ECLI:NL:GHARL:2024:8020

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
15 januari 2025
Zaaknummer
21-004731-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte is beschuldigd van poging tot doodslag op een 17-jarige jongen, die op 1 augustus 2020 in [plaats] werd mishandeld. De verdachte heeft de jongen zonder enige aanleiding met kracht in het gezicht gestompt, waardoor het slachtoffer knock-out raakte en met zijn hoofd op een stoeprand viel. Vervolgens heeft de verdachte, terwijl het slachtoffer bewusteloos op de grond lag, meermalen met kracht op zijn hoofd gestompt. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer, omdat hij zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat zijn handelen tot de dood zou kunnen leiden. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. Het hof heeft dit vonnis vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij, die in eerste aanleg was toegewezen, in hoger beroep afgewezen omdat de schade inmiddels was vergoed. Het hof heeft rekening gehouden met de lange duur van de procedure en de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn spijtbetuiging en de positieve ontwikkeling in zijn leven.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004731-21
Uitspraak d.d.: 24 december 2024
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 15 oktober 2021 met parketnummer 16-197978-20 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 12 december 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. De vordering strekt tot veroordeling ter zake van het primair tenlastegelegde en oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. J.W. Soeteman.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde (poging tot doodslag) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest.
Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 7.277,- (bestaande uit € 2.777,- uit materiële schade en € 4.500,- immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij is voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in de vordering, met verwijzing naar de burgerlijke rechter. Tot slot is verdachte veroordeeld in de proceskosten van de benadeelde partij.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 1 augustus 2020 te [plaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet die [benadeelde]
- ( met kracht) meermalen, althans eenmaal in het gezicht, althans op het hoofd geslagen/gestompt, ten gevolge waarvan die [benadeelde] ten val is gekomen en daarbij met zijn hoofd op een stoeprand is terecht gekomen en/of
- ( vervolgens) meermalen, althans eenmaal (met kracht) in/op het gezicht en/of tegen/op het hoofd, althans tegen/op het lichaam geschopt/gestampt en/of geslagen/gestompt, terwijl die [benadeelde] (bewusteloos) op de grond lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 1 augustus 2020 te [plaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus en/of een hersenschudding, althans hersenletsel, en/of gebitsschade, waaronder een of meerdere ontbrekende en/of loszittende tand(en) met mogelijk blijvende zenuwschade, en/of een snee in/op het achterhoofd en/of in/op de lip heeft toegebracht, door die [benadeelde]
- ( met kracht) meermalen, althans eenmaal in het gezicht, althans op het hoofd te slaan/stompen, ten gevolge waarvan die [benadeelde] ten val is gekomen en daarbij met zijn hoofd op een stoeprand is terecht gekomen en/of
-(vervolgens) meermalen, althans eenmaal (met kracht) in/op het gezicht en/of tegen/op het hoofd, althans tegen/op het lichaam te schoppen/stampen en/of te slaan/stompen, terwijl die [benadeelde] (bewusteloos) op de grond lag;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 1 augustus 2020 te [plaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [benadeelde]
- ( met kracht) in het gezicht, althans op het hoofd heeft geslagen/gestompt, ten gevolge waarvan die [benadeelde] ten val is gekomen en daarbij met zijn hoofd op een stoeprand is terecht gekomen en/of
- ( vervolgens) meermalen, althans eenmaal (met kracht) in/op het gezicht en/of tegen/op het hoofd, althans tegen/op het lichaam heeft geschopt/gestampt en/of heeft geslagen/gestompt, terwijl die [benadeelde] (bewusteloos) op de grond lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 2 augustus 2020, genummerd PL0900-2020247206, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 001 tot en met 75. Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
1. Een proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 26 en 27, zakelijk weergegeven inhoudende:
Als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Op zaterdag 1 augustus 2020 bevonden wij ons in [plaats] in een opvallend dienstvoertuig. Wij hoorden een persoon schreeuwen dat zijn vriend in elkaar geslagen werd op de [locatie] . Wij zijn de [locatie] ingereden. Wij zagen dat [benadeelde] levenloos op de grond lag. Wij zagen dat [benadeelde] zijn armen langs zijn lichaam had. Wij zagen dat het lichaam van [benadeelde] slap was. Wij zagen dat het hoofd van [benadeelde] op een stoeprand lag. Wij zagen dat het gezicht van [benadeelde] onder het bloed zat. Wij zagen dat [benadeelde] op zijn rug lag. Wij zagen [verdachte] op [benadeelde] zitten. Wij zagen dat [verdachte] met zijn linkerknie naast de rechterzijde van het lichaam van [benadeelde] zat. Wij zagen dat [verdachte] met zijn rechterknie naast de linkerzijde van het lichaam van [benadeelde] zat. Wij zagen dat [verdachte] diverse keren zowel zijn linker als rechterarm om en om naar achteren bewoog en kennelijk met kracht naar voren bewoog. Wij zagen dat hij hierbij zijn beide vuisten gebald had. Wij zagen dat de vuisten van [verdachte] om en om diverse keren het gezicht van [benadeelde] raakten. Wij zagen dat het hoofd van [benadeelde] heen en weer bewoog op het moment dat [verdachte] het gezicht van [benadeelde] raakte. Wij zagen dat [benadeelde] zich niet verdedigde. Wij zagen dat de armen van [benadeelde] tijdens elke vuistslag in het gezicht naast zijn lichaam bleven liggen. Wij zagen dat zijn gehele lichaam slap was.
