ECLI:NL:GHARL:2025:1162

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
21-001336-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht gepleegd door sociaal therapeutisch medewerker met een patiënt aan zijn zorg toevertrouwd

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, een sociaal therapeutisch medewerker, werd beschuldigd van ontucht met een patiënt die aan zijn zorg was toevertrouwd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen, waarbij hij seksueel binnendrong bij de benadeelde, ondanks haar duidelijke verbale uitingen van afwijzing. De rechtbank had de verdachte eerder vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast is er een taakstraf van 120 uren opgelegd en is de verdachte ontzet van het recht om als sociaal therapeutisch medewerker te werken voor vijf jaren. De vordering van de benadeelde partij is afgewezen, omdat er al een vaststellingsovereenkomst was gesloten en een bedrag van € 15.000,- was uitbetaald. Het hof heeft de strafmaat gematigd in vergelijking met de rechtbank, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van het delict op het slachtoffer.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001336-23
Uitspraak d.d.: 27 februari 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 3 maart 2023 met parketnummer 16-192204-22 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1962,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 13 februari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vrijspraak van het primair tenlastegelegde en veroordeling van verdachte voor het subsidiair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met daaraan verbonden als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met [benadeelde] , en een ontzetting uit het recht tot de uitoefening van een beroep als sociaal therapeutisch medewerker, dan wel een soortgelijke functie in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg voor de duur van vijf jaren. De advocaat-generaal heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. C.G. Peerik, en de advocaat van de benadeelde partij naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank Midden-Nederland heeft verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde en hem veroordeeld voor het subsidiair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met daaraan verbonden als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met [benadeelde] . Daarnaast heeft de rechtbank verdachte ontzet uit het recht tot de uitoefening van een beroep als sociaal therapeutisch medewerker, dan wel een soortgelijke functie in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg voor de duur van vijf jaren. Verder heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] toegewezen tot een bedrag van € 10.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij is voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging en een andere beslissing ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 28 februari 2022 te [plaats] , door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), [benadeelde] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] , immers heeft verdachte:
- zijn penis in de vagina en/of in de mond van die [benadeelde] geduwd/gebracht en/of gehouden en/of
- de (al dan niet met kleding bedekte) borsten en/of vagina van die [benadeelde] betast en/of aangeraakt,
en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) hieruit dat verdachte:
- zijn, verdachtes, penis meermalen, in elk geval eenmaal, in de vagina van die [benadeelde] heeft geduwd/gebracht en/of gehouden en/of
- zich verbaal en non-verbaal op agressieve en/of boze en/of opdringerige en/of dominante wijze jegens die [benadeelde] heeft geuit en/of gedragen en/of
- misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke en/of feitelijke overwicht op die [benadeelde] en/of
- meermalen, in elk geval eenmaal, is doorgegaan, in elk geval niet is gestopt, met het verrichten van seksuele handelingen, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] , ondanks (meerdere en op verschillende momenten) verbale uitingen, zoals “ik wil dit niet” en/of “Nee” en/of “Niet doen”, in elk geval woorden van die strekking en/of
- misbruik heeft gemaakt van de omstandigheid dat die [benadeelde] bang was en/of haar wil niet duidelijk kenbaar en/of ondubbelzinnig kon en/of urfde (te) maken en/of
- die [benadeelde] in een door hem, verdachte, gecontroleerde situatie en/of een afhankelijke positie heeft gebracht en/of gehouden en/of
- ( aldus) een zodanige psychische druk heeft doen opleveren, in elk geval heeft doen ontstaan, dat die [benadeelde] geen, in elk geval onvoldoende, weerstand kon bieden, in ieder geval het doen ontstaan van een situatie waarin die [benadeelde] verdachte niet kon weerhouden van de door hem, verdachte, (beschreven) handelingen en/of hier tegen geen, in elk geval onvoldoende, verzet kon bieden en/of zich hieraan niet kon onttrekken;
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode gelegen tussen 1 februari 2022 tot en met 5 mei 2022 te [plaats] , terwijl hij toen werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg (als sociaal therapeutisch medewerker), ontucht heeft gepleegd met [benadeelde] , die zich als patiënt en/of cliënt aan verdachte's hulp en/of zorg had toevertrouwd, en bestaande de ontucht/ontuchtige handelingen hieruit dat verdachte, meermalen, althans eenmaal (telkens) - zijn, verdachtes, penis meermalen, in elk geval eenmaal, in de vagina en/of in de mond van
die [benadeelde] heeft geduwd/gebracht en/of gehouden en/of
- de (al dan niet met kleding bedekte) borsten en/of vagina van die [benadeelde] heeft betast en/of aangeraakt en/of
- zich verbaal en non-verbaal op agressieve en/of boze en/of opdringerige en/of dominante wijze jegens die [benadeelde] heeft geuit en/of gedragen en/of
- misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke en/of feitelijke overwicht op die [benadeelde] en/of
- meermalen, in elk geval eenmaal, is doorgegaan, in elk geval niet is gestopt, met het verrichten van seksuele handelingen, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] , ondanks (meerdere en op verschillende momenten) verbale uitingen, zoals “ik wil dit niet” en/of “Nee” en/of “Niet doen”, in elk geval woorden van die strekking en/of
- misbruik heeft gemaakt van de omstandigheid dat die [benadeelde] bang was en/of haar wil niet duidelijk kenbaar en/of ondubbelzinnig kon en/of durfde (te) maken en/of
- die [benadeelde] in een door hem, verdachte, gecontroleerde situatie en/of een afhankelijke positie heeft gebracht en/of gehouden en/of
- ( aldus) een zodanige psychische druk heeft doen opleveren, in elk geval heeft doen ontstaan, dat die [benadeelde] geen, in elk geval onvoldoende, weerstand kon bieden, in ieder geval het doen ontstaan van een situatie waarin die [benadeelde] verdachte niet kon weerhouden van de door hem, verdachte, (beschreven) handelingen en/of hier tegen geen, in elk geval onvoldoende, verzet kon bieden en/of zich hieraan niet kon onttrekken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak van het primair tenlastegelegde

