ECLI:NL:GHARL:2024:870

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
6 februari 2024
Zaaknummer
200.310.204
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging franchiseovereenkomst en de uitleg van het wijzigingsbeding in het kader van collectieve opzegging

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, gaat het om een hoger beroep van een groep zelfstandig adviseurs tegen de Volksbank N.V., handelend onder de naam RegioBank. De zelfstandig adviseurs betwisten de rechtmatigheid van de eenzijdige wijziging van hun intermediairovereenkomst door RegioBank, die hen verplichtte over te stappen naar een full-franchiseformule. De zelfstandig adviseurs stellen dat deze wijziging onredelijk bezwarend is en dat het beroep op het wijzigingsbeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Het hof oordeelt dat RegioBank in beginsel bevoegd was om de wijziging door te voeren, maar dat de eisen van redelijkheid en billijkheid in acht genomen moeten worden. Het hof vraagt om nadere inlichtingen over de gevolgen van de wijziging voor de zelfstandig adviseurs, met name voor diegenen die niet in staat zijn om aan de nieuwe kwantitatieve eisen te voldoen. De zelfstandig adviseurs hebben vorderingen ingesteld om de rechtsverhouding zoals die gold tot 1 oktober 2020 te herstellen, maar het hof wijst deze vorderingen af, omdat de intermediairovereenkomst voldoende ruimte biedt voor de wijziging. De zaak wordt aangehouden voor verdere behandeling en het hof zal partijen in de gelegenheid stellen om aanvullende informatie te verstrekken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.310.204
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht: 520396
arrest van 6 februari 2024
in de zaak van

1.Schijven Assurantiën B.V.,

die is gevestigd in Sint Willebrord, gemeente Rucphen,

2. Administratiekantoor Bouterse B.V.,

die is gevestigd in Serooskerke, gemeente Veere,

3. Combive Financieel Advies B.V.,

die is gevestigd in Bovensmilde, gemeente Midden-Drenthe,

4. Beers Financieel Adviesbureau B.V.,

die is gevestigd in Valkenburg, gemeente Valkenburg aan de Geul,
5.de vennootschap onder firma
Assurantiekantoor Louwet,
die is gevestigd in Geulle, gemeente Meerssen,

6. [appellant6] , handelend onder de naam Hypotheek Advies Brabant,

die woont in [woonplaats1] ,

7. [appellant7] Assurantiën B.V.,

die is gevestigd in [vestigingsplaats1] ,

8. [appellant8] , handelend onder de naam [appellant8] Verzekeren & Bankieren,

die is gevestigd in [vestigingsplaats2] ,

9. Faber for Finance B.V.,

die is gevestigd in Nieuwegein,

10. A.A.Z. Adviesgroep B.V.,

die is gevestigd in Zevenbergen, gemeente Moerdijk,
11de vennootschap onder firma
Roels & Van Ginneken V.O.F.,
die is gevestigd in Etten-Leur,

12. Waar & Partners B.V.,

die is gevestigd in Hendrik-Ido-Ambacht,

13. OBM Verzekeringen B.V.,

die is gevestigd in Broek in Waterland, gemeente Waterland,
die hoger beroep hebben ingesteld,
en bij de rechtbank optraden als eisers,
hierna: samen Zelfstandig Adviseurs,
advocaat: mr. H. Knotter,
tegen:
de naamloze vennootschap
Volksbank N.V.,
tevens handelend onder de naam RegioBank,
die is gevestigd in Utrecht,
en bij de rechtbank optrad als gedaagde,
hierna: Volksbank of (meestal) RegioBank,
advocaat: mr. C.M. Kan.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

Naar aanleiding van het arrest van 22 november 2022 heeft op 10 mei 2023 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). In dat verslag is opgenomen dat de producties 60, 61, 65 en 66 die werden ingediend door de Zelfstandig Adviseurs zijn geweigerd. Deze producties maken derhalve geen onderdeel uit van het procesdossier. Het hof heeft van de zijde van Volksbank op 19 juli 2023 en van de zijde van de Zelfstandig Adviseurs op 26 juli 2023 een brief ontvangen met opmerkingen naar aanleiding van het proces-verbaal, die zijn toegevoegd aan het procesdossier. Partijen hebben het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1.
De centrale vraag in deze procedure is of het RegioBank, onderdeel van Volksbank, was toegestaan om met ingang van 1 oktober 2020 de rechtsverhouding zoals die bestond tussen haar en de Zelfstandig Adviseurs eenzijdig te wijzigen van een tussenpersoonformule in een full-franchiseformule. Het hof komt tot het oordeel dat RegioBank in beginsel bevoegd was om de full-franchiseformule door te voeren, maar dat zij daarbij de aanvullende en derogerende eisen van redelijkheid en billijkheid in acht diende te nemen. Wanneer de door RegioBank in overleg met de Formuleraad ingevoerde kwantiteitseisen onevenredig zwaar drukken op een kleine groep zelfstandig adviseurs omdat hun rayon onvoldoende groeipotentieel heeft, kan dat onder omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid onaanvaardbaar zijn. Het hof verzoekt partijen om nadere inlichtingen. Het hof oordeelt voorts dat het voortijdig in rekening brengen van een franchisefee als ook het na beëindiging van de overeenkomst in rekening brengen van een franchisefee een contractuele grondslag ontbeert en dat de Zelfstandig Adviseurs deze bedragen als onverschuldigd betaald kunnen terugvorderen. Hieronder wordt toegelicht hoe het hof tot deze oordelen komt.