Gezien de feiten welke hier boven omschreven zijn en het feit dat [benadeelde] zijn
hoofd/gezicht niet kon beschermen hadden wij beiden sterk het gevoel dat de mishandeling niet langer moest duren. Wij waren bang dat als wij niet de straat ingereden waren dat [benadeelde] ernstig hersenletsel op zou kunnen lopen of mogelijk zou kunnen overlijden. Dit baseren wij op de forse vuistslagen welke in het gezicht werden gegeven van een persoon die buiten bewustzijn was.
Wij stonden op dit moment ongeveer twee meter van [benadeelde] en [verdachte] af.
Wij zagen dat beide handen van [verdachte] onder het bloed zaten. Wij herkennen
[verdachte] voor 100 procent als zijnde de persoon welke [benadeelde] mishandelde.
2. Een geschrift, te weten een los opgenomen letselrapportage, op 1 augustus 2020 opgemaakt door [chirurg] , chirurg, verbonden aan de afdeling Spoedeisende hulp van het [ziekenhuis] , pagina’s 1-10 zakelijk weergegeven inhoudende:
Betreft: [benadeelde] .
Geboortedatum: [geboortedatum] 2002.
Bovengenoemde patiënt bezocht op 01-08-2020 de afdeling Spoedeisende hulp van [ziekenhuis] .
Twee missende tanden waarvan voortand meegenomen door politie. Na 50 minuten ook tweede tand gebracht door politie.
Conclusie
Jongen van 17 jaar, S/N lichamelijke mishandeling, m.a.g.
1. Commotioneel beeld.
2. Neusfractuur links.
3. Avulsie centrale en laterale snijtand bovenkaak links.
4. Laceratie bovenlip links.
5. Laceratie achterhoofd.
3. Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina’s 37-38, zakelijk weergegeven inhoudende:
Als verklaring van [getuige] :
[benadeelde] en ik liepen op 1 augustus 2020 in [plaats] . Er kwam ineens een jongen aangelopen en die liep rechtstreeks op [benadeelde] (
het hof begrijpt: [benadeelde] )af en vanuit het niets gaf hij hem van voren een volle vuist in zijn gezicht. Ik zag dat dit met een behoorlijke kracht ging. Ik zag dit doordat [benadeelde] gelijk op de grond viel en knock-out was. Ik zag dat hij bleef slaan op [benadeelde] . Ik zag dat [benadeelde] met zijn achterhoofd op de stoeprand lag en niet bij kennis was. [benadeelde] reageerde nergens op en hij bleef maar op hem in slaan.
4. Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , pagina’s 72-75, zakelijk weergegeven inhoudende:
Als vraag van (een van) verbalisant(en) (V) en als antwoord van [getuige] (A):
A: Toen kwam hij (
het hof begrijpt: verdachte) aangerend in een sprint en zonder dat [benadeelde] (
het hof begrijpt: [benadeelde]) kon reageren kreeg hij de eerste klap.
V: Heb jij die klap gezien?
A: Ja. met zijn linkerhoek met zijn linker vuist. Deze kwam aan de rechterkant van [benadeelde] zijn gezicht.
