ECLI:NL:GHARL:2025:1104

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
200.346.814
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing van kinderen naar Finland

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 januari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming voor verhuizing van de kinderen van de moeder naar Finland. De moeder, die samen met de kinderen in Nederland woont, verzocht om toestemming om met haar kinderen naar haar land van herkomst te verhuizen. De vader, die in Nederland woont, verzet zich tegen deze verhuizing en wil het contact met zijn kinderen herstellen. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig afgewogen, waaronder de belangen van de kinderen, de ouders en de mogelijkheid van contactherstel tussen de vader en de kinderen. Het hof heeft geoordeeld dat de moeder vervangende toestemming krijgt om met de kinderen naar Finland te verhuizen, met ingang van de eerste dag van de zomervakantie in 2025. Dit besluit is genomen in het belang van de kinderen, waarbij ook de noodzaak van een stabiele en veilige omgeving voor hen is meegewogen. De beslissing houdt rekening met de sociale en familiale banden van de moeder in Finland, evenals de noodzaak om de band tussen de kinderen en hun vader te behouden, wat ook in Finland kan worden gerealiseerd. De uitspraak vernietigt de eerdere beschikking van de rechtbank Overijssel, die de verzoeken van de moeder had afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.346.814
(zaaknummer rechtbank Overijssel 312056)
beschikking van 30 januari 2025
inzake
[verzoekster],
wonende op een geheim adres,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. P. Kramer-Ograjensek,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. E.C. Schurink.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 30 juli 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 9 oktober 2024;
  • het verweerschrift en
  • een journaalbericht namens de vader van 20 december 2024 met een productie.
2.2
Op 6 januari 2025 is de hierna te noemen [de minderjarige1] verschenen. [de minderjarige1] heeft buiten aanwezigheid van partijen met een raadsheer en griffier van het hof gesproken.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 7 januari 2025 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat en een tolk,
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat, en
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2016 te [plaats1] , Finland, en
  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2018 te [plaats2] , Finland.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over de kinderen.
3.2
De moeder heeft een zoon uit een eerdere relatie, namelijk [de minderjarige3] , geboren [in] 2010.
3.3
De vader, de moeder en de kinderen hebben de Finse nationaliteit. Ook [de minderjarige3] , die bij zijn moeder woont, heeft de Finse nationaliteit.
3.4
Partijen zijn [in] 2016 in Finland met elkaar gehuwd.
3.5
In 2019 zijn de ouders met [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] naar Nederland verhuisd.
3.6
Op 8 september 2021 heeft de districtsrechtbank in Itä-Uusimaa, Finland, de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.
3.7
De moeder is op een voor het hof onbekende datum naar Islamitisch recht gehuwd met [naam1] (verder te noemen: [naam1] ). De moeder en [naam1] zijn de ouders van:
  • [de minderjarige4] , geboren [in] 2022, en
  • [de minderjarige5] , geboren [in] 2024.
3.8
Bij beschikking van 30 juli 2024 heeft de rechtbank het verzoek van de moeder om alleen te worden belast met het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] afgewezen en de beslissing ten aanzien van de zorg- en contactregeling aangehouden.
3.9
Tijdens de mondelinge behandeling hebben de ouders eensluidend verklaard dat de kinderen inmiddels onder toezicht zijn gesteld tot 23 december 2025.
3.1
De vader en de kinderen hebben elkaar van augustus 2022 tot februari 2024 niet gezien. In februari 2024 is begeleide omgang gestart. Tot 13 juli 2024 hadden de vader en de kinderen iedere twee weken gedurende anderhalf uur contact onder begeleiding van [naam2] . Op 13 juli 2024 is de begeleide omgang stop gezet. Nadien is er geen contact tussen de vader en de kinderen geweest.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de verzoeken van de moeder om aan haar vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen naar [plaats2] , Finland, te verhuizen, hen in te schrijven op haar adres aldaar en om hen in te schrijven op een basisschool en bij een huisarts afgewezen.
4.2
De moeder is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij verzoekt het hof om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, aan haar vervangende toestemming te verlenen om:
  • met de kinderen te verhuizen naar [plaats2] , Finland,
  • de kinderen in te schrijven op een adres aldaar,
  • de kinderen in te schrijven op een basisschool en bij een huisarts in [plaats2] , Finland,
althans een beslissing te nemen als het hof juist oordeelt.
