Uitspraak
[verzoekster]
€ 680,00 +
€ 200.680,00 (tweehonderdduizend zeshonderdtachtig euro);
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze beschikking heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 februari 2024 uitspraak gedaan over een verzoek om vergoeding van kosten voor rechtsbijstand in een strafzaak. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.F. Rense, vroeg een vergoeding van € 461.007,65 voor gemaakte kosten in verband met haar verdediging. Het hof heeft het verzoek beoordeeld in het licht van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering, dat de mogelijkheid biedt om een vergoeding toe te kennen op gronden van billijkheid. Het hof oordeelde dat de door de advocaten gedeclareerde uren en werkzaamheden bovenmatig waren, gezien de aard, omvang en complexiteit van de strafzaak. Het hof heeft vastgesteld dat de uurtarieven van de advocaten niet bovenmatig waren, maar dat de totale declaratie buitensporig hoog was in vergelijking met de declaratie van de advocaat van een voormalige medeverdachte.
Het hof heeft de ingediende declaraties kritisch beoordeeld en opgemerkt dat de specificaties van de werkzaamheden te algemeen waren om een goede beoordeling van de billijkheid mogelijk te maken. Ondanks de argumenten van verzoekster dat de zaak van groot belang was voor haar organisatie, oordeelde het hof dat niet alle werkzaamheden noodzakelijk waren voor de verdediging in deze strafzaak. Uiteindelijk heeft het hof besloten om een vergoeding van € 200.000,00 toe te kennen voor de kosten van rechtsbijstand, en € 680,00 voor de kosten van indiening en behandeling van het verzoekschrift. Het hof wees het overige verzoek af.