ECLI:NL:GHARL:2024:849

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
6 februari 2024
Zaaknummer
200.335.017
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging machtiging gesloten uithuisplaatsing na meerderjarigheid met onduidelijkheid over toekomstige woonsituatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de machtiging tot gesloten uithuisplaatsing van een inmiddels meerderjarige verzoekster, geboren in 2005. De verzoekster, die sinds mei 2019 in verschillende groepen en afdelingen binnen de gesloten jeugdzorg verblijft, was het niet eens met de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland van 27 juli 2023, waarin de machtiging tot opname in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp werd verleend tot 17 februari 2024. De verzoekster verzocht het hof om deze beschikking te vernietigen en het verzoek van de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming Gelderland, af te wijzen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 14 december 2023 en de voortzetting op 10 januari 2024, werd duidelijk dat de verzoekster frustraties ervaart over de onduidelijkheid van haar toekomstige woonsituatie. De GI had aangegeven dat de verzoekster op de wachtlijst staat voor een toekomstige woonvorm, maar dat deze verhuizing pas aan het einde van het tweede kwartaal van 2024 kan plaatsvinden. Het hof heeft begrip voor de boosheid van de verzoekster, maar oordeelt dat de machtiging tot gesloten plaatsing noodzakelijk blijft, gezien de ernstige zorgen over haar welzijn en de onduidelijkheid over een veilige plek om te verblijven.

Het hof heeft de beslissing van de kinderrechter bekrachtigd, waarbij het benadrukt dat de gemeente verantwoordelijk is voor het vinden van een geschikte en veilige plek voor de verzoekster. De veiligheid van de verzoekster en anderen kan niet worden gegarandeerd zonder voldoende bescherming. Het hof roept de gemeente op om haar wettelijke taak met spoed op te pakken, zodat de verzoekster duidelijkheid krijgt over haar toekomstige woonsituatie.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.335.017
(zaaknummer rechtbank Gelderland 422049)
beschikking van 6 februari 2024
inzake
[verzoekster],
verblijvende bij [naam1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoekster] ,
advocaat mr. H.O. den Otter te Arnhem,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Nijmegen,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 27 juli 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 13 oktober 2023;
  • het verweerschrift van de GI met producties en
  • een e-mailbericht van mr. Den Otter van 11 december 2023.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 14 december 2023 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • [verzoekster] , bijgestaan door haar advocaat, en,
  • een vertegenwoordiger van de GI via beeldverbinding.
Het hof heeft tijdens deze mondelinge behandeling kenbaar gemaakt dat het hof zich onvoldoende voorgelicht acht om een beslissing te kunnen nemen. Het hof heeft daarop de GI in de gelegenheid gesteld om het hof nader te onderbouwen welke inspanningen zijn getracht om voor [verzoekster] een geschikte plek te vinden en wie voor [verzoekster] de verantwoordelijkheid draagt.
2.3
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- een brief van de GI van 22 december 2023.
2.4
De mondelinge behandeling is op 10 januari 2024 voortgezet. Aanwezig waren:
  • [verzoekster] , bijgestaan door haar advocaat, en,
  • een vertegenwoordiger van de GI.