V: Wat gebeurde er met [benadeelde] daarna?
A: Die viel als een plank achterover. Net zoals je in de film ziet als iemand knock-out gaat.
V: Waar kwam hij terecht?
A: Met zijn hoofd op de stoeprand, vandaar dat gat op zijn hoofd.
V: Wat zag je toen?
A: Bloed, knal. Hij had zijn ogen dicht.
V: Je zegt dat je bloed zag bij de eerste klap. Hoe zag je dat?
A: Omdat het stroomde uit zijn hoofd kwam.
V: Hoe zag je dat qua verlichting?
A: Volgens mij stond ik onder een lantaarnpaal en [benadeelde] lag hier niet ver vanaf.
V: Zag je hem bewegen?
A: Nee helemaal niet, tot aan de ambulance heeft hij niet bewogen.
V: Toen na de klap, wat gebeurde er toen?
A: De jongen (
het hof begrijpt: verdachte) is boven [benadeelde] gaan staan met zijn lichaam met zijn benen naast zijn bovenlichaam. Ik zag dat hij toen vuistslagen, afwisselde met links en rechts, tegen het hoofd van [benadeelde] sloeg.
V: Wat zag je aan [benadeelde] ?
A: Ja zijn hoofd ging heen en weer.
V: Hoeveel keer sloeg de jongen [benadeelde] ?
A: Zo... Meer dan 20 keer denk ik.
V: Welke lichaamsdelen is [benadeelde] geraakt?
A: Alleen het geweld op het hoofd heb ik gezien.

Bewijsoverweging

De verdediging heeft, voor zover hier relevant, bepleit verdachte vrij te spreken van het primair tenlastegelegde, omdat opzet op de dood niet kan worden bewezen. De raadsman heeft zich, kort samengevat en onder verwijzing naar jurisprudentie en literatuur, op het standpunt gesteld dat de handelingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet kunnen worden aangemerkt als gericht op de dood van het slachtoffer.
Daarnaast is verzocht verdachte vrij te spreken van het schoppen/stampen.
Het hof overweegt als volgt.
Met betrekking tot het tenlastegelegde schoppen/stampen tegen het hoofd of het lichaam van aangever [benadeelde] (hierna: [benadeelde] ) overweegt het hof, evenals de rechtbank, dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt. [getuige] heeft weliswaar verklaard over schoppen, maar dit wordt niet door een ander bewijsmiddel ondersteund. Ook de verbalisanten die het incident ter plaatse hebben waargenomen, hebben niets verklaard over schoppen/stampen.
Verdachte zal daarom van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Het hof is verder van oordeel dat op basis van de stukken niet is komen vast te staan dat verdachte [benadeelde] willens en wetens dood wilde maken.
De vraag of verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van [benadeelde] , wordt door het hof wel bevestigend beantwoord.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – in de onderhavige zaak de onder primair tenlastegelegde dood van [benadeelde] - is aanwezig wanneer de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Hiertoe acht het hof de volgende omstandigheden redengevend. Allereerst kan worden vastgesteld dat verdachte meermalen met kracht op het hoofd/in het gezicht van [benadeelde] heeft geslagen. Verdachte kwam vanuit het niets op [benadeelde] af en heeft hem, zonder dat [benadeelde] tijd had om te reageren, met zodanige kracht, een volle vuistslag in zijn gezicht gegeven, dat [benadeelde] daardoor gelijk buiten bewustzijn is geraakt. Hij viel vervolgens achterover met zijn hoofd op de stoeprand. De val tegen de stoeprand heeft een bloedende hoofdwond op zijn achterhoofd veroorzaakt. [getuige] heeft hierover verklaard dat hij van een afstand toekeek en het bloed zag stromen. Het hof gaat er dan ook van uit dat het bloedverlies ook voor verdachte, die direct na de eerste slag boven [benadeelde] is gaan staan met zijn benen naast het bovenlichaam van [benadeelde] , zichtbaar moet zijn geweest. [benadeelde] bleef vervolgens, ook voor verdachte waarneembaar, roerloos op de grond liggen. Verdachte ging daarna schrijlings op [benadeelde] zitten en heeft [benadeelde] , die nog steeds bewusteloos op de grond lag, meermalen met kracht in het gezicht en tegen het hoofd gestompt. Verdachte is onafgebroken doorgegaan met slaan, totdat uiteindelijk de door [getuige] gealarmeerde politie arriveerde. Zowel [getuige] als de politie melden dat zij bij elke stomp het hoofd van [benadeelde] mee zagen draaien.