3.3. Het oordeel van het hof

De feiten
3.1.
Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.6 van het bestreden vonnis van 5 januari 2022 en aangevuld met feiten die in hoger beroep nog naar voren zijn gebracht. Kort gezegd gaat het om het volgende.
3.2.
De Zelfstandig Adviseurs die in hoger beroep zijn gekomen maken deel uit van een groep van 500 bedrijven die bemiddelen in RegioBank producten. Tot 1 oktober 2020 was hun rechtsverhouding geregeld in een intermediairovereenkomst met bijlagen. Zij bemiddelden op exclusieve basis voor spaar- en betaalproducten van RegioBank (uitgezonderd zogenaamde bankspaarproducten) en op niet-exclusieve basis voor andere financiële producten of diensten van RegioBank (zoals hypotheken, verzekeringsproducten of beleggingsproducten). Voor hun werkzaamheden ontvingen zij provisie, berekend over de uitstaande saldi van aangebrachte klanten, en additionele vergoedingen voor “actieve klanten” en “rewards”. De omvang van de provisie werd door RegioBank gewijzigd en vastgelegd in provisiereglementen en als bijlage I toegevoegd aan de overeenkomst. Bij beëindiging van de overeenkomst konden de Zelfstandig Adviseurs aanspraak maken op een klantenvergoeding. Dit werd door RegioBank vastgelegd in bijlage III van de overeenkomst. Deze overeenkomst (met inbegrip van de bijlagen, waaronder het provisiereglement van 2018 en 2019) zal hierna worden aangeduid als de intermediairovereenkomst 2018.
3.3.
Vanaf 2018 heeft RegioBank aangestuurd op wijziging (in haar woorden: “modernisering” of “doorontwikkeling”) van de tussenpersoonformule en het gehanteerde samenwerkingsmodel. In overleg met de Formuleraad, een adviesorgaan bestaande uit vertegenwoordigers van de bemiddelaars en de Vereniging RegioBank Adviseurs (hierna: VRA) heeft zij een full franchise strategie ontwikkeld. Alle wijzigingen zijn in mei 2020 vastgelegd in een viertal documenten: Strategie RegioBank Full Franchise, Samenwerkingsprincipes Full Franchise Strategie, Transitieplan Full Franchise Strategie en Vergoedingsreglement Full Franchise Strategie. Nadat een aantal aanvullende afspraken zijn gemaakt tussen RegioBank en VRA heeft VRA bij brief van 19 juni 2020 al haar leden bericht dat zij een positief advies hebben gegeven over de door RegioBank voorgenomen wijzigingen, die per 1 oktober 2020 van kracht werden (hierna: de (gewijzigde) intermediarovereenkomst 2020). Aan alle zelfstandig adviseurs is vervolgens de keuze voorgelegd om (1) mee te doen als full franchise kantoor, (2) niet mee te doen en de beheerfase in te gaan of (3) de relatie met de bank op te zeggen. De Zelfstandig Adviseurs hebben, onder bezwaar en in afwachting van de uitkomst van de onderhavige procedure, voor optie 1 gekozen en aangegeven mee over te gaan. Een aantal van hen is inmiddels in beheer geplaatst omdat zij niet hebben voldaan aan de onder de full-franchiseformule ingestelde minimumvereisten. Met het oog op de invoering van de Wet franchise per 1 januari 2021 heeft RegioBank nog een aantal wijzigingen doorgevoerd op de gewijzigde intermediairovereenkomst 2020. Dit betroffen echter geen wijzigingen in de samenwerking zoals die per 1 oktober 2020 was geïmplementeerd. Wel werd onder meer de naam gewijzigd in “franchiseovereenkomst” (hierna: de franchiseovereenkomst 2021). De franchiseovereenkomst 2021 werd in maart 2021 aan de Zelfstandig Adviseurs op individuele basis voor akkoord en ondertekening voorgelegd.
De vordering(en) en omvang hoger beroep
3.4.
De inzet van de Zelfstandig Adviseurs in deze procedure is om de rechtsverhouding zoals die gold tot 1 oktober 2020 tussen partijen te doen herleven. Daartoe hebben de Zelfstandig Adviseurs bij de rechtbank diverse verklaringen voor recht en een gebod geëist. De rechtbank heeft deze vorderingen afgewezen.
3.5.
Nadat de appeldagvaarding is betekend en de zaak aangebracht, hebben Beers Financieel Adviesbureau B.V. (appellant sub 4) en Assurantiekantoor Louwet (appellant sub 5) hun hoger beroep ingetrokken. Nu in de dagvaarding in hoger beroep geen gronden voor het hoger beroep zijn aangevoerd en zij evenmin een memorie van grieven hebben genomen, is hun vordering in hoger beroep niet naar de eis van de wet met redenen omkleed. Het hof zal deze partijen dan ook niet-ontvankelijk verklaren in hun vordering in hoger beroep. Op de rol van 16 januari 2024 is de zaak van appellant PFA Partners in Financieel Advies doorgehaald.
3.6.
De overige Zelfstandig Adviseurs hebben in hoger beroep hun oorspronkelijke eis gewijzigd. Na eiswijziging luidt hun vordering samengevat als volgt:
Primair
Een verklaring voor recht dat:
I. de wijzigingsclausule in de intermediairovereenkomsten geen grondslag biedt voor het tot stand brengen van de full-franchiseformule,
II. feitelijk sprake is van een collectieve opzegging van de intermediairovereenkomsten,
III. RegioBank op grond van de collectieve opzegging moet worden veroordeeld tot betaling van (in beginsel) drie maal de gemiddelde jaarprovisie voor de overdracht van de klantportefeuille;
Subsidiair
IV. het wijzigingsbeding in de intermediairsovereenkomsten te vernietigen,
en een verklaring voor recht dat:
V. toepassing van dat wijzigingsbeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is,
VI. RegioBank toerekenbaar is tekortgeschoten in haar contractuele zorgplicht tegenover de Zelfstandig Adviseurs, met veroordeling van RegioBank tot betaling van schadevergoeding op te maken bij staat,
VII. RegioBank onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de Zelfstandig Adviseurs.
Primair en subsidiair
een verklaring voor recht dat bij beëindiging van de samenwerking:
VIII. de Zelfstandig Adviseurs niet gehouden zijn franchise fees af te dragen voor het deel van het jaar dat resteert na beëindiging,
IX. de Zelfstandig Adviseurs niet gehouden zijn aan een op hen drukkend relatie- en non-concurrentiebeding,
RegioBank te veroordelen tot:
X. terugbetaling van alle door de Zelfstandig Adviseurs sinds 1 januari 2020 tot heden afgedragen franchisefees,
XI. terugbetaling van alle door de Zelfstandig Adviseurs sinds 1 oktober tot heden afgedragen en niet benutte landelijke marketing fees,
XII. betaling van volledige schadevergoeding voor de periode vanaf 1 oktober 2020 tot de dag dat de Zelfstandig Adviseurs gedwongen door RegioBank in de full-franchiseformule zijn ondergebracht, bestaande uit in elk geval omzetderving, nader op te maken bij staat,
XIII. het in beheer plaatsen van de Zelfstandig Adviseurs voor de duur van het resterende kalenderjaar plus één jaar, althans voor een door het hof te bepalen duur,
RegioBank te bevelen:
XIV. gedurende een periode van twee jaar na datum uitspraak zich te onthouden van het benaderen van of leveren van financiële producten en diensten aan cliënten van de Zelfstandig Adviseurs, al dan niet via RegioBank-adviseurs, ter zake niet-bancaire producten en/of diensten met het doel het onderbrengen van deze cliënten bij een RegioBank-adviseur, op straffe van een dwangsom per Zelfstandig Adviseur van € 25.000 per overtreding.
3.7.
De bank heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het hof zal hierna dit verweer in zijn beoordeling betrekken.
I.
Uitleg bedingen en aard van de rechtsverhouding
Het wijzigingsbeding
3.8.