Het hof heeft - overeenkomstig de standpunten van de advocaat-generaal en de raadsman - uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging

Verdachte wordt subsidiair verweten, kortgezegd, dat hij ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [benadeelde] .
Het hof stelt op grond van het dossier vast dat verdachte als sociaal therapeutisch medewerker werkzaam was in de [kliniek] te [plaats] en dat hij daar in de tenlastegelegde periode geslachtsgemeenschap heeft gehad met [benadeelde] , die al geruime tijd als patiënte in de kliniek verbleef. Hoewel [benadeelde] niet de mentorpatiënt van verdachte was, was zij wel mede aan zijn zorg toevertrouwd. Verdachte was daarbij in hoofdlijnen op de hoogte van de diagnostiek van [benadeelde] en van de daarmee samenhangende kwetsbaarheid van [benadeelde] . Het hof stelt vast dat niet alleen sprake was van een zorgrelatie tussen verdachte en [benadeelde] , maar dat verdachte gezien de verhoudingen binnen de kliniek tevens een feitelijk overwicht op [benadeelde] had. In de gegeven omstandigheden is het seksuele contact tussen hen in strijd met de sociaal ethische norm en daarom als ontuchtig aan te merken.
Het hof acht het subsidiair tenlastegelegde in zoverre wettig en overtuigend bewezen.
[benadeelde] heeft in haar informatief gesprek zeden ook verklaard dat verdachte zich voorafgaand aan voormeld seksueel contact meermalen aan ander seksueel grensoverschrijdend gedrag jegens haar heeft schuldig gemaakt. Nu het dossier daarvoor onvoldoende steunbewijs bevat en verdachte dit stellig heeft ontkend, kunnen die gedragingen niet wettig en overtuigend worden bewezen. Verdachte heeft weliswaar verklaard dat voorafgaand aan het bewezen te verklaren seksueel contact al sprake is geweest van het gaandeweg ontstaan van een relatie tussen hem en [benadeelde] en dat daarbij ook wel sprake is geweest van fysiek contact dat achteraf bezien niet zo had moeten plaatsvinden, maar die verklaring biedt op zichzelf onvoldoende ondersteuning aan hetgeen [benadeelde] hierover heeft verklaard.
Het hof zal verdachte daarom van die onderdelen van de tenlastelegging vrijspreken.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Subsidiair
hij in de periode gelegen tussen 1 februari 2022 tot en met 5 mei 2022 te [plaats] , terwijl hij toen werkzaam was in de gezondheidszorg als sociaal therapeutisch medewerker, ontucht heeft gepleegd met [benadeelde] , die zich als patiënt of cliënt aan verdachtes hulp en zorg had toevertrouwd, en bestaande de ontucht hieruit dat verdachte
- zijn penis in de vagina van die [benadeelde] heeft gebracht en
- misbruik heeft gemaakt van zijn feitelijke overwicht op die [benadeelde] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het subsidiair bewezenverklaarde levert op:
werkzaam in de gezondheidszorg, ontucht plegen met iemand die zich als patiënt of cliënt aan zijn hulp of zorg heeft toevertrouwd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straffen

