ECLI:NL:GHARL:2024:884

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
6 februari 2024
Zaaknummer
200.327.347
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep ASR Schadeverzekering N.V. tegen [geïntimeerde] inzake opvragen processtukken en verandering van eis

In deze zaak heeft ASR Schadeverzekering N.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland, dat op 8 maart 2023 is uitgesproken. ASR, die als eiseres in conventie en verweerster in reconventie optrad, heeft [geïntimeerde] op 17 mei 2023 gedagvaard voor een zitting van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 mei 2023. [geïntimeerde] is echter niet verschenen, waardoor het hof verstek heeft verleend. Tijdens de procedure heeft ASR de memorie van grieven en andere stukken ingediend, maar het hof constateert dat er belangrijke stukken ontbreken die eerder zijn genoemd in het proces-verbaal van de mondelinge behandeling bij de rechtbank op 1 december 2022.

Het hof heeft ASR opgedragen om de ontbrekende stukken, waaronder de spreekaantekeningen van mr. Van Dijk en de aantekeningen van de griffier, aan te leveren. Tevens is vastgesteld dat de eis van ASR in hoger beroep verschilt van de eis die bij de rechtbank is ingesteld. Het hof heeft geoordeeld dat ASR niet tijdig de verandering van eis aan [geïntimeerde] heeft kenbaar gemaakt, waardoor het hof de oorspronkelijke eis van ASR zal hanteren. De beslissing van het hof houdt in dat ASR op de roldatum van 5 maart 2024 de ontbrekende stukken moet aanleveren, en dat verdere beslissingen worden aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.327.347
zaaknummer rechtbank Gelderland C/05/402822
arrest van 6 februari 2024
in de zaak van
ASR Schadeverzekering N.V.
die is gevestigd in Utrecht
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als eiseres in conventie en verweerster in reconventie
hierna: ASR
advocaat: mr. W. Knoester
tegen
[geïntimeerde]
die woont in [woonplaats1]
die bij de rechtbank optrad als gedaagde in conventie en eiser in reconventie
hierna: [geïntimeerde]
niet verschenen.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
ASR heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 8 maart 2023 tussen partijen heeft uitgesproken. ASR heeft [geïntimeerde] op 17 mei 2023 gedagvaard om te verschijnen op de zitting van dit hof van 30 mei 2023. [geïntimeerde] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Het hof heeft, zoals dat heet, verstek tegen [geïntimeerde] verleend.
1.2.
Vervolgens heeft ASR de memorie van grieven en de stukken van de procedure aan het hof gegeven. Daarna heeft het hof bepaald dat het hof uitspraak zal doen met een arrest.

2.De redenen voor de beslissing

2.1.
Bij de stukken van de procedure die ASR aan het hof heeft verstrekt, ontbreken een aantal stukken. Het gaat om de volgende stukken die in het verkort proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 1 december 2022 bij de rechtbank zijn genoemd:
  • de spreekaantekeningen van mr. Van Dijk
  • de aantekeningen van de griffier.
Het hof heeft die stukken nodig voordat het verder kan beslissen. Het hof zal daarom bepalen dat ASR die stukken alsnog aan het hof moet verstrekken. Voor zover ASR die stukken niet heeft, kan zij deze opvragen bij de rechtbank of [geïntimeerde] dan wel diens toenmalige advocaat.
2.2.
Zowel ASR als de rechtbank gaat in op de Gedragscode Persoonlijk Onderzoek van het Verbond Van Verzekeraars (hierna: de Gedragscode). Het hof heeft de Gedragscode niet gevonden tussen de stukken van de procedure. Het hof zal bepalen dat ASR dit stuk aan het hof moet geven, op grond van artikel 22 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv).
2.3.
Het hof constateert dat de eis van ASR die is genoemd in de memorie van grieven anders is dan de eis die ASR in de procedure bij de rechtbank heeft ingesteld, waarnaar in de dagvaarding van 17 mei 2023 wordt verwezen. ASR heeft haar eis dus veranderd in hoger beroep. Omdat uit de stukken van de procedure niet is gebleken dat ASR die verandering van eis op tijd aan [geïntimeerde] kenbaar heeft gemaakt met een zogenoemd exploot, zal het hof uitgaan van de eis van ASR zoals die bij de rechtbank is ingesteld (op grond van artikel 353 lid 1 Rv gelezen in verband met artikel 130 lid 3 Rv).
2.4.
Verder zal het hof iedere beslissing aanhouden.

3.De beslissing

Het hof:
3.1.
bepaalt dat ASR op de roldatum 5 maart 2024 aan het hof moet verstrekken de hiervoor genoemde:
  • spreekaantekeningen van mr. Van Dijk
  • aantekeningen van de griffier
  • Gedragscode
3.2.
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.L. Wattel, J. Sap en V. van der Kuil en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2024.