De Zelfstandig Adviseurs hebben betoogd dat de door RegioBank in 2020 doorgevoerde wijzigingen, vastgelegd in een viertal bijlagen, zo ingrijpend zijn, dat deze niet kunnen worden geacht te zijn begrepen onder het eenzijdig wijzigingsbeding in artikel 12 leden 3 en 4 van de intermediairovereenkomst 2018. De wijzigingen hebben volgens de Zelfstandig Adviseurs namelijk tot gevolg dat de rechtsverhouding van partijen eenzijdig wordt gewijzigd van een intermediairovereenkomst (bemiddeling) in een franchiseovereenkomst die onder meer forse en nieuwe (onder andere: financiële en informatie)verplichtingen in het leven roept, de individuele ondernemersvrijheid inperkt en tot omzetderving leidt.
3.9.
De vraag of de door RegioBank doorgevoerde wijzigingen onder het in de overeenkomst opgenomen wijzigingsbeding konden worden begrepen en de daarmee verband houdende vraag of als gevolg van de wijzigingen de aard van de rechtsverhouding werd gewijzigd, is een vraag van uitleg van het beding en moet worden beoordeeld aan de hand van hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid, en van hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (Haviltex-maatstaf).
3.10.
De vraag of RegioBank met een beroep op het eenzijdig wijzigingsbeding de full-franchiseformule ter keuze aan de Zelfstandig Adviseurs heeft kunnen voorleggen, beantwoordt het hof met inachtneming van de Haviltex-maatstaf in beginsel bevestigend. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat in de preambule van de intermediairovereenkomst 2018 de Zelfstandig Adviseur erop wordt gewezen dat RegioBank doende is met de doorontwikkeling en implementatie van haar tussenpersoonformule en dat als gevolg daarvan gedurende de overeenkomst mogelijk wijzigingen of aanvullingen zal ondergaan. In artikel 12 lid 3 is opgenomen dat RegioBank de overeenkomst na overleg met de Formuleraad – maar zonder dat diens instemming is vereist – kan wijzigen. In het vierde lid is bepaald dat RegioBank de bijlagen “te allen tijde” kan wijzigen. Tot de bijlagen behoort onder meer het provisiereglement, waarin wordt uiteengezet de hoogte en omvang van de beloning (bestaande uit provisie over de portefeuille en vergoedingen op basis van ‘rewards’ en ‘actieve klanten’) en de klantenvergoeding. Naar het oordeel van het hof hebben de Zelfstandig Adviseurs uit de tekst van de overeenkomst in redelijkheid moeten afleiden dat het wijzigingsbeding RegioBank in contractueel opzicht de ruimte bood om ook op wezenlijke onderdelen zoals de formule, het vergoedingenmodel en de franchisefee wijzigingen door te voeren en dat RegioBank in 2018 het voornemen had om de bestaande formule te veranderen.
3.11.
Het hof is voorts van oordeel dat de aard van de rechtsverhouding tussen RegioBank en de Zelfstandig Adviseurs als gevolg van de in oktober 2020 doorgevoerde wijzigingen in de kern niet wezenlijk is veranderd. Zoals hieronder nader zal worden toegelicht, handelen de Zelfstandig Adviseurs zowel voor als na 2020 in eigen naam en drijven zij voor eigen rekening en risico een onderneming. Zij betalen vergoeding voor het gebruik van de formule van RegioBank en ontvangen provisie. Ook oefent RegioBank voor en na 2020 toezicht uit op de bedrijfsvoering van de zelfstandig adviseurs: zij zijn verplicht instructies en richtlijnen van RegioBank op te volgen, te voldoen aan opleidingseisen en uitstralingseisen, maken gebruik van een aan RegioBank gekoppeld klantenbestand en van door RegioBank ter beschikking gestelde geautomatiseerde systemen, documentatie, formulieren en informatie met betrekking tot producten en diensten van RegioBank. Naar het oordeel van het hof kwalificeert de rechtsbetrekking van partijen zowel voor als na 1 oktober 2020 als een (destijds niet in de wet geregelde en dus onbenoemde) franchiseovereenkomst en – met het oog op de provisieregeling – tevens als een bemiddelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:425 BW.
De regeling van de collectieve opzegging
3.12.
De Zelfstandig Adviseurs hebben betoogd dat zij, doordat zij uitsluitend de keuze kregen voorgelegd om de overeenkomst in gewijzigde vorm voort te zetten of om de overeenkomst op te zeggen, zij niet de mogelijkheid hebben verkregen om gebruik te maken van de gunstiger beëindigingsregeling die geldt in geval van collectieve opzegging. Artikel 10, slot, van de intermediairovereenkomst 2018 bepaalt namelijk dat in geval van collectieve opzegging door RegioBank (en daarvan is sprake wanneer meer dan 50% van alle kantoren binnen een tijdsbestek van 24 maanden worden opgezegd) de klantvergoeding bij beëindiging zal worden verhoogd van 1 x de gemiddelde jaarprovisie naar 3 x de gemiddelde jaarprovisie waarbij het voorgaande jaar voor 50% meetelt en de twee jaren daarvoor elk voor 25%. Daarnaast wordt in geval van een collectieve opzegging het postcontractuele non-concurrentiebeding buiten toepassing gelaten.
3.13.
Het hof volgt de Zelfstandig Adviseurs niet in hun betoog dat sprake is van een collectieve opzegging. Vast staat immers dat RegioBank in 2020 daadwerkelijk aan elke individuele zelfstandig adviseur de mogelijkheid heeft geboden om in te stemmen met voortzetting van de intermediairovereenkomst in gewijzigde vorm en dat de intermediairovereenkomst 2020 nadien, opnieuw na instemming van elke individuele zelfstandig adviseur, is omgezet in de franchiseovereenkomst 2021. Volgens RegioBank had zij ook de opzet om haar formule (in gewijzigde vorm) voort te zetten en heeft het overgrote merendeel van de zelfstandig adviseurs daarmee ingestemd. Aan de voorwaarden van een collectieve opzegging is dan ook niet voldaan.
Conclusie
3.14.
Nu de intermediairovereenkomst 2018 voldoende ruimte biedt voor het tot stand brengen van de full-franchiseformule en geen sprake is van een collectieve opzegging, is de primaire vordering van de Zelfstandig Adviseurs niet toewijsbaar. De onder I tot en met III genoemde vorderingen zullen hierna worden afgewezen.
II.
Is het wijzigingsbeding vatbaar voor vernietiging?
3.15.
De Zelfstandig Adviseurs hebben bepleit dat het wijzigingsbeding moet worden vernietigd omdat het beding onredelijk bezwarend is (artikel 6:233a BW) en te onbepaald (artikel 6:227 BW) en dat zij hebben gedwaald over de betekenis van dit beding (artikel 6:228 lid 1 BW). Het hof overweegt als volgt.
Onredelijk bezwarend karakter
3.16.
Bij de beoordeling van de vraag of het in de intermediairovereenkomst 2018 opgenomen wijzigingsbeding dat ten grondslag is gelegd aan het doorvoeren van de wijzigingen in 2020 een onredelijk bezwarend karakter heeft, stelt het hof voorop dat, zoals hiervoor vastgesteld, sprake was van een franchiserelatie. Dat betekende dat RegioBank haar unieke en uniforme formule (tegen diverse vergoedingen) aan zelfstandig adviseurs aanbood en tegelijkertijd ook de verplichting oplegde om de formule te exploiteren op de door haar aangegeven wijze. De overeenkomst van partijen werd daarnaast gekenmerkt door het feit dat de zelfstandig adviseurs voor hun bemiddelingsactiviteiten (het totstandbrengen van overeenkomsten tussen RegioBank en (potentiële) klanten en dienstverlening aan hen) provisie ontvingen. De eenzijdige wijzigingsbevoegdheid strekt zich ook uit over dit onderdeel van de overeenkomst en moet worden gelezen in samenhang met artikel 7 (Provisies) van de overeenkomst, waarin is bepaald dat de provisies limitatief zijn opgesomd in het als bijlage I aan de intermediairovereenkomst 2018 gehechte provisiereglement.
