ECLI:NL:GHARL:2024:8023

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
21 januari 2025
Zaaknummer
200.338.570/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over niet-ontvankelijkheid van vordering in erfrechtelijke kwestie

In deze zaak heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Kop of Munt Laren B.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, dat op 6 december 2023 is uitgesproken. De zaak betreft een vordering in reconventie van Kop of Munt Laren B.V. tegen een erfgename, [geïntimeerde], die in haar hoedanigheid van deelgenoot in de nalatenschap van haar overleden ouders optreedt. De vordering betreft de betaling van de helft van onbetaald gebleven facturen, die door Kop of Munt Laren B.V. als executeur-afwikkelingsbewindvoerder zijn ingediend. De rechtbank had in haar vonnis geoordeeld dat er sprake was van een processueel ondeelbare rechtsverhouding, waardoor de vordering in reconventie niet-ontvankelijk werd verklaard.

Kop of Munt Laren B.V. betwist in hoger beroep de niet-ontvankelijkheid en stelt dat er geen sprake is van een ondeelbare rechtsverhouding. Het hof overweegt dat artikel 3:171 BW de mogelijkheid biedt voor een deelgenoot om op eigen naam een rechtsvordering tegen derden in te stellen, maar dat de vordering van Kop of Munt Laren B.V. persoonlijk gericht is tegen [geïntimeerde]. Het hof concludeert dat de vordering in reconventie niet kan worden toegewezen, omdat artikel 136 Rv in de weg staat aan een eis in reconventie die de eiser in conventie persoonlijk zou betreffen.

Uiteindelijk bekrachtigt het hof het vonnis van de rechtbank en wijst het verdere vorderingen af. Dit arrest is uitgesproken op 19 november 2024 door de rechters C. Koopman, G. van Rijssen en J.G. Knot.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.338.570/01
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 557144
arrest van 19 november 2024
in de zaak van
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Kop of Munt Laren B.V.,
die is gevestigd in Laren,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de rechtbank optrad als gedaagde in conventie en eiser in reconventie,
hierna:
Kop of Munt Laren B.V.,
advocaat: mr. S.L.D. van den Brink te Mijdrecht,
tegen
[geïntimeerde] in haar hoedanigheid van erfgename en deelgenoot in de nalatenschappen,
die woont in [woonplaats1] (Spanje),
en bij de rechtbank optrad als eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna:
[geïntimeerde],
tegen wie verstek is verleend.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

Kop of Munt Laren B.V. heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de rechtbank in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, op 6 december 2023 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
• de dagvaarding in hoger beroep
• de memorie van grieven.

2.De kern van de zaak

2.1
Kop of Munt Laren B.V. heeft in de periode van 1 oktober 2019 tot 17 maart 2022 werkzaamheden verricht als executeur-afwikkelingsbewindvoerder in de nalatenschappen van [erflaatster] (overleden op 1 augustus 2019) en [erflater] (overleden 8 december 2019). [geïntimeerde] en [naam1] zijn de kinderen van [erflaatster] en [erflater] . Bij dagvaarding van 12 mei 2023 is Kop of Munt Laren B.V. gedagvaard door [geïntimeerde] omdat zij vindt dat het door Kop of Munt Laren B.V. aan zichzelf uitgekeerde bedrag van € 131.369,89 ter zake gemaakte kosten dient te worden terugbetaald aan de erfgenamen. Kop of Munt Laren B.V. heeft in reconventie gevorderd om [geïntimeerde] te veroordelen om de helft van de nog onbetaald gebleven facturen van in totaal € 10.224,50, derhalve een bedrag van € 5.112,50, aan Kop of Munt Laren B.V. te voldoen.
2.2
In het bestreden vonnis van 6 december 2023 heeft de rechtbank in conventie aangekondigd een deskundige te zullen benoemen om de redelijkheid en hoogte van de door Kop of Munt Laren B.V. in rekening gebrachte kosten te beoordelen. In reconventie is Kop of Munt Laren B.V. niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat volgens de rechtbank sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding. De factuur is op grond van artikel 4:7 lid 1 sub d BW een schuld van de nalatenschap en omdat [geïntimeerde] en [naam1] beiden deelgenoot van de nalatenschap zijn had de vordering naar het oordeel van de rechtbank ook tegen [naam1] moeten worden ingesteld.
2.3
Kop of Munt Laren B.V. voert in hoger beroep aan dat geen sprake is van een ondeelbare rechtsverhouding, dat zij ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard en dat de vordering ook toewijsbaar zou zijn indien wel sprake zou zijn van een ondeelbare rechtsverhouding. Kop of Munt Laren B.V. wil daarom dat haar vordering alsnog wordt toegewezen.

3.Het oordeel van het hof

Art. 3:171 BW biedt de mogelijkheid dat een deelgenoot op eigen naam een rechtsvordering tegen derden instelt ter verkrijging van een rechterlijke uitspraak ten behoeve van de gemeenschap. Het hof constateert dat [geïntimeerde] bij de rechtbank in conventie in die hoedanigheid procedeert. De door Kop of Munt Laren B.V. ingestelde vordering in reconventie daarentegen treft [geïntimeerde] persoonlijk. Kop of Munt Laren B.V. beoogt immers een vonnis te verkrijgen waarmee zij zich op het persoonlijke vermogen van [geïntimeerde] kan verhalen. Art. 136 Rv bepaalt echter dat een eis in reconventie niet mogelijk is indien de eiser in conventie is opgetreden in hoedanigheid, en de reconventie hem persoonlijk zou betreffen. Het hof is om die reden van oordeel dat, zij het op andere gronden dan de rechtbank, Kop of Munt Laren B.V. niet-ontvankelijk is in haar vordering. Het bestreden vonnis zal daarom worden bekrachtigd.

4.De beslissing

Het hof:
4.1
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 6 december 2023;
4.2
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. C. Koopman, G. van Rijssen en J.G. Knot, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
19 november 2024.