Uitspraak
Kop of Munt Laren B.V.,
[geïntimeerde],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Kop of Munt Laren B.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, dat op 6 december 2023 is uitgesproken. De zaak betreft een vordering in reconventie van Kop of Munt Laren B.V. tegen een erfgename, [geïntimeerde], die in haar hoedanigheid van deelgenoot in de nalatenschap van haar overleden ouders optreedt. De vordering betreft de betaling van de helft van onbetaald gebleven facturen, die door Kop of Munt Laren B.V. als executeur-afwikkelingsbewindvoerder zijn ingediend. De rechtbank had in haar vonnis geoordeeld dat er sprake was van een processueel ondeelbare rechtsverhouding, waardoor de vordering in reconventie niet-ontvankelijk werd verklaard.
Kop of Munt Laren B.V. betwist in hoger beroep de niet-ontvankelijkheid en stelt dat er geen sprake is van een ondeelbare rechtsverhouding. Het hof overweegt dat artikel 3:171 BW de mogelijkheid biedt voor een deelgenoot om op eigen naam een rechtsvordering tegen derden in te stellen, maar dat de vordering van Kop of Munt Laren B.V. persoonlijk gericht is tegen [geïntimeerde]. Het hof concludeert dat de vordering in reconventie niet kan worden toegewezen, omdat artikel 136 Rv in de weg staat aan een eis in reconventie die de eiser in conventie persoonlijk zou betreffen.
Uiteindelijk bekrachtigt het hof het vonnis van de rechtbank en wijst het verdere vorderingen af. Dit arrest is uitgesproken op 19 november 2024 door de rechters C. Koopman, G. van Rijssen en J.G. Knot.