ECLI:NL:GHARL:2025:1113

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 februari 2025
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
21-002048-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake brandstichting door ernstig verslaafde vrouw zonder woon- of verblijfplaats

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, een ernstig verslaafde vrouw zonder vaste woon- of verblijfplaats, is veroordeeld voor opzettelijke brandstichting. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. Het hof heeft deze straf bevestigd, maar met bijzondere voorwaarden. De verdachte heeft op 22 februari 2021 brand gesticht in een portiek van een flatgebouw, wat gemeen gevaar voor andere woningen en levensgevaar voor aanwezigen met zich meebracht. Het hof heeft benadrukt dat het van groot belang is dat de verdachte in detentie de nodige stappen onderneemt om te zorgen voor identiteitspapieren en een zorgverzekering, zodat zij aansluitend aan haar detentie kan worden behandeld in een klinische setting. Het hof heeft de gevangenneming van de verdachte met onmiddellijke ingang bevolen, gezien haar ernstige verslaving en de noodzaak voor behandeling. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de raadsman van de verdachte, mr. E.P. Groot, en de motivering van de strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002048-23
Uitspraak d.d.: 7 februari 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 31 maart 2023 met parketnummer 18-265790-21 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
ten tijde van de zitting en de uitspraak zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
na de directe uitspraak gevangen genomen en overgebracht naar P.I. [locatie] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 1 november 2024 en 7 februari 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, en met als bijzondere voorwaarden dat verdachte zich zal melden bij de reclassering, dat verdachte zich zal laten opnemen in een zorginstelling op basis van een door DIZ nog af te geven indicatiestelling voor de duur van maximaal 18 maanden, dat verdachte aansluitend zal meewerken aan begeleid wonen en dat verdachte zal meewerken aan controles gericht op het middelengebruik. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman, mr. E.P. Groot, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank Noord-Nederland heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat de tenlastelegging in hoger beroep is gewijzigd en omdat het hof tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep- tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 22 februari 2021, te [plaats ] , opzettelijk brand heeft gesticht in een portiek van een flatgebouw gelegen aan de [straat] , door open vuur in aanraking te brengen met papier en/of textiel en/of een buitendeur van de woning [adres] , althans met een brandbare stof en/of door een brandende peuk in de woning ( [adres] ) naar binnen te gooien en/of in aanraking te brengen met textiel en/of een voorwerp en/of een deur ten gevolge waarvan die buitendeur en/of een hal en/of inboedel van die woning geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor andere woningen en/of de inboedels van die andere woningen in bovengenoemd flatgebouw, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor aanwezigen in andere woningen in bovengenoemd flatgebouw, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op
of omstreeks22 februari 2021, te [plaats ] , opzettelijk brand heeft gesticht in een portiek van een flatgebouw gelegen aan de [straat] ,
door open vuur in aanraking te brengen met papier en/of textiel en/of een buitendeur van de woning [adres] , althans met een brandbare stof en/ofdoor een brandende peuk in de woning ( [adres] ) naar binnen te gooien en
/ofin aanraking te brengen met textiel
en/of een voorwerp en/of een deurten gevolge waarvan die buitendeur en
/ofeen hal en
/ofinboedel van die woning geheel of gedeeltelijk
is/zijn verbrand
, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor
andere woningen en/of de inboedels van dieandere woningen in bovengenoemd flatgebouw,
in elk geval gemeen gevaar voor goederen,en
/oflevensgevaar en
/ofgevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor aanwezigen in andere woningen in bovengenoemd flatgebouw
, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderente duchten was;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.