Bij de beoordeling van de vraag of het wijzigingsbeding een onredelijk bezwarend karakter heeft, neemt het hof in de eerste plaats in aanmerking dat de eenzijdige wijzigingsbevoegdheid die aan RegioBank werd toegekend, verband houdt met het uniforme karakter van de formule en het behoud daarvan. In de tweede plaats neemt het hof in aanmerking dat in het wijzigingsbeding is bepaald dat de wederpartij in geval van wijziging door RegioBank de overeenkomst met een verkorte termijn van één maand onmiddellijk mag opzeggen. Dit in afwijking van het bepaalde in artikel 10 waaruit volgt dat de intermediairovereenkomst 2018 door beide partijen tegen het einde van elke maand zonder opgave van redenen opgezegd kan worden met een termijn van tenminste drie maanden en maximaal zes maanden. Bij beëindiging van de overeenkomst wordt in overeenstemming met artikel 7:442 BW tot slot een klantenvergoeding vastgesteld (artikel 8 lid 3 en bijlage II bij de intermediairovereenkomst 2018). Nu uit dit alles volgt dat de zelfstandig adviseur de bevoegdheid is toegekend om in geval van wijziging de overeenkomst op korte termijn op te zeggen met behoud van het recht op klantenvergoeding, is ook dat deel van het wijzigingsbeding onder de omstandigheden van het geval niet als onredelijk bezwarend aan te merken.
Bepaalbaarheid en dwaling
3.17.
Het voorgaande voert tot de slotsom dat het wijzigingsbeding niet een onredelijk bezwarend karakter heeft. Nu het beding in duidelijke bewoordingen uiteenzet dat RegioBank de eenzijdige bevoegdheid heeft de overeenkomst en de bijlagen te wijzigen, waartegenover aan de zelfstandig adviseur het recht is verleend om de overeenkomst op te zeggen, hebben de Zelfstandig Adviseurs hun standpunt dat het beding onbepaald zou zijn en dat zij over de inhoud van dit beding hebben gedwaald, onvoldoende onderbouwd. Daarop stuit ook af het beroep op overige vernietigingsgronden.
3.18.
De subsidiaire vordering onder IV die strekt tot vernietiging van het wijzigingsbeding is daarom niet toewijsbaar.
III.
Is het beroep van RegioBank op het wijzigingsbeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar?
3.19.
De Zelfstandig Adviseurs hebben voorts gevorderd voor recht te verklaren dat het beroep van RegioBank op het wijzigingsbeding, mede in het licht van de op 1 januari 2023 in werking getreden Franchisewet, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
3.20.
Bij de beoordeling van deze vordering stelt het hof het volgende voorop. Met ingang van 1 januari 2021 is de Wet Franchise [1] in werking getreden en geïmplementeerd in Boek 7, titel 16 van het Burgerlijk Wetboek (artikelen 7:911 tot en met 7:922). De wet beoogt de positie van de franchisenemers te versterken en heeft geleid tot de invoering van een aantal dwingende voorschriften voor franchiseovereenkomsten. Op het moment dat de wijzigingen in de rechtsverhouding van partijen, waarover door de Zelfstandig Adviseurs in deze procedure wordt geklaagd, op 1 oktober 2020 van kracht werden, waren de (dwingendrechtelijke) bepalingen uit deze wet (die geen terugwerkende kracht hebben) nog niet van toepassing. Dat laat onverlet dat ook vóór de codificatie de franchiseovereenkomst als onbenoemde overeenkomst werd erkend en onderworpen was aan de regels van het algemene overeenkomstenrecht.
3.21.
Met betrekking tot de vraag of de door RegioBank doorgevoerde wijzigingen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn, neemt het hof tot uitgangspunt dat, zoals hiervoor geoordeeld, RegioBank op grond van het wijzigingsbeding in artikel 12 leden 3 en 4 de contractuele bevoegdheid had om de overeenkomst na overleg met de Formuleraad en de bijlagen bij de overeenkomst (waaronder het provisiereglement) te wijzigen. Echter ook als een overeenkomst voorziet in een regeling tot wijziging, kunnen, indien de wet en hetgeen tussen partijen is overeengekomen daarvoor ruimte laten, de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval op grond van artikel 6:248 lid 1 BW meebrengen dat aan de wijziging nadere eisen worden gesteld. Daarnaast kan een beroep op een uit een overeenkomst voortvloeiende bevoegdheid om de overeenkomst te wijzigen op grond van artikel 6:248 lid 2 BW onder omstandigheden naar maatstaven redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn.
3.22.
Partijen hebben met het oog op de vraag of het beroep van RegioBank op het wijzigingsbeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is diverse factoren genoemd die daarbij volgens hen een rol spelen, waaronder (a) de wijze van besluitvorming van RegioBank voorafgaand aan de wijziging en de wijze waarop overleg is gevoerd met de Zelfstandig Adviseurs, (b) de omvang van de verschillende wijzigingen en (c) de (ernst van de) gevolgen daarvan voor de Zelfstandig Adviseurs. Het hof zal hierna de stellingen die partijen in dit verband naar voren hebben gebracht bespreken en vervolgens beoordelen of in het licht van de feiten en omstandigheden die zich in dit geval hebben voorgedaan een beroep op het beding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
De wijze van besluitvorming en overleg
3.23.
RegioBank heeft als verweer aangevoerd dat zij de inhoud van de full-franchiseformule met vertegenwoordigers van de Zelfstandig Adviseurs, zoals de Formuleraad en het bestuur van VRA en een door haar zelf benoemde Strategiegroep, waaraan ook enkele zelfstandig adviseurs deelnamen die bij RegioBank hadden aangegeven mee te willen denken over een wijziging van de formule. De Zelfstandig Adviseurs hebben gemotiveerd gesteld dat zij nooit gekend zijn in hetgeen door deze organen werd besproken en dat zij pas in juni 2020 bekend raakten met de daadwerkelijke inhoud van de voorgestelde wijzigingen. Zij stellen voorts dat de leden van deze organen bestond uit een niet representatieve kleine groep en dat de besluiten in deze organen zonder mandaat of ruggespraak zijn genomen en daarmee nietig. De leden van de VRA zijn vooraf nergens bij betrokken of geïnformeerd.
3.24.
De juistheid van hetgeen door RegioBank en de Zelfstandig Adviseurs naar voren is gebracht, kan in het midden blijven. Anders dan in de hier nog niet toepasselijke Wet franchise voorzag de intermediairovereenkomst 2018 niet in een regeling van collectieve besluitvorming waarop RegioBank kan steunen. De omstandigheid dat zij een collectieve regeling heeft getroffen, laat dan ook onverlet dat op individueel niveau moet worden onderzocht of de regeling voor deze desbetreffende Zelfstandig Adviseur naar maatstaven redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
De omvang van de wijzigingen
3.25.
Voor de vraag of het beroep van RegioBank naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, is relevant de mate waarin de wijzigingen hebben ingegrepen op de bestaande rechtsverhouding van partijen. Op dit punt verschillen partijen sterk van mening. Volgens de Zelfstandig Adviseurs gaat het om fundamentele wijzigingen. Volgens RegioBank is dat niet het geval. Het hof zal daarom hierna eerst beoordelen of de doorgevoerde wijzigingen substantieel van omvang zijn of niet. Het hof overweegt daarover als volgt.
3.26.
