ECLI:NL:GHARL:2025:1117

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
21-004369-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdzaak over mishandeling door gooien van een kam naar een zus met onvoorwaardelijke werkstraf

In deze jeugdzaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland. De verdachte, geboren in 2009, was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf van 20 uren, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd. De zaak betreft een incident waarbij de verdachte een kam naar zijn zus gooide, wat resulteerde in een hoofdwond bij het slachtoffer. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzet had om zijn zus pijn te doen, ondanks de verdediging die stelde dat er geen opzet was. De advocaat-generaal had een voorwaardelijke werkstraf geëist, maar het hof oordeelde dat de bijzondere voorwaarden niet goed van de grond kwamen. Daarom is er gekozen voor een onvoorwaardelijke werkstraf van 20 uren, met de mogelijkheid van 10 dagen jeugddetentie als deze niet naar behoren wordt verricht. Het hof heeft de verdachte als strafbaar verklaard en de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte in overweging heeft genomen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004369-24
Uitspraak d.d.: 26 februari 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 9 oktober 2024 met parketnummer 05-209927-24 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2009,
wonende te [postcode] [plaats] , [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 12 februari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. H.J.M. Nijenhuis, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De kinderrechter heeft verdachte ter zake van mishandeling veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke werkstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden inhoudende dat verdachte meewerkt aan toezicht van en begeleiding door de jeugdreclassering, meewerkt aan psychodiagnostisch onderzoek en meewerkt aan 1 op 1 begeleiding van [instelling] .
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 28 juni 2024 te [plaats] , althans in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door met een kam te gooien richting en/of naar het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] ;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat er sprake was van voorwaardelijk opzet bij verdachte toen hij de kam richting zijn zusje gooide. Volgens de advocaat-generaal kan het feit wettig en overtuigend bewezen worden.
De verdediging heeft aangegeven dat er bij verdachte geen sprake was van opzet. Uit het dossier blijkt niet met hoeveel kracht en op welke wijze [verdachte] de kam heeft gegooid en uit het dossier blijkt ook niet hoe groot of zwaar de kam is geweest. Gelet hierop kan volgens de verdediging geen voorwaardelijk opzet op de mishandeling worden vastgesteld.
Het hof overweegt als volgt.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat zijn zusjes ruzie hadden. Hij had daar last van en wilde dat dat stopte. Hij gooide daarom de kam richting zijn zus.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben in hun proces-verbaal van bevindingen gedateerd 28 juni 2024 het volgende opgenomen:
Wij zagen dat [betrokkene] een grote zwarte kam in haar handen had. Ze zei tegen ons dat haar
broer [verdachte] daarmee gegooid had naar haar zus [slachtoffer] . Ze vertelde ons dat de kam op
het achterhoofd van [slachtoffer] was gekomen en dat daardoor een wond op haar hoofd was
ontstaan.
en
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , heb de haren van [slachtoffer] opzij gehouden zodat verbalisant [verbalisant 2] een goede foto kon maken van het letsel. (..) [slachtoffer] had zichtbaar pijn bij de lichtste aanraking van het hoofd en de huid rondom het letsel.
Uit de door verdachte geschetste situatie, die bevestigd wordt door zijn zus [betrokkene] , leidt het hof af dat verdachte welbewust de kam naar zijn zus [slachtoffer] heeft gegooid om haar te raken. Hij wilde immers dat het geruzie stopte. Gelet op de ontstane hoofdwond bij [slachtoffer] moet dit met kracht zijn gebeurd. Het hof gaat er dan ook vanuit dat verdachte het opzet had om zijn zus in ieder geval pijn te doen met de kam.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks28 juni 2024 te [plaats] ,
althans in Nederland,[slachtoffer] heeft mishandeld door met een kam te gooien richting
en/of naarhet hoofd
en/of het lichaamvan die [slachtoffer] ;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft gevorderd tot oplegging van een geheel voorwaardelijke werkstraf van 20 uren subsidiair 10 dagen jeugddetentie met een proeftijd van 2 jaren, met daarbij de bijzondere voorwaarden die de kinderrechter bij vonnis ook heeft opgelegd.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft een kam naar het hoofd van zijn zus gegooid waardoor zij gewond is geraakt aan haar hoofd. Deze wond was zo ernstig dat deze in het ziekenhuis behandeld moest worden. Dit is een naar feit.
Het hof is van oordeel dat [verdachte] moet weten dat dit soort gedrag, waarbij hij anderen letsel toebrengt, niet kan. Het hof is van oordeel dat een onvoorwaardelijke werkstraf passend en geboden is voor dit handelen van [verdachte] . Het hof heeft daarbij meegewogen dat de bijzondere voorwaarden die de kinderrechter heeft opgelegd niet goed van de grond komen. Nu [verdachte] in een begeleid wonen-setting verblijft, is het hof dan ook van oordeel dat een voorwaardelijke straf met deze bijzondere voorwaarden thans niet passend is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen jeugddetentie.
Aldus gewezen door
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. M.L. van der Bel en mr. A.H. Garos, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. W.C.S. Huijbers, griffier,
en op 26 februari 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.