Uit de geneeskundige verklaring van de chirurg volgt dat [benadeelde] als gevolg van dit handelen behoorlijk hard op zijn hoofd is geraakt. Er was sprake van een commotioneel beeld, een neusfractuur links, een avulsie centrale en laterale snijtand bovenkaak links en een laceratie van de bovenlip links en het achterhoofd.
Het hof heeft zich er rekenschap van gegeven dat een enkele klap tegen het hoofd niet zonder meer een aanmerkelijke kans op het intreden van de dood hoeft op te leveren. Het hof neemt in deze zaak echter het volledige samenstel van gedragingen in ogenschouw, nu dit naar zijn oordeel één – doorlopend – geheel vormt.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een kwetsbaar lichaamsdeel is en dat, als daar (meermalen) met harde kracht tegenaan wordt geslagen of gestompt, de aanmerkelijke kans bestaat dat daardoor zodanig ernstig schedel- en/of hersenletsel ontstaat dat dit de dood kan veroorzaken. Nu het een algemene ervaringsregel betreft, moet ook verdachte geacht worden daarvan op de hoogte te zijn geweest. De hiervoor beschreven aaneenschakeling van geweldshandelingen van verdachte, het meermalen toedienen van harde vuistslagen in het gezicht/op het hoofd van [benadeelde] , in combinatie bezien met de situatie waarin [benadeelde] verkeerde na de eerste met kracht toegediende vuistslag – te weten bewusteloos en daardoor weerloos, met zichtbaar bloedverlies aan zijn hoofd – moet naar de uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zijnde zozeer gericht op de dood van [benadeelde] dat het naar het oordeel van het hof niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties is niet gebleken.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij op 1 augustus 2020 te [plaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet die [benadeelde]
- met kracht in het gezicht heeft gestompt, ten gevolge waarvan die [benadeelde] ten val is gekomen en daarbij met zijn hoofd op een stoeprand is terecht gekomen en
- vervolgens meermalen met kracht in het gezicht en tegen het hoofd heeft gestompt, terwijl die [benadeelde] (bewusteloos) op de grond lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:
poging tot doodslag.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Verdachte heeft, nadat hij met vrienden alcohol had gedronken in een café en daarna naar buiten was gegaan, een zeventienjarige jongen zonder noemenswaardige aanleiding in het gezicht gestompt, waardoor deze knock-out is geraakt en met zijn hoofd tegen de stoeprand is beland. Verdachte is, terwijl het slachtoffer bewusteloos en met een bloedende hoofdwond op de grond lag, boven op de jongen gaan zitten en heeft hem meerdere malen krachtig met beide vuisten tegen het hoofd gestompt. Verdachte wist van geen ophouden. Hij stopte pas met stompen toen de politie ingreep. Het geweld dat verdachte heeft toegepast, is ronduit schokkend.
Het slachtoffer heeft een dichtgeslagen oog, gebroken neus, licht hersenletsel (hersenschudding) en een volledig gescheurde bovenlip opgelopen. Hij mist twee voortanden, heeft loszittende tanden en moet in de toekomst nog een aantal ingrijpende operaties ondergaan voor het voorbereiden en plaatsen van tandimplantaten.
Het hoofd is een kwetsbaar onderdeel van het lichaam. Verdachte mag zich gelukkig prijzen dat in dit geval het daadwerkelijke letsel betrekkelijk beperkt is gebleven, want gelet op het geheel van gedragingen van verdachte had het buitensporig geweld ook kunnen leiden tot de dood van [benadeelde] .
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van een dergelijk feit nog langdurig angstgevoelens en psychische klachten kunnen ondervinden. De ouders van het slachtoffer hebben ter zitting van het hof toegelicht in welke mate het bewezenverklaarde invloed heeft gehad – en nog steeds heeft – op hun leven.
Verdachte heeft ter zitting van het hof verklaard spijt te hebben van wat hij heeft gedaan. Ook heeft hij een brief geschreven aan het slachtoffer waarin hij zijn excuses aanbiedt voor wat hij het slachtoffer heeft aangedaan. De door verdachte ter zitting betoonde spijt kwam op het hof oprecht over.