4.3
De vader voert verweer. Hij vraagt het hof om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het verzoek in hoger beroep van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Bevoegdheid en toepasselijk recht
5.1
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking geoordeeld bevoegd te zijn om te oordelen op de verzoeken van de moeder. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat Nederlands recht op die verzoeken van toepassing is. Deze beslissingen zijn juist en op de juiste gronden genomen en hier is geen grief tegen gericht. Het hof is daarom bevoegd en past Nederlands recht toe.
Juridisch kader vervangende toestemming tot verhuizing
5.2
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd.
5.3
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a BW dient het hof in een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind belast zijn en er een verschil van mening bestaat over een verhuizing van de verzorgende ouder en de kinderen, een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
5.4
Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Het hof zal bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen. In de beslissing dient het hof alle omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen en alle betrokken belangen af te wegen, waaronder:
  • de noodzaak om te verhuizen;
  • de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
  • de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
  • de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
  • de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
  • de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
  • de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
  • de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
  • de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
5.5
De ouder bij wie de minderjarige zijn hoofdverblijfplaats heeft, dient in beginsel de gelegenheid te krijgen om met de minderjarige elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen, indien de omstandigheden van het geval na een belangenafweging zoals hiervoor genoemd een dergelijke beslissing ook rechtvaardigen. Hierna zal worden beoordeeld of de keuze van de moeder om te verhuizen in het kader van de verdere belangenafweging te rechtvaardigen valt.
Belangen van partijen
5.6
De belangen van de kinderen zijn er in de kern in gelegen dat zij opgroeien in een veilige en stabiele omgeving, waarin zij met beide ouders én met hun halfbroers en -zusje een zo onbelast mogelijk contact kunnen hebben.
5.7
De belangen van de moeder om met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] (en [de minderjarige3] ) terug te keren naar Finland komen er kort gezegd op neer dat de moeder met [naam1] en haar vijf kinderen daar een gezin kunnen zijn. [naam1] , die uit Libië komt, heeft namelijk in Finland wel een verblijfsstatus en in Nederland niet. De moeder heeft in Finland een sociaal netwerk omdat haar familie daar woont en de moeder kan daar een studie (ver)volgen en werken als verpleegkundige.
5.8
Het belang van de vader is erin gelegen dat hij het contact met de kinderen kan herstellen en opbouwen naar een weekendregeling en contact in de vakanties en tijdens feestdagen. De vader wil dat de kinderen - net als hijzelf - in Nederland blijven wonen, omdat het leven in Nederland volgens hem beter en veiliger is voor de kinderen dan in Finland en omdat de vader meer vertrouwen heeft in de hulpverlening in Nederland. Hij wil een rol van betekenis spelen in het leven van de kinderen.
Advies van de raad
5.9
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling zijn advies om het verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen af te wijzen herhaald. De raad vindt dat er contactherstel moet zijn tussen de vader en de kinderen en dat lukt de ouders niet zonder stevige begeleiding. Het belang van de kinderen om contact te hebben met de vader weegt volgens de raad ook zwaarder dan eventueel contactverlies met [naam1] . De vader heeft in het verleden fouten gemaakt, maar het lukt hem nu beter om zijn impulsiviteit te beheersen waar het de moeder en de kinderen betreft. De raad vreest dat als nu geen poging tot contactherstel wordt gedaan er helemaal geen contact meer tot stand zal komen. Desgevraagd heeft de raad nog verklaard dat de jeugdbeschermer op korte termijn contact zal opnemen met de moeder en dat dan de mogelijkheden van contactherstel zullen worden onderzocht. Daarbij zal er eerst begeleid contact zijn voordat er onbegeleid contact kan zijn.
Tot slot heeft de raad verklaard dat in het raadsonderzoek rekening is gehouden met de omstandigheid dat het huidige gezin van de kinderen uit elkaar wordt getrokken als aan de moeder geen vervangende toestemming wordt verleend om met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] te mogen verhuizen. De raad heeft in dat kader verklaard dat het voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] belangrijk is dat zij hun
family lifemet [naam1] en hun halfbroertjes en -zusje kunnen continueren, maar dat het voor hen ook heel belangrijk is dat zij weten waar zij vandaan komen ofwel van wie zij afstammen.
