rechtbank heeft geoordeeld dat de vader voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat
sprake is van een wijziging van omstandigheden en om die reden kan worden ontvangen in zijn verzoek. Dit is tussen partijen is niet in geschil, zodat het hof hiervan uit zal gaan. Het hof zal vervolgens het verzoek inhoudelijk beoordelen.
5.3
Uit de stukken en uit wat de ouders op de mondelinge behandeling aan het hof hebben verteld, is gebleken dat [de minderjarige1] al acht maanden volledig bij de vader verblijft en dat hij sindsdien geen contact meer heeft met de moeder. De moeder heeft op de mondelinge behandeling aan het hof verteld dat zij er mee in kan stemmen als [de minderjarige1] met ingang van heden zijn hoofdverblijfplaats bij de vader heeft. De moeder had het graag anders gezien en mist [de minderjarige1] heel erg, maar gezien zijn leeftijd begrijpt zij dat zij zich niet langer tegen de wijziging van zijn hoofdverblijfplaats kan verzetten.
Zoals het hof op de mondelinge behandeling aan de ouders heeft verteld, zal het hof het verzoek van de vader toewijzen, met dien verstande dat de wijziging zal ingaan met ingang van de datum van deze beschikking. Het hof is – in navolging van het advies van de raad – van oordeel dat de verzochte wijziging van de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] in zijn belang is. [de minderjarige1] heeft de aanhoudende wens om zijn hoofdverblijfplaats bij de vader te hebben, hij woont feitelijk al acht maanden geheel bij de vader en hij is zeventien jaar. Het hof overweegt dat het gezien deze omstandigheden in het belang van [de minderjarige1] is om de juridische situatie in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie.
5.4
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slaagt de grief van de vader. Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 11 juni 2024 en opnieuw beschikkende:
bepaalt dat [de minderjarige1] , geboren [in] 2008 in [plaats1] (Syrië), met ingang van de datum van deze beschikking zijn hoofdverblijfplaats bij de vader heeft.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.G.M.T. Weijers-van der Marck, R. Feunekes en A.T. Bol, bijgestaan door de griffier, en is op 6 maart 2025 uitgesproken door mr. R. Feunekes in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.