3.De feiten

3.1
[verzoekster] is geboren [in] 2005. Dat betekent dat zij [in] 2023 meerderjarig is. De voogdij over [verzoekster] berustte voor de periode voor haar meerderjarigheid bij de GI.
3.2
[verzoekster] verblijft sinds mei 2019 op verschillende groepen en afdelingen binnen de gesloten jeugdzorg.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kinderrechter, zoals door de GI is verzocht, machtiging verleend om [verzoekster] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 17 februari 2024.
4.2
[verzoekster] is het met deze beschikking niet eens. [verzoekster] verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de GI alsnog af te wijzen.
4.3
De GI voert verweer. De GI vraagt het hof [verzoekster] niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek in hoger beroep dan wel dat verzoek af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 6.1.1 lid 2 van de Jeugdwet (Jw) is [verzoekster] ontvankelijk in haar verzoek in hoger beroep.
5.2
Ingevolge artikel 6.1.2 lid 1 Jw kan de kinderrechter op verzoek een machtiging verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven. Een machtiging kan ingevolge artikel 6.1.2 lid 2 Jw slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren en de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
Een machtiging voor een jeugdige die achttien jaar is, kan bovendien slechts worden verleend indien:
  • a.) sprake is van een behandeling die reeds is aangevangen voordat de leeftijd van achttien jaar is bereikt,
  • b.) voor het bereiken van de leeftijd van achttien jaar een hulpverleningsplan is vastgesteld,
  • c.) toegewerkt wordt naar een andere vorm van jeugdhulp dan gesloten jeugdhulp en dit ook blijkt uit het hulpverleningsplan, en
  • d.) de gesloten jeugdzorg niet langer duurt dan zes maanden na het bereiken van de leeftijd van achttien jaar.
5.3
Het hof stelt vast dat is voldaan aan de formele eisen die de artikelen 6.1.2 lid 3 en lid 5 en 6.1.8 lid 2 en 4 Jw stellen aan het verlenen van een machtiging als bedoeld in artikel 6.1.2 lid 1 Jw. Ingevolge artikel 6.1.2 lid 4 onder b eindigt de door de kinderrechter verleende machtiging van rechtswege op 18 februari 2024.
5.4
[verzoekster] is het niet eens met de bestreden beschikking en voert daartoe het volgende aan. [verzoekster] kon ten tijde van de bestreden beschikking instemmen met een gesloten plaatsing vanaf haar meerderjarigheid, omdat zij dan vanuit haar huidige, vertrouwde plek kon doorgroeien naar een geschikte toekomstgerichte woonvorm, zoals beschermd wonen. [verzoekster] is vervolgens geplaatst op de wachtlijst van ‘ [naam2] ’ en sindsdien is er niets meer gebeurd. Inmiddels is duidelijk dat [verzoekster] pas aan het einde van het tweede kwartaal van 2024 naar ‘ [naam2] ’ kan verhuizen. De machtiging is dan al verlopen, zodat er geen ‘zachte landing’ meer kan zijn. [verzoekster] ervaart daardoor dat beloftes niet worden nagekomen. [verzoekster] hoopt dat met dit verzoek in hoger beroep haar verhuizing naar ‘ [naam2] ’ kan worden versneld.
5.5
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof overneemt, is het hof van oordeel dat het in het belang van [verzoekster] noodzakelijk is dat zij, ook na haar meerderjarigheid, gesloten geplaatst blijft. Het hof voegt daar het volgende aan toe. Vast staat dat de machtiging gesloten jeugdzorg is verleend, zodat [verzoekster] ‘soepel’ kon overgaan naar een vorm van beschermd wonen.
Inmiddels is duidelijk dat de verhuizing naar ‘ [naam2] ’ niet vóór 17 februari 2024 gaat lukken. Het hof heeft begrip voor de frustratie en boosheid die deze vertraging bij [verzoekster] teweeg brengt. Het hof oordeelt het ook nadrukkelijk in het belang van [verzoekster] dat zij op korte termijn duidelijkheid krijgt over haar toekomstige woonsituatie. Ondanks deze omstandigheden is het hof van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing gelet op de ernstige zorgen over [verzoekster] nu niet kan worden beëindigd, omdat onduidelijk is waar [verzoekster] zal verblijven om de tijd tot plaatsing bij ‘ [naam2] ’ te overbruggen en ook niet duidelijk is of dit een voor [verzoekster] een voldoende veilige plek is. Tijdens de zittingen in hoger beroep heeft [verzoekster] daarover onvoldoende duidelijkheid kunnen geven. Daarbij komt dat niet is gebleken dat de situatie van [verzoekster] , zoals geschetst in de beschikking van 14 april 2023, voldoende is verbeterd.
5.6
Hoewel er juridisch dus geen grond bestaat om de verleende machtiging voor de gesloten plaatsing te vernietigen of korter te laten duren begrijpt het hof dat met het instellen van hoger beroep vooral een dringende hulpvraag is geuit. Het hof benadrukt dat de gemeente verantwoordelijk is om een geschikte en veilige plek voor [verzoekster] te vinden vanuit het gegeven dat [verzoekster] is aangewezen op zorg en begeleiding. De veiligheid van haar en anderen kan zonder voldoende bescherming niet worden gegarandeerd. Het komt het hof dan ook voor dat de gemeente haar wettelijke taak met de grootste spoed dient op te pakken.

5.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 27 juli 2023;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. K. Mans, J.B. de Groot en M.P. den Hollander, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 6 februari 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.