Tussen partijen is niet in geschil dat voor de beoordeling van de vraag naar de omvang van de doorgevoerde wijzigingen een vergelijking moet worden gemaakt tussen de intermediairovereenkomst 2018 enerzijds en de gewijzigde intermediairovereenkomst 2020 anderzijds. Uit de stellingen van partijen leidt het hof af dat de wijzigingen betrekking hebben op de navolgende onderwerpen:
  • a) wijzigingen in de verkoop van producten;
  • b) wijzigingen in locatie- en uitstralingseisen;
  • c) wijziging in financiële verplichtingen;
  • d) wijziging in provisie-inkomsten;
  • e) wijziging in duur en beëindiging van de samenwerking.
Ad a. wijzigingen in de verkoop van producten
3.27.
De Zelfstandig Adviseurs hebben betoogd dat als gevolg van de in de intermediairovereenkomst 2020 neergelegde full-franchiseformule zij een groter arsenaal aan RegioBankproducten aan hun klanten moeten aanbieden en dat zij daarbij moeten voldoen aan kwaliteits- en kwantiteitsnormen die voorheen niet golden. Zo is als kwaliteitsvoorwaarde ingevoerd dat naast betaal- en spaarrekeningen aan particuliere en zakelijke klanten ook hypotheken moeten worden aangeboden. Uit de mededelingen van partijen ter zitting heeft het hof begrepen dat de hypotheken niet op exclusieve basis aangeboden hoeven te worden, maar dat de voorwaarde wel meebrengt dat de intermediairs over de voor het aanbieden van hypotheken benodigde vergunning moeten beschikken. Volgens de Zelfstandig Adviseurs beschikte vóór de invoering van de full-franchiseformule 4/5e deel van de intermediairs over een vergunning, maar werden slechts door 1/5e deel van de intermediairs daadwerkelijk hypotheken afgesloten. In de voorwaarden werd ook opgenomen dat in de toekomst ‘zakelijk-debet’ producten moeten worden aangeboden. Op de zitting is meegedeeld dat laatstgenoemde producten nog niet voldoende zijn ontwikkeld en deze producten op korte termijn nog niet aan het productenpakket van de full-franchiseformule zullen worden toegevoegd. Dat veronderstelt, naar het hof aanneemt, dat de Zelfstandig Adviseurs dus ook nog niet verplicht zijn uitvoering te geven aan de eveneens als kwaliteitsvoorwaarde opgenomen eis dat zij moeten voldoen aan de opleidingseisen voor zakelijk debet. Ten aanzien van hypotheken geldt die eis naar het hof aanneemt wel.
3.28.
Dat de hiervoor genoemde kwaliteitseisen een onevenredig zware last vormen, is niet (voldoende) naar voren gebracht door de Zelfstandig Adviseurs. Dat ligt anders bij de in de intermediairovereenkomst 2020 opgenomen kwantitatieve vereisten. Nieuw in de formule is namelijk dat aan elk kantoor met ingang van 2020 en te berekenen over drie jaar, een kwantitatieve ondergrens wordt gesteld met betrekking tot de bruto groei van hun aantal klanten. Zo dient elke zelfstandig adviseur op grond van de intermediairovereenkomst 2020 in drie jaar tijd een bruto groei te realiseren van 180 particuliere klanten, 36 zakelijke klanten, 120 betaalklanten, 100 multiklanten (betalen/sparen), 100 klanten met internetbankieren en er moet een groei van credit in de spaarportefeuille (van particuliere klanten) worden gerealiseerd. Bepaald is ook dat de resultaten van de zelfstandig adviseurs jaarlijks zullen worden besproken en vastgelegd in jaardoelen. Volgens het Transitieplan (onder 6) krijgt een zelfstandig adviseur die niet direct voldoet aan de voorwaarden twee jaar de tijd om alsnog 100% voldoen aan deze kwantitatieve voorwaarden (evenals aan de kwalitatieve voorwaarden). Na twee jaar is er een eindtoetsing door de Formule Commissie. Bij een positief eindoordeel blijft de betrokken zelfstandig adviseur deelnemer van de full-franchiseformule. Bij een negatief eindoordeel eindigt de samenwerking met een opzegtermijn van zes maanden. Volgens de Zelfstandig Adviseurs gaat het hier om een substantiële wijziging en is deze in het bijzonder nadelig voor een bepaalde groep kantoren (waaronder zijzelf), omdat bij de eis om nieuwe klanten te werven geen rekening wordt gehouden met de geografische en economische realiteit waarin de kantoren zich bevinden. Zij wijzen er op dat het verschil maakt of het kantoor in een dorp of stad is gevestigd. In plaatsen met lage tot zeer lage inwoneraantallen in dunbevolkte regio’s waar de Zelfstandig Adviseurs zijn gevestigd, is het niet mogelijk om in een of twee jaar tientallen tot honderden nieuwe klanten te werven, omdat die er niet zijn. De Zelfstandig Adviseurs hebben onderbouwd gesteld dat over de periode 2018-2022 het aantal klanten bij hen min of meer gelijk bleef of licht steeg.
3.29.
Het hof is van oordeel dat het tegen deze stelling van de Zelfstandig Adviseurs aangevoerde verweer van RegioBank dat de Zelfstandig Adviseurs
gemiddeldgenomen zijn gevestigd in een plaats met 18.798 inwoners en in een gemeente van 38.856 inwoners, onvoldoende betekenis kan worden toegekend. Voor de werving van nieuwe klanten is immers bepalend het specifieke afzetgebied waaruit een Zelfstandig Adviseur kan putten. Zoals RegioBank zelf naar voren brengt, beschikken onder de full-franchiseformule alle zelfstandig adviseurs over afgebakende exclusieve verzorgingsgebieden. Uit de door RegioBank ingediende lijst blijkt dat vijf Zelfstandig Adviseurs een rayon hebben met 11.000 tot 14.000 inwoners, één een rayon van 24.000 inwoners, drie een rayon met 29.000 tot 31.000 inwoners, drie een rayon met 41.000 tot 45.000 inwoners en één een rayon met 70.000. Het aantal bedrijven in de rayons varieert daarbij tussen circa 1100 en 2600. In drie rayons ligt het aantal bedrijven hoger, namelijk op 3500, 3700 en 7000. Dat er verschil is in grootte van de rayons en dat het voor Zelfstandig Adviseurs in de kleinere rayons daardoor moeilijker is om aan de gestelde productie-eisen te voldoen wordt door RegioBank ook niet weersproken. Zij betoogt echter dat de rayons van de Zelfstandig Adviseurs ook voldoende mogelijkheden bieden om nieuwe klanten te werven en stelt dat het behalen van de ondergrens door de Zelfstandig Adviseurs
“zonder meer als haalbaar wordt geacht”. Doordat geen vergelijking is gemaakt met andere zelfstandig adviseurs is echter niet inzichtelijk of en in hoeverre de positie van deze Zelfstandig Adviseurs zich laat vergelijken met de positie van andere zelfstandig adviseurs en of vergelijkbare zelfstandig adviseurs in de full-franchiseformule geen problemen ondervinden met de gestelde ondergrens. Op zitting in hoger beroep hebben de Zelfstandig Adviseurs meegedeeld dat zij er niet tot nauwelijks in slagen om die extra klanten te werven, dat twee van hen als gevolg daarvan in beheer zijn geplaatst en dat dit bij één van hen dreigt te gebeuren. Het hof heeft op zijn vraag of en hoeveel zelfstandig adviseurs op voorhand van deelname aan de full-franchiseformule hebben afgezien vanwege de gestelde productie-eisen of nadien in beheer zijn geplaatst vanwege het niet voldoen daaraan, geen antwoord gekregen. Dat deze situatie zich zou kunnen voordoen, is destijds door de Verenigde RegioBank Adviseurs als punt van zorg wel onder de aandacht gebracht van de directie van RegioBank en aanleiding geweest om te vragen om meer beschermende maatregelen te treffen voor (gedwongen) uittreders. In haar brief van 6 mei 2020 schrijft de Vereniging aan de directie van RegioBank: “
Als bestuur accepteren wij dat invoering van de voorstellen tot gevolg kan hebben dat voor een relevant aantal ondernemers voortzetting van hun deelname aan de organisatie bedrijfseconomisch niet meer zinvol is (…)”.
