ECLI:NL:GHARL:2025:1033

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
200.335.915
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking en eindbeschikking inzake kinderalimentatie, gezag en zorgregeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 februari 2025 een tussen- en eindbeschikking gedaan met betrekking tot kinderalimentatie, gezag en zorgregeling voor een minderjarige. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. G.R. Dorhout-Tielken, en de vader, vertegenwoordigd door mr. C.E. Tonningen-ter Huizen, hebben in hoger beroep hun verzoeken ingediend. Het hof verwijst naar een eerdere tussenbeschikking van 9 juli 2024 en een rapport van de raad voor de kinderbescherming van 25 november 2024. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 februari 2025 waren beide ouders en een vertegenwoordiger van de raad aanwezig. Het hof heeft vastgesteld dat de verstandhouding tussen de ouders is verbeterd en dat zij overeenstemming hebben bereikt over de zorgregeling voor hun kind. De ouders hebben een zorgregeling afgesproken die ingaat zodra de minderjarige naar school gaat, waarbij de zorg- en opvoedingstaken tussen hen worden verdeeld. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank Midden-Nederland vernietigd en de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek betreffende het gezag. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt. De beschikking is uitgesproken in het openbaar, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.335.915
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 552371
beschikking van 25 februari 2025
inzake
[verzoekster],
die woont in [woonplaats1] ,
verzoekster in principaal hoger beroep,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
hierna: de moeder,
advocaat: mr. G.R. Dorhout-Tielken,
en
[verweerder],
die woont in [woonplaats2] ,
verweerder in principaal hoger beroep,
verzoeker in incidenteel hoger beroep,
hierna: de vader,
advocaat: mr. C.E. Tonningen-ter Huizen.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 9 juli 2024 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit het rapport van de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad) van 25 november 2024.
1.3
Op 4 februari 2025 is de mondelinge behandeling voortgezet.
Aanwezig waren:
- namens de moeder haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- een vertegenwoordiger van de raad.

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de tussenbeschikking van 9 juli 2024, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
2.2
In die beschikking heeft het hof een eindbeslissing genomen over de kinderalimentatie. Het hof heeft de behandeling van de zaak voor wat betreft het gezag en de zorgregeling over [de minderjarige] aangehouden en de raad verzocht een onderzoek te verrichten naar de vraag welke vorm van gezag en welke zorg-/omgangsregeling het meest in het belang van [de minderjarige] is.
2.3
De raad adviseert in zijn rapport het gezamenlijk gezag van de ouders over [de minderjarige] in stand te laten en een zorgregeling vast te leggen als volgt:
- [de minderjarige] is de ene week van woensdagmiddag tot vrijdagochtend bij vader, waarbij vader [de minderjarige] woensdagmiddag ophaalt bij de kinderopvang en hem op vrijdagochtend weer brengt naar de kinderopvang.
- de andere week is [de minderjarige] van woensdagmiddag tot zondagmiddag 17.00 uur bij vader. Vader haalt [de minderjarige] woensdag op bij de kinderopvang en brengt hem op zondagmiddag om 17.00 uur weer terug naar moeder.
De raad adviseert verder de zorgregeling in stand te laten wanneer [de minderjarige] naar de basisschool gaat. In dat geval wijzigt de ophaalplek en ophaaltijd, afhankelijk van de tijden die de basisschool hanteert.
De verdeling van de schoolvakanties zal in overleg tussen de ouders middels ouderschapsbemiddeling nader uitgewerkt moeten worden.
2.4
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de verstandhouding tussen de ouders is verbeterd en dat de door de raad geadviseerde zorgregeling in onderling overleg al is uitgebreid. Namens de moeder en door de vader is verklaard dat de ouders overeenstemming hebben bereikt over het gezag en de zorgregeling en zij hebben het hof verzocht die overeenstemming in een beschikking vast te leggen. Hieruit leidt het hof af dat de ouders hun verzoeken in hoger beroep dienovereenkomstig hebben gewijzigd.
2.5
Namens de moeder is het beroep tegen de beslissing ten aanzien van het gezag ingetrokken, zodat zij in dit onderdeel van haar verzoeken in hoger beroep niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
2.6
De ouders zijn een zorgregeling overeengekomen vanaf het moment dat [de minderjarige] naar school zal gaan. Deze zorgregeling houdt in dat [de minderjarige] :
- iedere week van dinsdag na school tot donderdag 18.00 uur bij de vader verblijft, waarbij de vader [de minderjarige] donderdag uit school haalt en de moeder [de minderjarige] ophaalt waar hij dan (bij de vader of bij oma) verblijft;
- om de week van vrijdag na school tot zondag 17.00 uur bij de vader verblijft, waarbij de vader [de minderjarige] weer naar de moeder brengt.
De ouders zullen de vakanties in onderling overleg regelen.
Ook hebben de ouders afgesproken dat de moeder de overblijfkosten van [de minderjarige] zal betalen ongeacht of [de minderjarige] bij de vader of de moeder verblijft.
Totdat [de minderjarige] naar school gaat, zullen de ouders de zorgregeling uitvoeren zoals die nu loopt.
2.7
Gelet hierop zal het hof de bestreden beschikking ten aanzien van de zorgregeling vernietigen en beslissen als volgt.
2.8
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren nu de ouders een relatie met elkaar hebben gehad en de procedure het uit die relatie geboren kind betreft.

3.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek betreffende het gezag;
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, van 28 september 2023,voor zover het betreft de daarbij vastgestelde zorgregeling, en in zoverre opnieuw beschikkende:
verdeelt de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de moeder, vanaf het moment dat [de minderjarige] naar school gaat, aldus dat [de minderjarige] bij de vader verblijft:
- iedere week van dinsdag na school tot donderdag 18.00 uur, waarbij de vader [de minderjarige] donderdag uit school haalt en de moeder [de minderjarige] ophaalt waar hij dan verblijft;
- om de week van vrijdag na school tot zondag 17.00 uur, waarbij de vader [de minderjarige] weer naar de moeder brengt,
waarbij de vakanties in onderling overleg zullen worden geregeld;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K.A.M. van Os-ten Have, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en I.J. Pieters, bijgestaan door mr. L.J.G. Scheffer-Overbeek als griffier, en is op 25 februari 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.