In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, die een aanslag in de zuiveringsheffing voor het jaar 2022 heeft gehandhaafd. De heffingsambtenaar, het gemeenschappelijk belastingkantoor Locosensus-Tricijn (GBLT), had de aanslag opgelegd op basis van drie vervuilingseenheden voor een tweepersoonshuishouden. Belanghebbende betwistte deze aanslag en stelde dat deze in strijd was met het discriminatieverbod van artikel 14 EVRM, omdat tweepersoonshuishoudens stelselmatig naar teveel vervuilingseenheden worden aangeslagen in vergelijking met andere meerpersoonshuishoudens.
De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, maar het Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelde dat de forfaitaire regeling van drie vervuilingseenheden voor tweepersoonshuishoudens inderdaad leidt tot discriminatie. Het Hof overwoog dat de wetgever bij het vaststellen van de forfaitaire grenzen is uitgegaan van de gemiddelde woningbezetting en dat de gekozen regeling niet in alle gevallen rechtvaardig is. Het Hof concludeerde echter dat de wetgever een ruime beoordelingsvrijheid heeft en dat de doelmatigheidsoverwegingen die aan de forfaitaire regeling ten grondslag liggen, een redelijke rechtvaardiging bieden voor de ongelijkheid die ontstaat.
Uiteindelijk oordeelde het Hof dat er geen sprake was van ongeoorloofde discriminatie en dat het hoger beroep van belanghebbende faalde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het Hof zag geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.