3.30.
Het voorgaande voert tot de slotsom dat er voldoende aanwijzingen zijn dat als gevolg van economische en getalsmatige verschillen per rayon de gestelde kwantitatieve norm onevenredig (zwaarder) drukt op bepaalde (kleinere) rayons. Het stellen van een ondergrens aan de grootte en samenstelling van de portefeuille treft daardoor in haar gevolgen met name rayons met een laag groeipotentieel (dat wil zeggen Zelfstandig Adviseurs met rayons met de minst gunstige economische en getalsmatige positie). Voor die groep is dan ook sprake van een substantiële wijziging in de rechtsverhouding van partijen.
Ad b. wijzigingen in locatie- en uitstralingseisen
3.31.
De Zelfstandig Adviseurs hebben er op gewezen dat zij in de full-franchiseformule verplicht zijn hun kantoorinrichting aan te passen. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft RegioBank nader toegelicht dat de full-franchiseformule niet verplicht tot de implementatie van een uniforme huisstijl, maar dat is bepaald dat op elk kantoor, zowel binnen als buiten (op de gevel) de naam van RegioBank zichtbaar wordt gemaakt. Volgens RegioBank voldoen de meeste kantoren al aan deze regel en is het niet de bedoeling om een grootschalige uniforme kantoorinrichting door te voeren. De Zelfstandig Adviseurs mogen ook hun eigen naam blijven voeren en zich daarmee profileren. Door de Zelfstandig Adviseurs is dat op zitting niet (voldoende) concreet weersproken. Uiteengezet is dat de zorg van de Zelfstandig Adviseurs voornamelijk zit in de omstandigheid dat nu het voeren van de naam van RegioBank verplicht is gesteld, daarmee ook de mogelijkheid is ontstaan dat de locatie- en uitstralingseisen worden uitgebreid. Die vrees – terecht of niet – laat echter onverlet dat de onderhavige (tussentijdse) wijziging niet substantieel van aard is. Een aanpassing op enig later moment, zal op dat moment aan de hand van de dan geldende (wettelijke) maatstaven moeten worden beoordeeld.
Ad c. wijzigingen in de financiële verplichtingen.
3.32.
De Zelfstandig Adviseurs hebben gesteld dat door de invoering van de full-franchiseformule in de intermediairovereenkomst 2020 de financiële verplichtingen voor hen fors zijn toegenomen. Naast gebruikerskosten van € 2.323,20 per jaar is er een vaste marketingfee gekomen van € 3.630,- per jaar (samen € 5.953,20). Voorheen werd uit de marketingfee een bedrag van € 700,- per jaar gereserveerd voor online-marketing. Deze online-marketing fee was volgens de Zelfstandig Adviseurs facultatief en diende alleen te worden voldaan wanneer door de Zelfstandig Adviseurs gebruik werd gemaakt van de door RegioBank aangeboden online-marketingtools. Omdat de online-marketing nu verplicht is gesteld, is de marketing-fee thans gefixeerd op het bedrag van € 3.630,- per jaar. Met het oog op de full-franchiseformule is naast genoemde bijdragen een franchise fee van € 6.000,- per jaar verschuldigd geworden. Naast het feit dat de Zelfstandig Adviseurs het nut en de noodzaak van deze fee bestrijden, hebben zij er op gewezen dat deze fee (te voldoen in maandelijkse termijnen van € 500,-) verschuldigd is geworden vanaf 1 januari 2020, terwijl de full-franchiseformule pas met ingang van 1 oktober 2020 is doorgevoerd. De Zelfstandig Adviseurs stellen dat voor de inning van deze fee in de periode van januari tot en met september (9 maanden x € 500,-) geen grondslag bestaat en zij vorderen reeds daarom per procesdeelnemer € 4.500,- terug. Tot slot merken de Zelfstandig Adviseurs op dat ook eenmalig € 10.000 moet worden betaald voor het verplicht aanleggen van een kasfaciliteit.
3.33.
Met RegioBank is het hof van oordeel dat de gebruikskosten en marketing fee niet nieuw zijn. Ook volgens het Provisiereglement 2018 (Bijlage I bij de intermediairovereenkomst 2018) was – zij het in net wat andere benamingen – een bedrag van € 2.323,30 en € 3.630,- per jaar verschuldigd. Dat een bedrag van € 700,- in mindering kon worden gebracht op één van de gemelde bedragen blijkt niet uit de artikelen 2 en 3 waarin de verschuldigdheid van deze bedragen is geregeld. Dat de Zelfstandig Adviseurs dit bedrag nu extra verschuldigd zouden zijn, hebben zij dan ook onvoldoende onderbouwd. Datzelfde geldt ook voor het bedrag van € 10.000,- voor de kasfaciliteit, nu ook dat bedrag reeds is opgenomen in het Provisiereglement van 2018 (artikel 1b). Nieuw is wel de franchise fee van € 6.000,- per jaar. Volgens RegioBank is deze fee
“gerechtvaardigd (…) binnen de nieuwe set van afspraken waarin ook meer gevraagd wordt van RegioBank en waarin door RegioBank verder wordt geïnvesteerd in de samenwerking met zelfstandig adviseurs en in het merk en de uitstraling van RegioBank (dat ook ten goede komt aan de zelfstandig adviseurs).”Deze omschrijving geeft naar het oordeel van het hof onvoldoende concreet aan welke activiteiten RegioBank zal verrichten, wat daarvan de werkelijke kosten zijn en welke (merkbare en meetbare) voordelen daaruit voor de zelfstandig adviseurs voortvloeien. Nu het gaat om een verdubbeling van de financiële verplichtingen voor de Zelfstandig Adviseurs en RegioBank met deze bijdrage van de zelfstandig adviseurs, uitgaande van 500 deelnemers aan de full-franchiseformule, een extra jaarlijkse opbrengst van € 3.000.000,- ontvangt, had, zoals de Zelfstandig Adviseurs stellen, een nadere toelichting hierop wel van RegioBank mogen worden verwacht.
3.34.
Het voorgaande voert het hof tot de slotsom dat de jaarlijkse financiële verplichtingen van de Zelfstandig Adviseurs door de invoering van een franchise fee zijn verdubbeld. Het gaat dan ook om een substantiële wijziging, waarbij niet duidelijk is gemaakt waarom deze noodzakelijk is en welk belang van de Zelfstandig Adviseurs daarmee is gemoeid. Op de vraag naar de verschuldigdheid van de franchisefee vóór 1 oktober 2020 zal het hof hierna nog ingaan.
Ad d wijziging in provisie-inkomsten
3.35.
De Zelfstandig Adviseurs hebben gesteld dat het vergoedingenmodel drastisch is uitgekleed door RegioBank vanwege de lage marktrente (nihil) van dat moment. Voor de Zelfstandig Adviseurs heeft de overgang naar de full-franchiseformule tot gevolg gehad dat hun provisie-inkomsten over 2021 en 2022 in vergelijking met 2018 en 2019 met 50% zijn gedaald, terwijl – zoals hiervoor al opgemerkt – hun aantal klanten gelijk is gebleven. Zij hebben hun stelling dat zij omzet derven onderbouwd met een overzicht en onderliggende stukken (productie 62 en productie 57). RegioBank heeft aangevoerd dat de provisie-inkomsten van de Zelfstandig Adviseurs in werkelijkheid, na een daling van 72% ten opzichte van 2018, alweer op bijna 80% van de provisie-inkomsten ten opzichte van 2018 uitkomen. De oorzaak van de achteruitgang wijt RegioBank aan het feit dat de Zelfstandig Adviseurs aanzienlijk slechter dan gemiddeld scoren op de in de full-franchiseformule opgenomen vergoeding voor “Leefbaarheid”, “Overstapservice”, en “Groei actieve multi-klanten”. Volgens RegioBank zijn de vergoedingen “Leefbaarheid” en “Overstapservice” relatief eenvoudig te verdienen, maar zijn de Zelfstandig Adviseurs daarin inactief gebleven, waardoor zij onder het gemiddelde zijn gebleven van de vergoeding die de overige zelfstandig adviseurs gemiddeld genomen hebben kunnen realiseren onder de full-franchiseformule. Van een structurele achteruitgang van provisie-inkomsten van 50% of meer is dan ook geen sprake volgens RegioBank en omdat ook de geografische en economische realiteit van de Zelfstandig Adviseurs volgens RegioBank geen beletsel vormt, verhindert de full-franchiseformule hen niet om door te groeien naar provisie-inkomsten op het niveau van 2018 en hoger.
