In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoek van de vader om een omgangsregeling met zijn kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. Ph.J.N. Aarnoudse, was in hoger beroep gegaan tegen de beschikking van de rechtbank Gelderland, die op 9 juni 2023 het verzoek van de vader had afgewezen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Janse, oefent alleen het gezag over de kinderen uit. De rechtbank had eerder in 2014 een omgangsregeling vastgesteld, maar deze was in 2019 gewijzigd, waarbij de vader het recht op omgang was ontzegd.
Tijdens de mondelinge behandeling op 28 december 2023 heeft de minderjarige [de minderjarige1] zijn mening over het verzoek kenbaar gemaakt. Het hof heeft vastgesteld dat de vader en de kinderen al vijf jaar geen contact meer hebben gehad en dat de kinderen weerstand hebben tegen contact met hun vader. De vader heeft geen actie ondernomen om het contact te herstellen, ondanks adviezen van de raad voor de kinderbescherming. Het hof heeft geconcludeerd dat gedwongen omgang met de vader schadelijk zou zijn voor de kinderen en dat het verzoek van de vader om een omgangsregeling moet worden afgewezen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het meer of anders verzochte afgewezen.