Oordeel hof
5.1
Het hof zal aan de moeder vervangende toestemming verlenen om met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] naar [plaats2] , Finland te verhuizen. Daarnaast zal het hof vervangende toestemming verlenen om [de minderjarige1] en [de minderjarige2] in te schrijven op een adres in [plaats2] en om hen in te schrijven op een school en bij een huisarts. Het hof zal deze vervangende toestemming verlenen vanaf de eerste dag van de zomervakantie, dus vanaf 12 juli 2025 [1] . Het hof legt deze beslissing hierna uit.
5.11
Hoewel deze beslissing uiteindelijk een zwart-wit-uitkomst heeft, gaat het bij deze afweging uiteindelijk om het hele scala van belangen, die niet allemaal tegelijkertijd optimaal kunnen worden behartigd of vervuld.
Het hof dient bij deze beslissing de belangen van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en de ouders af te wegen. Daartoe blijft het afwegingskader echter niet beperkt. Ook de belangen van [de minderjarige3] , [de minderjarige4] en [de minderjarige5] en ook [naam1] wegen mee in de beoordeling. Het onderzoek van de raad heeft zich gericht op de belangen van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en de (on)mogelijkheden van contactherstel met de vader. De raad heeft het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] om in gezinsverband met hun moeder, [naam1] , [de minderjarige3] , [de minderjarige4] en [de minderjarige5] te kunnen blijven leven in beperkte mate meegewogen. Het hof weegt de belangen van [de minderjarige3] , [de minderjarige4] en [de minderjarige5] en [naam1] zwaarder mee en komt zo tot een ander oordeel dan het advies van de raad.
5.12
De keuze van de moeder om met [naam1] een (derde) gezin te stichten, is de centrale gebeurtenis in deze kwestie. Door de terugkeer naar Finland kan het huidige gezinsverband, bestaande uit de moeder, [naam1] , [de minderjarige3] , [de minderjarige1] , [de minderjarige2] , [de minderjarige4] en [de minderjarige5] in stand blijven. Dit is het gezinsverband waarin alle leden al enkele jaren leven en waaraan zij allemaal gewend zijn.
5.13
Het hof overweegt verder dat de basis van zowel de ouders als [de minderjarige1] en [de minderjarige2] (voornamelijk) in Finland ligt. Daarmee betreft het niet zozeer een verhuizing als wel een terugkeer naar Finland. De vader is geboren uit Finse ouders en heeft de Finse nationaliteit. Hoewel hij in Zweden is opgegroeid heeft hij voor zijn vertrek naar Nederland tien jaar in Finland gewerkt en gewoond, waarvan vijf jaar samen met de moeder en [de minderjarige3] . De moeder, [de minderjarige1] , [de minderjarige2] en [de minderjarige3] zijn allemaal in Finland geboren, zij spreken - evenals de vader - de Finse taal en zij hebben de Finse nationaliteit. De vader en de moeder zijn in Finland met elkaar gehuwd. In 2019 zijn zij met [de minderjarige3] , [de minderjarige1] en [de minderjarige2] naar Nederland gekomen. In het midden kan blijven of partijen het doel hadden om zich permanent in Nederland te vestigen, zoals de vader stelt, of dat het een tijdelijk verblijf betreft, zoals de moeder stelt, omdat de omstandigheden sinds 2019 zijn veranderd. Partijen hebben hun huwelijk immers beëindigd. De echtscheiding tussen partijen is in 2021 in Finland uitgesproken. Het hof is van oordeel dat de hiervoor geschetste omstandigheden leiden tot het oordeel dat partijen van oorsprong en nog steeds sterk verbonden zijn met Finland. Het hof benoemt in dit kader dat [de minderjarige1] tijdens het gesprek bij dit hof heeft gezegd dat hij zich Fins voelt en dat hij “van Finland” is. Daarbij komt dat de familie van de moeder in Finland woont en de moeder daar haar sociale netwerk heeft. In Nederland is het de moeder niet gelukt de taal te leren, werk te vinden en een sociaal netwerk op te bouwen. Dat laatste geldt ook voor de vader; zijn sociale contacten in Nederland beperken zich voornamelijk tot professionals in de hulpverlening. Hij werkt via een uitzendbureau als schilder.