3.36.
Vast staat dat bij de Zelfstandig Adviseurs sprake is geweest van een forse achteruitgang in de provisie-inkomsten in de jaren 2021 en 2022. Niet in geschil is voorts dat de daling van de provisie-inkomsten is veroorzaakt doordat de provisie-regeling ingrijpend is gewijzigd in de full-franchiseformule. Zo heeft RegioBank aangevoerd en op zitting nader toegelicht dat in het verleden de provisie veelal kwam uit het obligo, het creditgeld en spaargeld, en dat men – mede gezien de marktomstandigheden, waaronder de lage rente – het vergoedingenmodel toekomstbestendig wilde maken. Daarom is de provisie op obligo verminderd en de provisie op sparen doorgehaald. Bij wijze van compensatie hiervan zou een vergoeding geïntroduceerd zijn voor onder meer actieve (multi-)klanten, NPS-score en Leefbaarheid. RegioBank voert aan dat een vermindering van provisie uitkeringen gedurende de eerste twee à drie jaar na invoering van de full-franchiseformule was voorzien, maar dat het de verwachting was dat – met de nieuwe vergoedingen – na drie jaar de provisie inkomsten juist verder zouden toenemen. Volgens RegioBank is dat ook het geval en heeft zij
overall(formulebreed) in 2022 meer provisie is uitgekeerd dan ten opzichte van 2018.
3.37.
Ook hier oordeelt het hof dat er voldoende aanwijzingen zijn dat als gevolg van een wijziging van het vergoedingsstelsel de Zelfstandig Adviseurs in de jaren 2021 en 2022 fors (tenminste 20 en maximaal 50%) minder provisie-inkomsten hebben genoten ten opzichte van het jaar 2018. Dat, naar RegioBank heeft aangevoerd, maar de Zelfstandig Adviseurs betwisten, met de nieuwe vergoedingsmaatregelen een vergelijkbaar of hoger niveau aan provisie-inkomsten kan worden behaald door de Zelfstandig Adviseurs, heeft RegioBank niet (voldoende) onderbouwd. Voor de vraag naar de impact van de wijzigingen is immers niet (alleen) bepalend wat het
overalleffect is voor RegioBank (alle Zelfstandig Adviseurs tesamen), maar (ook) wat de gevolgen daarvan zijn voor de individuele Zelfstandig Adviseur.
Ad e wijziging in duur en beëindiging van de samenwerking
3.38.
RegioBank heeft aangevoerd dat onder de full-franchiseformule en onder de intermediairovereenkomst 2018 dezelfde opzeggingsregeling geldt. Deze houdt in dat de Zelfstandig Adviseur bevoegd is na eenzijdige wijziging de overeenkomst met een verkorte opzegtermijn van één maand op te zeggen, met behoud van het recht op de door RegioBank te betalen klantenvergoeding conform bijlage III bij de overeenkomst: een vergoeding gelijk aan de doorlopende provisie van één jaar berekend naar het gemiddelde van de laatste vijf jaar, of indien de overeenkomst korter heeft geduurd, naar de gemiddelde duur daarvan. De Zelfstandig Adviseurs hebben dat niet weersproken. Wel hebben zij erop gewezen dat op grond van artikel 25 lid 2 onder sub 1 juncto artikel 26 en 27 van de franchiseovereenkomst 2021 RegioBank de bevoegdheid heeft om de overeenkomst met onmiddellijke ingang op te zeggen wanneer een zelfstandig adviseur structureel tekortschiet in de nakoming van interne richtlijnen zoals onder meer omschreven in de RegioBank Samenwerkingsprincipes en het document strategie. In dat geval kan met toepassing van deze bepalingen de zelfstandig adviseur verplicht zijn tot overdracht van zijn portefeuille aan RegioBank zonder dat daar een klantenvergoeding voor verkregen wordt. Het hof volgt RegioBank in haar standpunt dat deze wijziging, die een aanvulling vormt op de reeds bekende gronden voor wijziging wegens dringende reden, niet een substantiële wijziging vormt. Bovendien kan pas in het concrete geval worden beoordeeld of dit beding op dat moment kan worden ingeroepen of niet.
De gevolgen van de wijzigingen
3.39.
Uit het voorgaande vloeit voort dat de belangrijkste inhoudelijke wijzigingen tussen de intermediairovereenkomst 2018 en de intermediairovereenkomst 2020 zijn gelegen in het vergoedingenmodel waarmee de provisie wordt bepaald, de in dat verband gestelde kwantitatieve vereisten, meer in het bijzonder de verplichting om het klantenbestand uit te breiden, en de betaling van een jaarlijkse extra franchisefee. Het hof heeft vastgesteld dat het hier om substantiële wijzigingen gaat, te meer ten aanzien van een bepaalde groep zelfstandig adviseurs met een laag groeipotentieel in hun rayon door de geografische en economische positie daarvan, waardoor voortzetting van hun deelname aan de formule van RegioBank in bedrijfseconomisch opzicht niet meer mogelijk is.
3.40.
De Zelfstandig Adviseurs hebben er voorts op gewezen dat als gevolg van de overgang naar de full-franchiseformule zij minder omzet (hebben) kunnen genereren, waardoor hun portefeuille minder waard is geworden. Daardoor is voor hen ook de optie om de franchiserelatie met RegioBank te beëindigen door overdracht van hun portefeuille aan een derde – volgens de Zelfstandig Adviseurs de meest gebruikelijke vorm van beëindiging, omdat de marktwaarde van een portefeuille in de praktijk veel hoger lag dan de met RegioBank overeengekomen klantenvergoeding die met RegioBank – komen te vervallen. Met de verkoop aan een derde wordt als gevolg van de wijzigingen geen of onvoldoende compensatie geboden voor de negatieve gevolgen van deze wijzigingen.
3.41.
Tot slot hebben de Zelfstandig Adviseurs er op gewezen dat RegioBank ondanks het feit dat de wijzigingen substantieel van aard zijn en ernstige bedrijfseconomische gevolgen kunnen hebben, RegioBank geen gebruik heeft gemaakt van de ruimere vergoedingsregeling bij collectieve opzegging, zodat zij als gevolg van de wijzigingen het risico lopen om wanneer zij niet aan de kwantitatieve eisen kunnen voldoen bij het einde van de franchiseovereenkomst hun klantenbestand “voor een appel en een ei” (waarmee de Zelfstandig Adviseurs kennelijk verwijzen naar de reguliere klantenvergoeding RegioBank van 1 x de gemiddelde jaarprovisie) of “om niet” (waarmee de Zelfstandig Adviseurs kennelijk het oog hebben op de situatie dat sprake is van een dringende reden als bedoeld in artikel 25 lid 2 van de franchiseovereenkomst 2021 omdat de Zelfstandig Adviseur structureel niet voldoet aan de kwantitatieve vereisten) te moeten verkopen aan RegioBank.
3.42.
