ECLI:NL:GHARL:2024:974

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
12 februari 2024
Zaaknummer
21-005209-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het rijden met een ongeldig rijbewijs en de bewijswaardering van getuigenverklaringen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was veroordeeld voor het rijden in een personenauto terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat er nieuwe getuigenverklaringen waren die de verdediging had ingediend. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen de veroordeling van 16 november 2021, waarin hij een gevangenisstraf van 20 dagen, waarvan 10 dagen voorwaardelijk, had gekregen.

Tijdens de zitting op 26 januari 2024 heeft het hof de getuige opnieuw gehoord. De getuige had eerder verklaard de verdachte te hebben gezien rijden, maar tijdens het hoger beroep trok hij zijn verklaring in en gaf aan niet zeker te zijn van wat hij had waargenomen. Het hof oordeelde dat de oorspronkelijke verklaring van de getuige, die hij bij de politie had afgelegd, betrouwbaar was en dat deze voldoende bewijs bood voor de veroordeling van de verdachte. Het hof concludeerde dat de verdachte wist dat zijn rijbewijs ongeldig was en dat hij desondanks had gereden.

De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 dagen, waarvan 10 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder zijn behandeling voor verslaving en het onderzoekstraject bij een ontwikkelingscoach. De beslissing van het hof is in overeenstemming met de oriëntatiepunten voor strafoplegging van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005209-21
Uitspraak d.d.: 9 februari 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 16 november 2021 met parketnummer 96-224357-20 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 26 januari 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. D.L.A.M. Pluijmakers, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 dagen waarvan 10 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat er in de fase van hoger beroep een getuige nogmaals is gehoord, de verdediging hier een beroep op heeft gedaan en de advocaat-generaal op basis hiervan tot vrijspraak heeft geconcludeerd.
Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
op 19 juni 2020 te [pleegplaats] , op de weg, [straatnaam] , als bestuurder een motorrijtuig, personenauto), van categorie B heeft bestuurd, terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs zijn geldigheid had verloren en dat hij bij de aanvraag van een nieuw rijbewijs moet voldoen aan de bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 123b, derde lid, gestelde voorwaarden, en aan hem geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën afgegeven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Door de verdediging is vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Verdachte wist wel dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard, maar ontkent in de auto te hebben gereden. De raadsman voert aan dat er maar één getuige is die verdachte zou hebben zien rijden en deze getuige verklaart later, als hij bij de raadsheer-commissaris wordt gehoord, dat hij niet kon zien hoeveel mensen er in de auto zaten en dat hij er niet meer zeker van is of de politie de bestuurder of iemand anders heeft aangehouden. De verklaring van deze getuige [naam getuige] die is afgelegd bij de politie is daarom niet bruikbaar voor het bewijs, aldus de raadsman.
Het hof overweegt hierover het volgende.
Getuige [naam getuige] verklaart op 19 juni 2020 om 01.10 uur bij de politie, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende:
Hij zit op 19 juni 2020 omstreeks 00.15 uur als bijrijder bij zijn moeder in de auto. Hij ziet op de snelweg A28 dat de bestuurder van een grijze Opel Corsa gevaarlijk rijgedrag vertoont. Hij besluit om de politie hierover te bellen en ondertussen de Opel Corsa in de gaten te houden. Ze volgen de Opel Corsa. De Opel Corsa parkeert uiteindelijk op [straatnaam] in [pleegplaats] . Getuige [naam getuige] en zijn moeder parkeren aan het begin van [straatnaam] en houden de Opel Corsa in de gaten totdat de politie komt. Hij ziet vervolgens dat de politie de bestuurder, een man met lang krullend haar, aanspreekt. Deze man wordt door de politie staande gehouden.
De verbalisanten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] relateren dat zij van de meldkamer horen dat de betreffende Opel Corsa op [straatnaam] in het zicht van melder [naam getuige] staat. Zij komen ter plaatse en zien verdachte dan aan de passagierszijde uit de Opel Corsa hangen. Verdachte stapt vervolgens uit en loopt naar de verbalisanten toe. Verder zit er niemand in de auto of staat of loopt er iemand in de buurt van de auto. Verdachte zegt dan tegen hen dat hij niet heeft gereden.
Aan getuige [naam getuige] wordt direct gevraagd of hij kan aangeven wie er in de Opel Corsa had gereden. Getuige [naam getuige] zegt dan dat er één persoon in de Opel Corsa zat.
De verbalisanten treffen de autosleutel van de Opel Corsa aan in één van de zakken van de kleding van verdachte. De verbalisanten zien dat er meerdere goederen op de passagiersstoel en de achterbank van de Opel Corsa liggen en relateren dat het niet mogelijk is daarop plaats te nemen.
