In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 februari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de instelling van een mentorschap voor [naam1]. De verzoekers, kinderen van [naam1], waren in eerste aanleg niet als belanghebbenden aangemerkt, wat hen de mogelijkheid ontnam om hun standpunten kenbaar te maken. Het hof oordeelt dat de verzoekers ten onrechte niet als belanghebbenden zijn aangemerkt, maar dat het hoger beroep ook een gelegenheid biedt om fouten in de eerste aanleg te herstellen. Het hof heeft de verzoekers in de gelegenheid gesteld om hun standpunten te presenteren tijdens de mondelinge behandeling. De verzoekers hebben verzocht om het mentorschap af te wijzen of, indien dit niet mogelijk is, [verzoeker2] als mentor te benoemen. Het hof heeft vastgesteld dat er een noodzaak is voor het instellen van een mentorschap, gezien de geestelijke achteruitgang van [naam1]. Het hof heeft de bestreden beschikking van de kantonrechter bekrachtigd voor wat betreft de instelling van het mentorschap, maar heeft de benoeming van [naam2] als mentor vernietigd en [verzoeker2] benoemd als nieuwe mentor. De beslissing is genomen met inachtneming van de belangen van [naam1] en de voorkeur van de kinderen.