ECLI:NL:GHARL:2024:847

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
6 februari 2024
Zaaknummer
200.331.010
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake onderbewindstelling en belanghebbendheid van verzoekers

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de onderbewindstelling van de goederen van [naam1]. De verzoekers, [verzoeker1], [verzoekster] en [verzoeker2], zijn de kinderen van [naam1] en zijn in eerste aanleg niet als belanghebbenden aangemerkt, wat hen heeft geschaad in hun belangen. Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter in eerste aanleg, die op 19 mei 2023 uitspraak deed, de verzoekers ten onrechte niet als belanghebbenden heeft aangemerkt. Dit is in strijd met artikel 798 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat bepaalt dat de echtgenoot en kinderen van degene wiens goederen onder bewind worden gesteld, belanghebbenden zijn. Het hof heeft de verzoekers in de gelegenheid gesteld om hun standpunten te presenteren tijdens de mondelinge behandeling, maar heeft uiteindelijk geoordeeld dat de noodzaak voor onderbewindstelling niet is aangetoond. De financiële zaken van [naam1] worden goed geregeld door [naam3] en de kinderen, waardoor het hof de beschikking van de kantonrechter heeft vernietigd en het verzoek tot onderbewindstelling heeft afgewezen. De kosten van het geding in hoger beroep zijn gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.331.010
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 10419245)
beschikking van 6 februari 2024
inzake
[verzoeker1],
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: [verzoeker1] ,
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: [verzoekster] ,
en
[verzoeker2],
wonende te [woonplaats1] ,
verder te noemen: [verzoeker2] ,
verzoekers in hoger beroep,
tezamen verder – ook - te noemen: de verzoekers of de kinderen,
advocaat: mr. N.J. Hos te Amersfoort.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[naam1],
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: [naam1] ,
[naam2],
wonende op een bij het hof bekend adres,
verder te noemen: [naam2] ,
advocaat: mr. Ç. Türkeli te Den Haag,
[naam3],
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: [naam3] ,
en
[naam4],
wonende te Turkije,
verder te noemen: [naam4] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, bewindsbureau, locatie Utrecht) van 19 mei 2023, uitgesproken onder zaaknummer 10419245, verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit het beroepschrift met producties, ingekomen op 15 augustus 2023.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 28 december 2023 tezamen met de behandeling in de zaak met nummer 200.331.029 (mentorschap) plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
  • [verzoeker2] en [verzoekster] , bijgestaan door hun advocaat;
  • [naam1] , bijgestaan door een tolk Turkse taal;
  • de advocaat van [naam2] en
  • [naam3] , bijgestaan door een tolk in de Turkse taal.
Hoewel behoorlijk opgeroepen is [naam4] niet verschenen.

3.De feiten

3.1
[naam1] is [in] 1948 in [plaats1] , Turkije geboren. Zij is [in] 1966 gehuwd met [naam3] . [verzoeker1] , [verzoekster] , [verzoeker2] en [naam4] zijn de kinderen van [naam1] en [naam3] . [naam2] is de zoon van [verzoeker1] en derhalve de kleinzoon van [naam1] (en [naam3] ).
3.2
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 16 maart 2023, heeft [naam2] verzocht wegens de lichamelijke of geestelijke toestand van [naam1] een bewind in te stellen over de goederen die haar (zullen) toebehoren en om hemzelf tot bewindvoerder te benoemen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van [naam2] toegewezen en de goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [naam1] onder bewind gesteld wegens haar lichamelijke of geestelijke toestand en [naam2] tot bewindvoerder benoemd.
4.2
De verzoekers zijn het niet eens met die beslissing en zijn met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
Zij verzoeken het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende:
primairhet verzoekt tot onderbewindstelling alsnog af te wijzen en
subsidiair -als het bewind in stand blijft - [verzoeker2] dan wel een door het hof te benoemen bewindvoerder tot bewindvoerder te benoemen, kosten rechtens.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Het hof zal eerst de grief van de verzoekers, inhoudende dat zij in eerste aanleg ten onrechte niet als belanghebbenden zijn aangemerkt, bespreken.
Op grond van artikel 798 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn in zaken van onderbewindstelling de echtgenoot en de kinderen van degene wiens goederen het in te stellen bewind betreft belanghebbenden. De enkele stelling van [naam2] dat [naam1] geen contact heeft met haar kinderen, hetgeen de kinderen overigens betwisten, maakt dat naar het oordeel van het hof niet anders. De rechtbank had de kinderen derhalve dienen aan te merken als belanghebbende(n) en hen dienen op te roepen. Nu de verzoekers in eerste aanleg niet als belanghebbenden zijn aangemerkt, hebben zij -ondanks hun wens gehoord te worden- hun standpunten ten aanzien van het verzoek in eerste aanleg niet kenbaar kunnen maken. Het hof is van oordeel dat de verzoekers daardoor ernstig in hun belangen zijn geschaad.
Hoger beroep is echter ook een gelegenheid om fouten en verzuimen in eerste aanleg te herstellen. Het hof heeft de verzoekers in de gelegenheid gesteld om tijdens de mondelinge behandeling te worden gehoord en om hun standpunt(en) kenbaar te maken. Hoewel deze grief van de verzoekers dus terecht is voorgesteld, leidt dat niet tot vernietiging van de bestreden beschikking.
de noodzaak van onderbewindstelling
5.2
Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek kan de kantonrechter, indien een meerderjarige als gevolg van:
zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
verkwisting of het hebben van problematische schulden,
tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, een bewind instellen over één of meer van de goederen die hem als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren.
5.3
Voor het hof is op basis van het summiere proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg onduidelijk waar de kantonrechter het oordeel op baseert dat het instellen van een bewind over de goederen die [naam1] (zullen) toebehoren nodig is. Zowel uit de stukken als uit wat tijdens de mondelinge behandeling bij het hof naar voren is gekomen blijkt die noodzaak niet. Tijdens die mondelinge behandeling is gebleken dat [naam3] de financiële zaken van [naam1] en hem regelt en dat de kinderen hem indien nodig daarbij helpen. [naam1] , [naam3] en de kinderen hebben allen verklaard dat dit goed gaat, zodat het hof constateert dat een bewind niet nodig is. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat het bewind ook niet wordt uitgevoerd.
5.4
Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en het verzoek van [naam2] tot het instellen van een beschermingsbewind ten behoeve van [naam1] met benoeming van hemzelf tot bewindvoerder alsnog afwijzen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, bewindsbureau, locatie Utrecht, van 19 mei 2023 en opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek van [naam2] tot het instellen van een beschermingsbewind ten behoeve van [naam1] met benoeming van hemzelf tot bewindvoerder alsnog af;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.B. de Groot, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en E. de Boer, bijgestaan door mr. M.A. Mertens als griffier, en is op 6 februari 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.