Het hof overweegt dat als, zoals de Zelfstandig Adviseurs hebben betoogd, het gevolg van de genoemde wijzigingen is dat een deel van de zelfstandig adviseurs de franchiserelatie met RegioBank ongehinderd kan voortzetten, terwijl een ander deel dat niet kan door de toevallige omstandigheid dat als gevolg van de geografische en economische positie het niet in hun vermogen ligt om de targets te halen, het beroep op het wijzigingsbeding in de hiervoor geschetste specifieke feiten en omstandigheden van het onderhavige geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar kan zijn, wanneer deze kring van zelfstandig adviseurs niet daarvoor gecompenseerd zou worden. Zonder dat hebben de wijzigingen immers tot gevolg dat deze slechts met de belangen van RegioBank en een deel van de Zelfstandig Adviseurs rekening houden en niet met de gerechtvaardigde belangen van alle deelnemers aan de formule. Voordat het hof echter een definitief oordeel kan geven over de vraag of het beroep op het wijzigingsbeding van RegioBank tegenover de Zelfstandig Adviseurs naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is of niet, heeft het behoefte aan meer informatie. Toepassing van art. 6:248 lid 2 BW vergt immers een terughoudende toetsing en slaagt alleen als uitzonderlijke feiten en omstandigheden daartoe aanleiding geven. Het gaat het hof bij de vereiste nadere informatie om de volgende vragen en onderwerpen:
Een lijst van Zelfstandig Adviseurs die binnen hun rayon niet kunnen voldoen aan de door RegioBank in de intermediairovereenkomst 2020 gestelde kwantitatieve vereisten, voorzien van een cijfermatige onderbouwing en toelichting;
Een onderbouwde weergave van de klantenvergoeding die de Zelfstandig Adviseurs zouden ontvangen als zij op 1 oktober 2020 de overeenkomst hadden beëindigd onder het regime van de intermediairovereenkomst 2018 (kort gezegd: 1 x de gemiddelde jaarprovisie) en een onderbouwde weergave van de klantenvergoeding die de Zelfstandig Adviseurs zouden ontvangen als RegioBank de in de collectieve opzeggingsregeling opgenomen klantenvergoeding (kort gezegd: 3 x de gemiddelde jaarprovisie) had aangeboden (in het licht van de stellingen van de Zelfstandig Adviseurs dat zij met een klantenvergoeding als opgenomen in de collectieve regeling als compensatie kunnen instemmen);
Een toelichting van RegioBank op de noodzaak tot de invoering van de franchisefee met vermelding van de doelstellingen (zie hiervoor onder 3.33).
3.43.
Het hof zal hierna de Zelfstandig Adviseurs in de gelegenheid stellen om zich bij akte uit te laten over de punten 1 en 2 en RegioBank over punt 3. Na het nemen van deze akten zullen partijen in de gelegenheid worden gesteld om bij antwoordakte te reageren op de eerder door de wederpartij genomen akte.
Overige (schadebeperkende) maatregelen
3.44.
Onder VIII tot en met XIV hebben de Zelfstandig Adviseurs een aantal maatregelen gevorderd die de werking van de ingevoerde wijzigingen op onderdelen geheel of gedeeltelijk teniet doet. Het hof overweegt daarover thans als volgt.
3.45.
De vorderingen VIII en X hebben betrekking op de verschuldigdheid van de franchisefee. Het hof volgt de Zelfstandig Adviseurs in hun standpunt dat niet duidelijk is waarom de franchisefee met ingang van 1 januari 2020 is ingevoerd en niet met ingang van 1 oktober 2020. Volgens RegioBank hield dit verband met het feit dat het toen lopende contractuele vergoedingenmodel per 31 december 2019 afliep. In een tussenakkoord met de VRA werd volgens RegioBank vervolgens overeengekomen dat de vergoedingsregeling van 2019 zou doorlopen tot de implementatie van de nieuwe strategie, maar dat de franchisefee wel alvast in rekening zou worden gebracht, bij wijze van compensatie voor RegioBank voor het langer doorlopen van het geldende vergoedingenmodel. Volgens RegioBank is deze afspraak op 1 oktober 2020 bekrachtigd. De Zelfstandig Adviseurs zijn echter niet gebonden aan deze afspraak en de contractuele verplichtingen ontstaat op z’n vroegst pas op 1 oktober 2020. Dat betekent dat de Zelfstandig Adviseurs de franchisefee die zij voor die tijd hebben voldaan (volgens opgaaf van de Zelfstandig Adviseurs een bedrag van € 4.500 (9 x € 500) als onverschuldigd kunnen terugvorderen. Het hof volgt de Zelfstandig Adviseurs ook in hun standpunt dat na beëindiging van de overeenkomst er geen contractuele grond (meer) is voor betaling van de franchisefee en dat derhalve restitutie verschuldigd is voor het deel van het jaar dat resteert na beëindiging. Het hof acht de vorderingen van de Zelfstandig Adviseurs in zoverre toewijsbaaar.
3.46.
Voor de vordering onder XI ziet het hof geen grond. Het hof verwijst naar hetgeen zij met betrekking de marketing fees heeft overwogen onder 3.33. Deze vordering zal het hof afwijzen.
3.47.
De vorderingen onder IX en XIV houden verband met het in de overeenkomsten vervatte non-concurrentiebeding. Met de vordering onder IX doen de Zelfstandig Adviseurs kennelijk een (analoog) beroep op de collectieve opzegregeling, waarin is bepaald dat in geval van een collectieve opzegging het postcontractuele non-concurrentiebeding buiten toepassing wordt gelaten. Voor analogie is naar het oordeel van het hof onder de gegeven omstandigheden echter geen ruimte nu een grote meerderheid van de zelfstandig adviseurs de franchiserelatie heeft voortgezet, waardoor zij en RegioBank een gerechtvaardigd belang houden bij instandhouding van het (ook in de intermediairovereenkomst 2018) overeengekomen concurrentiebeding. Het hof gaat er daarbij vanuit dat in geval van beëindiging (na opschorting) de termijn waarbinnen dit beding gelding heeft, zal worden teruggebracht van twee jaar in de intermediairovereenkomst 2018 (artikel 10 lid 10) naar één jaar (zoals thans – in lijn met het inmiddels in werking getreden artikel 7:920 lid 2 BW – ook is opgenomen in artikel 29 van de franchiseovereenkomst 2021). Dat strookt met het voor die tijd geldende (en per 31 mei 2022 vervallen) artikel 5 lid 3 Verordening EU nr. 330/2010 (Groepsvrijstellingsverordening inzake verticale overeenkomsten). Voor vordering XIV ziet het hof geen grond, zodat deze vordering niet toewijsbaar wordt geoordeeld.
3.48.
De beoordeling van de overige (onderdelen van) vorderingen houdt het hof aan totdat de aktenwisseling heeft plaatsgevonden en de zaak opnieuw voor arrest komt te staan.
De conclusie
3.49.
Het hof zal de Zelfstandig Adviseurs in de gelegenheid stellen om zich bij akte uit te laten over de in rechtsoverweging 3.42 opgenomen punten 1 en 2 en RegioBank om zich bij akte uit te laten over het in rechtsoverweging 3.42 opgenomen punt 3. Na het nemen van deze akten zullen partijen in de gelegenheid worden gesteld om bij antwoordakte te reageren op de eerder door de wederpartij genomen akte.
3.50.
Na de aktenwisseling zal de zaak worden verwezen naar de rol voor beraad hof, waarna het hof zal bepalen of in deze zaak arrest zal worden gewezen of dat een nadere mondelinge behandeling zal worden bepaald.
3.51.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
verwijst de zaak naar de roldatum van 5 maart 2024 voor akte uitlaten aan de zijde de Zelfstandig Adviseurs over de in rov. 3.42 genoemde punten 1 en 2 en voor akte uitlaten aan de zijde van RegioBank over het in rov. 3.42 genoemde punt 3;
4.2.
bepaalt dat na het nemen van deze akten de zaak met een termijn van vier weken zal worden verwezen naar de rol voor het nemen van een antwoordakte door beide partijen;
4.3.
bepaalt dat na (het verstrijken van de termijn voor) het nemen van een antwoordakte de zaak zal worden verwezen naar de rol voor beraad hof.
4.4.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Dit arrest is gewezen door mrs. I. Brand, C.M.E. Lagarde en H.N. Schelhaas, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2024.

Voetnoten

1.Wet van 1 juli 2020 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek in verband met de invoering van regels omtrent de franchiseovereenkomst (Wet franchise), Stb. 2020, 251.