5.14
Het hof overweegt voorts dat de vader en de kinderen recht hebben op contact met elkaar en dat het tot de taak van de gezaghebbende ouders behoort de band met de andere ouder te bevorderen. Het hof vindt het in dat kader ook van belang - en weegt dat in zijn beslissing mee - dat het contact tussen de vader en de kinderen al langdurig zeer moeizaam verloopt. Er was sprake van begeleide omgang, maar sinds juli 2024 hebben de vader en de kinderen elkaar - mede door de ASS- en emotieregulatie-problematiek van de vader - helemaal niet meer gezien. Het is de verwachting dat de jeugdbeschermer binnen de recent uitgesproken ondertoezichtstelling de mogelijkheden van contactherstel en -opbouw tussen de vader en de kinderen zal onderzoeken. Het hof is van oordeel dat dit ook - onder begeleiding - in Finland kan plaatsvinden. Geenszins is gebleken dat de hulpverlening in Finland hiervoor niet over de juiste middelen beschikt. Dat de vader zijn leven in Nederland verder wil opbouwen en dus niet naar Finland wil terugkeren, is zijn eigen, te respecteren keuze. Deze keuze weegt het hof ook mee, maar dat leidt niet tot een andere beslissing. Het hof benadrukt in dit kader dat beide ouders zich dienen in te spannen om te komen tot contactherstel tussen de vader en de kinderen. De moeder heeft naar voren gebracht dat zij een goed contact tussen de kinderen en de vader van groot belang vindt en daarvoor in Finland ook hulpverlening wil benaderen. Zij heeft bij herhaling toegezegd dat zij bereid is om twee keer per jaar naar Nederland te komen, zodat de vader en de kinderen contact met elkaar kunnen hebben. Het hof heeft geen reden om aan deze intentie en toezegging van de moeder te twijfelen. De stelling van de vader dat de situatie voor hem en de kinderen in Nederland beter en veiliger is dan in Finland, is door hem onvoldoende onderbouwd.
5.15
Daarbij komt, zoals hiervoor al is overwogen, dat niet alleen de belangen van de vader, [de minderjarige1] en [de minderjarige2] op een zo onbelast mogelijk contact met de vader in de beoordeling worden betrokken. Het belang van de moeder om een nieuw leven op te starten dient ook in de beoordeling te worden betrokken. De moeder en [naam1] zijn inmiddels al enkele jaren samen. Zij hebben samen twee kinderen gekregen: [de minderjarige4] en [de minderjarige5] . [de minderjarige1] heeft tijdens het gesprek bij dit hof verteld dat zijn band met [naam1] goed is en dat hij dol is op zijn halfbroertje en -zusje. Het belang van de moeder, van [naam1] en van alle kinderen, dus ook van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] , om met elkaar en [naam1] in gezinsverband te kunnen blijven leven wegen weegt voor het hof zwaar. Dit is in Nederland niet mogelijk, omdat [naam1] in Nederland geen verblijfsstatus heeft.
5.16
Het hof zal de vervangende toestemming verlenen vanaf de eerste dag van de zomervakantie, zijnde 12 juli 2025. Niet alleen [de minderjarige1] en [de minderjarige2] kunnen dan hun schooljaar in Nederland afronden, dat geldt ook voor [de minderjarige3] . De moeder heeft de gelegenheid om huisvesting in Finland te vinden en een school en een huisarts voor de kinderen te benaderen. De jeugdbeschermer heeft bovendien in de tussenliggende periode de gelegenheid om de mogelijkheden voor contactherstel tussen de vader en [de minderjarige1] en [de minderjarige2] te onderzoeken, een contactregeling te bespreken, het contact zo mogelijk op korte termijn te hervatten en om de ondertoezichtstelling, indien nodig, over te dragen aan de in Finland bevoegde instanties.
6. De slotsom
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 30 juli 2024, en opnieuw beschikkende:
verleent aan de moeder vanaf de eerste dag van de zomervakantie (12 juli 2025) vervangende toestemming om:
  • met [de minderjarige1] , geboren [in] 2016 te [plaats1] , Finland, en [de minderjarige2] , geboren [in] 2018 te [plaats2] , naar [plaats2] , Finland te verhuizen,
  • [de minderjarige1] en [de minderjarige2] in te schrijven op een adres aldaar,
  • [de minderjarige1] en [de minderjarige2] in te schrijven op een basisschool en bij een huisarts in [plaats2] , Finland.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.G.M.T. Weijers-van der Marck, J.B. de Groot en R. Prakke-Nieuwenhuizen, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 30 januari 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.https://www.detandemviadere.nl/informatie/schoolgids/