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich in zijn hoedanigheid als sociaal therapeutisch medewerker in een tbs-kliniek schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht - waarbij sprake was van seksueel binnendringen - met een cliënt die aan zijn hulp en zorg was toevertrouwd. Verdachte heeft seks gehad met het slachtoffer, terwijl hij wist dat zij een kwetsbare vrouw was. Daarmee heeft verdachte niet alleen een morele, maar ook een strafrechtelijke grens overschreden. Waar hij haar als hulpverlener bescherming had moeten bieden, heeft hij uitsluitend zijn eigen gevoelens en verlangens vooropgesteld. Dit alles maakt dat gesproken moet worden van een ernstig feit en het hoeft geen betoog dat feiten als de onderhavige in de samenleving gevoelens van afschuw en verontwaardiging oproepen. Uit een schriftelijke slachtofferverklaring die ter terechtzitting in hoger beroep namens het slachtoffer is voorgedragen, blijkt dat het bewezenverklaarde grote impact op haar welzijn heeft gehad en nog altijd heeft. Zij heeft als gevolg daarvan te kampen gehad met herbelevingen, angst, vertrouwenskwesties en onzekerheid over haar behandeltraject en ontvangt daarvoor extra therapie, waardoor zij haar reguliere behandeling als veel zwaarder ervaart.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf gelet op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 januari 2025, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Het hof heeft met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van verdachte verder kennisgenomen van een reclasseringsadvies van 6 januari 2023. Hieruit volgt dat er mede vanwege de problemen van de aan alcohol verslaafde partner van verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde al diverse moeilijkheden in het leven van verdachte waren. De problemen van verdachte zijn door het delict, zijn ontslag en het wegvallen van zijn salaris verergerd. Verdachte had al geen contact meer met zijn kinderen en er zijn nu voor hem belangrijke contacten weggevallen, waardoor hij, samen met zijn partner, betrekkelijk geïsoleerd is geraakt. Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat verdachte inmiddels een eigen woonplek heeft en dat hij ander werk buiten de zorgsector heeft gevonden. Verdachte is onder bewind gesteld en werkt aan het aflossen van zijn schulden.
Het hof is, evenals de rechtbank, van oordeel dat gezien de aard en ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, niet kan worden volstaan met een andere dan een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Anders dan de rechtbank heeft het hof niet kunnen vaststellen dat verdachte buiten het eenmalige seksuele contact zich ook aan ander grensoverschrijdend gedrag heeft schuldig gemaakt. Het hof ziet daarin, en in de huidige persoonlijke omstandigheden van een verdachte, aanleiding om de duur van het onvoorwaardelijke strafdeel aanzienlijk te matigen ten opzichte van de door de rechtbank opgelegde straf en daarnaast een taakstraf op te leggen. Alles afwegende, acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden passend en geboden. Daarvan zal het hof zes maanden voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van drie jaren en met daaraan verbonden een contactverbod met [benadeelde] . Gezien de huidige persoonlijke omstandigheden van verdachte, ziet het hof geen aanleiding om daarnaast een meldplicht met de reclassering als bijzondere voorwaarde op te leggen. Daarnaast acht het hof oplegging van een taakstraf van 120 uren passend en geboden.
Het hof ziet ten slotte, overeenkomstig de rechtbank en gelet op hetgeen de reclassering heeft gerapporteerd, aanleiding ook een beroepsverbod op te leggen om te voorkomen dat verdachte in de toekomst wederom in een risicovolle situatie terechtkomt. Het hof zal verdachte dan ook voor vijf jaren het recht ontzeggen om als sociaal therapeutisch medewerker, dan wel in een soortgelijke functie, in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg te werken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 15.000,-. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 10.000,-. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat er een vaststellingsovereenkomst is gesloten en dat op grond daarvan reeds een bedrag van € 15.000,- aan de benadeelde partij is uitbetaald ter vergoeding van door haar geleden schade. Het hof zal de vordering daarom afwijzen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 28, 31 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Ontzet de verdachte van het recht tot uitoefening van het beroep van sociaal therapeutisch medewerker, dan wel soortgelijke functie, in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg voor de duur van 5 (vijf) jaren.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] tot schadevergoeding af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. M.B. de Wit en mr. A. Meester, raadsheren,
in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier,
en op 27 februari 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.