In deze zaak heeft ASR Schadeverzekering N.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland, dat op 8 maart 2023 is uitgesproken. ASR, die als eiseres in conventie en verweerster in reconventie optrad, heeft [geïntimeerde] op 17 mei 2023 gedagvaard voor een zitting van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 mei 2023. [geïntimeerde] is echter niet verschenen, waardoor het hof verstek heeft verleend. Tijdens de procedure heeft ASR de memorie van grieven en andere stukken ingediend, maar het hof constateert dat er belangrijke stukken ontbreken die eerder zijn genoemd in het proces-verbaal van de mondelinge behandeling bij de rechtbank op 1 december 2022.
Het hof heeft ASR opgedragen om de ontbrekende stukken, waaronder de spreekaantekeningen van mr. Van Dijk en de aantekeningen van de griffier, aan te leveren. Tevens is vastgesteld dat de eis van ASR in hoger beroep verschilt van de eis die bij de rechtbank is ingesteld. Het hof heeft geoordeeld dat ASR niet tijdig de verandering van eis aan [geïntimeerde] heeft kenbaar gemaakt, waardoor het hof de oorspronkelijke eis van ASR zal hanteren. De beslissing van het hof houdt in dat ASR op de roldatum van 5 maart 2024 de ontbrekende stukken moet aanleveren, en dat verdere beslissingen worden aangehouden.