Verdachte was ten tijde van het tenlastegelegde net negentien jaren oud. Verdachte heeft verklaard dat hij nu vier jaar ouder is en dat zijn kijk op de toedracht van het feit en de kijk op het leven in het algemeen is veranderd. Waar hij in eerste instantie de impact van zijn handelen niet goed kon inzien kan hij dat nu, met behulp van de daarvoor gevolgde therapie, wel.
Verdachte heeft verklaard dat hij zichzelf heeft ontwikkeld. Hij heeft een eigen bedrijf, werkt fulltime en woont met zijn vriendin samen. Hij heeft bij zijn vader een lening afgesloten om de vordering van de benadeelde partij te kunnen voldoen. Hij betaalt deze lening in maandelijkse termijnen aan zijn vader af.
Verdachtes voorlopige hechtenis is vanaf 4 augustus 2020 onder een reeks voorwaarden geschorst. Verdachte heeft zich gedurende de schorsing gehouden aan deze voorwaarden. Op 14 december 2023 is het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. Uit het reclasseringsrapport van 10 oktober 2024 volgt dat verdachte in het schorsingstoezicht de gedragstraining Alcohol en Geweld met een positief resultaat afgerond. Ook is tijdens een op vrijwillige basis gevolgde psychologische behandeling aandacht geschonken aan de invloed van alcoholgebruik op zijn impulscontrole.
De reclassering heeft de indruk dat het tenlastegelegde feit grote impact heeft gehad op verdachte en dat dit beschermend lijkt te werken. Er lijkt volgens de reclassering sprake te zijn geweest van een eenmalig incident. Verdachte heeft zijn leven praktisch gezien op orde en heeft geen hulpvragen voor de reclassering.
Het hof heeft bij de straftoemeting acht geslagen op het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 november 2024. Daaruit is gebleken dat verdachte niet eerder ter zake van strafbare feiten onherroepelijk tot een straf of maatregel is veroordeeld. Ook is niet gebleken van justitiecontacten ná het bewezenverklaarde feit.
Bij de oplegging van de straf houdt het hof ook rekening met het forse tijdsverloop dat is opgetreden tijdens de berechting van de zaak in hoger beroep.
Na het instellen van hoger beroep op 28 oktober 2021 is het dossier op 17 november 2022 bij het hof ingekomen. De redelijke termijn voor het inzenden van het dossier, die is gesteld op acht maanden, is daarmee met bijna vijf maanden overschreden. Aan overschrijding van deze termijn hoeven geen rechtsgevolgen te worden verbonden als de zaak in hoger beroep alsnog met bijzondere voortvarendheid ter terechtzitting wordt aangebracht en behandeld. Daarvan is echter evenmin sprake. Het arrest van het hof wordt uitgesproken op 24 december 2024. Daarmee is in hoger beroep sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met één jaar en bijna twee maanden.
Het hof zal deze termijnoverschrijdingen verdisconteren in de op te leggen straf.
Als uitgangspunt dient te gelden dat bij een poging tot doodslag zoals bewezenverklaard een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. Anders dan de rechtbank legt het hof echter een lichtere, deels voorwaardelijke, gevangenisstraf op. Het hof neemt als uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van negentien maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft daarbij rekening gehouden met het blanco strafblad van verdachte, de lange duur van de schorsing van de voorlopige hechtenis met voorwaarden en het gegeven dat verdachte verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daad. Het voorwaardelijk op te leggen deel dient tevens om de ernst van het feit te benadrukken.
Rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn zal het hof verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 12.777,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 7.277,00 (bestaande voor een bedrag van
€ 2.777,00 uit materiële schade en voor een bedrag van € 4.500,00 uit immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit een e-mailbericht van mr. S.M. Diekstra, advocaat van de benadeelde partij, en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de vordering inmiddels door verdachte is voldaan. Nu in hoger beroep is vastgesteld dat de verdachte de schade heeft vergoed aan de benadeelde partij, dient deze vordering daarom te worden afgewezen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] tot schadevergoeding af.
Aldus gewezen door
mr. A.H. toe Laer, voorzitter,
mr. T.H. Bosma en mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers, griffier,
en op 24 december 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.