Op verzoek van de verdediging is getuige [naam getuige] door de raadsheer-commissaris gehoord op 17 maart 2023. Hij verklaart dan dat hij bij de politie de waarheid heeft gesproken.
De vraag of hij kon zien hoeveel personen er in de auto zaten en de vraag of hij de bestuurder goed heeft kunnen zien, beantwoordt hij dan met 'nee'. Geconfronteerd met het feit dat hij eerder heeft verklaard dat de bestuurder alleen in de auto zat, zegt getuige [naam getuige] dat hij het niet meer weet. Hij weet ook niet meer zeker of de politie de bestuurder heeft staande gehouden of iemand anders. Hij gaat ervan uit dat hij daar eerder bij de politie eerlijk over heeft verklaard.
Het hof twijfelt niet aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaring die getuige [naam getuige] direct na het gebeuren heeft afgelegd tegenover de politie. [naam getuige] is heel bewust de bestuurder van de Opel Corsa gaan volgen, omdat hij bij de politie melding had gemaakt van het gevaarlijke rijgedrag van deze bestuurder. Hij is daardoor meer dan een toevallige voorbijganger die een enkel moment iets waarneemt. Hij houdt speciaal voor de politie de Opel Corsa de hele tijd goed in de gaten totdat de politie ter plaatse is. Vervolgens legt hij direct daarna een duidelijke verklaring af van wat hij heeft gezien. Hij heeft gezien dat er één persoon in de auto zat, een man met lang krullend haar. Deze man was de bestuurder die door de politie vervolgens werd aangesproken, aldus getuige [naam getuige] bij de politie.
Deze bij de politie afgelegde verklaring van getuige [naam getuige] past ook bij de waarnemingen van de verbalisanten dat er op de bijrijdersstoel en de achterbank geen ruimte was om te zitten omdat het vol lag. Verdachte kan, gelet hierop, alleen op de bestuurderstoel hebben gezeten.
Dat getuige [naam getuige] 2 jaar en 9 maanden later niet meer zeker weet wat hij destijds wel of niet heeft waargenomen of het zich dan anders herinnert, is gezien het grote tijdsverloop op zichzelf genomen geen reden om aan de betrouwbaarheid en de juistheid van zijn eerste verklaring te gaan twijfelen. Tijdsverloop is van invloed op het feilbare menselijke geheugen. Getuige [naam getuige] zegt zelf ook dat hij in zijn eerste verklaring eerlijk heeft gezegd wat hij heeft gezien en dat hij het nu niet meer goed weet.
Het hof neemt, gelet op het voorgaande, de verklaring van de getuige [naam getuige] die hij bij de politie heeft afgelegd als uitgangspunt voor het bewijs. Tezamen met de waarnemingen van de verbalisanten, de informatie van de RDW over de ongeldigheid van het rijbewijs van de verdachte en de verklaring van de verdachte dat hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard, is er voldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 juni 2020 te [pleegplaats] , op de weg, [straatnaam] , als bestuurder een motorrijtuig, personenauto, van categorie B heeft bestuurd, terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs zijn geldigheid had verloren en dat hij bij de aanvraag van een nieuw rijbewijs moet voldoen aan de bij algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 123b, derde lid, gestelde voorwaarden, en aan hem geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft de verkeersveiligheid in gevaar gebracht door op de openbare weg in een auto te rijden terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Hij heeft zich niets aangetrokken van de maatregel van ongeldigverklaring van zijn rijbewijs.
Ten nadele van de verdachte blijkt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 december 2023 dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder ook een veroordeling voor een soortgelijk feit.
Door de raadsman is ter terechtzitting van het hof over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte naar voren gebracht dat de verdachte sinds een aantal weken is gestart met een onderzoekstraject bij een ontwikkelingscoach, in samenwerking met de gemeente [naam gemeente] , om te onderzoeken op welke wijze hij ondersteund en begeleid kan worden in het bereiken van een rustiger en stabieler bestaan. Zijn vader regelt veel voor hem als bewindvoerder en curator. Ook is hij onder behandeling voor zijn verslaving. De raadsman heeft bepleit om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf maar een taakstraf aan de verdachte op te leggen.
Door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) zijn oriëntatiepunten voor strafoplegging vastgesteld. Voor het rijden in een auto terwijl het rijbewijs van de bestuurder ongeldig is verklaard, heeft de LOVS een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken als oriëntatiepunt gegeven.
Gelet op al het hiervoor genoemde en ook vanuit het oogpunt van normhandhaving bekeken, is het opleggen van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van hierna te noemen duur naar het oordeel van het hof passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
10 (tien) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. L.J. Hofstra, voorzitter,
mr. T.H. Bosma en mr. G.A. Versteeg, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis, griffier,
en op 9 februari 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.