en

opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

Het hof heeft onmiddellijk na het onderzoek ter terechtzitting uitspraak gedaan in aanwezigheid van de raadsman van verdachte, mr. E.P. Groot. De strafoplegging is toen mondeling gemotiveerd. De aldus gemotiveerde strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Deze motivering luidt - in hoofdlijnen - als volgt:
Het hof acht een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zal het hof daaraan de bijzondere voorwaarden verbinden die door de advocaat-generaal zijn gevorderd, te weten een meldplicht bij de reclassering, een klinische behandeling voor de duur van maximaal 18 maanden direct aansluitend aan de detentie, nadien het meewerken aan begeleid wonen en het meewerken aan urine- of bloedcontroles ter beheersing van het middelengebruik.
Bevel gevangenneming
Ter terechtzitting van 7 februari 2025 heeft het hof met onmiddellijke ingang de gevangenneming van verdachte bevolen. Het hof hecht eraan toe te lichten waarom het tot deze beslissing is gekomen.
Verdachte betreft een ernstig verslaafde vrouw zonder vaste woon- of verblijfplaats, die haar inkomsten verwerft middels prostitutie. Het hof heeft acht geslagen op het rapport van de reclassering, gedateerd 23 januari 2025, waaruit blijkt dat verdachte problemen heeft op alle leefgebieden en dat er grote behoefte is aan klinische behandeling ten behoeve van detoxificatie, diagnostiek en behandeling, maar dat er praktische omstandigheden zijn die dat tot op heden onmogelijk hebben gemaakt. Verdachte heeft geen geldig identiteitsdocument en geen ziektekostenverzekering. Het hof stelt vast dat het vanwege de onstabiele leefsituatie van verdachte sinds de vorige terechtzitting van het hof niet gelukt de praktische zaken op orde te krijgen, zodat de reclassering geen mogelijkheden heeft gezien tot een klinisch traject. Het hof stelt eveneens vast dat verdachte een periode vermist is geweest sinds de vorige terechtzitting van het hof, een periode waarin er ernstige zorgen waren om haar veiligheid en gezondheid. Ter terechtzitting van het hof heeft verdachte aangegeven dat zij een diepgewortelde wens tot behandeling heeft en dat zij zal komen te overlijden zonder behandelingstitel. Het hof neemt deze wens zeer serieus. De verdediging heeft aangevoerd dat een detentie een stabiele situatie zou creëren waarin de voor behandeling noodzakelijke praktische zaken zoals een identiteitsbewijs en een zorgverzekering kunnen worden geregeld. Verdachte heeft aangegeven zo spoedig mogelijk in detentie te willen.
Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van een acute situatie, waarin het voor verdachte van levensbelang is dat zij onmiddellijk uit haar huidige leefomstandigheden wordt gehaald teneinde een stabiele situatie te creëren. Het hof hecht eraan met klem te benadrukken dat het uiterst noodzakelijk is dat in detentie onmiddellijk alles in het werk zal worden gesteld om te verzekeren dat verdachte zal beschikken over identiteitspapieren en vervolgens over een zorgverzekering, zodat een aan de detentie aansluitende klinische behandeling voor verdachte een daadwerkelijke mogelijkheid is. Het hof heeft aldus – mede in het belang van verdachte – met onmiddellijke ingang de gevangenneming van verdachte bevolen en heeft er vertrouwen in dat verdachte, in het belang van haarzelf en haar dochter, hard aan haar gezondheid zal gaan werken.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd te melden bij Leger des Heils Reclassering Noord Nederland, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat het de verdachte verplicht is mee te werken aan controle gericht op het beheersen van het middelengebruik door middel van bloedonderzoek of urineonderzoek, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich aansluitend aan de detentie gedurende een periode van maximaal achttien maanden zal laten opnemen in een zorginstelling op basis van een nog af te geven indicatie door de Divisie Individuele Zaken (DIZ), waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die de verdachte in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte aansluitend aan de opname in een zorginstelling, zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, en zich zal houden aan het (dag-) programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Met betrekking tot de plaats waar en de wijze waarop deze straf zal worden ten uitvoer gelegd adviseert het hof: het is voor verdachte van levensbelang dat in detentie op korte termijn zal worden geregeld dat zij zal beschikken over
identiteitspapierenen vervolgens over een
zorgverzekering, zodat zij in aanmerking komt voor een behandeling in klinische setting direct aansluitend aan de detentie. Het hof hecht eraan met klem te benadrukken dat het uiterst noodzakelijk is dat in detentie
onmiddellijk alles in het werk zal worden gesteld om een situatie te creëren waarin een aansluitende klinische behandeling voor verdachte een daadwerkelijke mogelijkheid is.
Aldus gewezen door
mr. L.T. Wemes, voorzitter,
mr. R. Godthelp en mr. E. Pennink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. de Jong, griffier,
en op 7 februari 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. E. Pennink is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.