ECLI:NL:GHARL:2024:801

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
1 februari 2024
Zaaknummer
21-004963-22
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meermalen gepleegde oplichting, valsheid in geschrift en belastingfraude met gevangenisstraf en schadevergoeding aan benadeelden

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor meermalen gepleegde oplichting, valsheid in geschrift en belastingfraude. De oplichting vond plaats tussen 20 februari 2021 en 13 januari 2022, waarbij de verdachte zich voordeed als een bonafide aannemer en aanbetalingen ontving van verschillende benadeelden voor werkzaamheden die hij niet of niet naar behoren uitvoerde. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. Het hof heeft deze straf bevestigd, maar heeft de voorwaardelijke straf en de bijzondere voorwaarden gehandhaafd. Daarnaast zijn er beslissingen genomen over vorderingen tot schadevergoeding van benadeelde partijen, waarbij de verdachte verplicht is om schadevergoedingen te betalen aan de slachtoffers van zijn oplichtingspraktijken. Het hof heeft de vorderingen van de benadeelden toegewezen, waarbij de totale schadevergoeding aanzienlijk is. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een patroon van bedrieglijk handelen, waarbij hij het vertrouwen van zijn slachtoffers heeft misbruikt en hen financieel heeft benadeeld. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in zijn overwegingen meegenomen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004963-22
Uitspraak d.d.: 31 januari 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 11 november 2022 met parketnummer 18-010672-22 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 08-243183-18, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
wonende te [verblijfplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 17 januari 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, gedaan ter zitting, strekkende tot veroordeling van verdachte voor het onder 1, 2 primair, 3 en 4 subsidiair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, en met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden die aan verdachte thans reeds in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis zijn opgelegd. De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat op de vorderingen van de benadeelde partijen kan worden beslist overeenkomstig de beslissingen van de rechtbank, met uitzondering van de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] . Laatstgenoemde benadeelde partij dient overeenkomstig de beslissing van de rechtbank niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering, maar niettemin kan ten aanzien van deze benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd.
De advocaat-generaal heeft zijn vordering aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. S.J. van Galen, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte voor het onder 1, 2 primair, 3 en 4 subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest
Verder heeft de rechtbank de tenuitvoerlegging gelast van de voorwaardelijk opgelegde straf bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Overijssel van 21 januari 2020, te weten een gevangenisstraf voor de duur van één maand.
Met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de rechtbank
  • de vordering van [naam benadeelde 2] toegewezen tot een bedrag van € 85.369,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
  • de vordering van [naam benadeelde 3] afgewezen;
  • de vordering van [naam benadeelde 4] toegewezen tot een bedrag van € 13.011,20, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
  • de vordering van [naam benadeelde 1] niet-ontvankelijk verklaard.
  • de vordering van [naam benadeelde 5] toegewezen tot een bedrag van € 9.219,- te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
  • De vordering van [naam benadeelde 6] afgewezen;
  • De vordering van [naam benadeelde 7] toegewezen tot een bedrag van € 12.513,33 te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
  • de vordering van [naam benadeelde 8] toegewezen tot een bedrag van € 7.792,- te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
  • de vordering van [naam benadeelde 9] toegewezen tot een bedrag van € 11.600,- te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
  • de vordering van [naam benadeelde 10] toegewezen tot een bedrag van € 23.369,15 te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
  • de vordering van [naam benadeelde 11] toegewezen tot een bedrag van € 11.737,- te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaard;
  • de vordering van [naam benadeelde 12] toegewezen tot een bedrag van € 4.506,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
  • de vordering van [naam benadeelde 13] toegewezen tot een bedrag van € 46.155,93, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
  • de vordering van [naam benadeelde 14] toegewezen tot een bedrag van € 3.272,32 te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
  • de vordering van [naam benadeelde 15] toegewezen tot een bedrag van € 17.298,06, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het op onderdelen tot een andere bewezenverklaring, een andere strafoplegging en andere beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 februari 2021 tot en 13 januari 2022 te [pleegplaats 1] , [pleegplaats 2] , [pleegplaats 3] , [pleegplaats 4] en/of [pleegplaats 5] , althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [naam benadeelde 2] en/of [naam benadeelde 3] en/of
- [naam benadeelde 4] en/of
- [naam benadeelde 1] en/of
- [naam benadeelde 6] en/of [naam benadeelde 5] en/of
- [naam benadeelde 7]
- [naam benadeelde 8]
heeft bewogen tot de afgifte van enig geldbedrag, te weten een geldbedrag van (in totaal ongeveer 138.680,53 euro), onverdeeld in
- een geldbedrag van (in totaal) 85.369,- euro, [naam benadeelde 2] en/of [naam benadeelde 3] en/of
- een geldbedrag van 13.011,20 euro, [naam benadeelde 4] en/of
- een geldbedrag van 10.776,- euro, [naam benadeelde 1] en/of
- een geldbedrag van 9.219,- euro, [naam benadeelde 6] en/of [naam benadeelde 5] en/of
- een geldbedrag van 12.513,33 euro, [naam benadeelde 7] en/of
- een geldbedrag van 7.792,- euro, [naam benadeelde 8] ,
door (verdachte en/of zijn mededader(s)) (telkens) met voornoemd oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- via de website werkspot.nl in contact is gekomen met [naam benadeelde 2] , [naam benadeelde 3] , [naam benadeelde 4] , [naam benadeelde 1] , [naam benadeelde 6] , [naam benadeelde 5] , [naam benadeelde 7] en/of [naam benadeelde 8] in verband met verbouwingswerkzaamheden en/of aanbouw van een garage en/of bijkeuken en/of
- zich ten overstaan van die [naam benadeelde 2] , [naam benadeelde 3] , [naam benadeelde 4] , [naam benadeelde 1] , [naam benadeelde 6] , [naam benadeelde 5] , [naam benadeelde 7] en/of [naam benadeelde 8] voor te doen als bonafide aannemer/vakman en/of werknemer en/of eigenaar van een bonafide bouw- en/of onderhoudsbedrijf [naam bedrijf 1] en/of
- ( in die hoedanigheid) ten overstaande van die [naam benadeelde 2] , [naam benadeelde 3] , [naam benadeelde 4] , [naam benadeelde 1] , [naam benadeelde 6] , [naam benadeelde 5] , [naam benadeelde 7] en/of [naam benadeelde 8] gezegd/medegedeeld dat hij de benodigde werkzaamheden wel zou kunnen/willen verrichten en/of
- ( vervolgens) die [naam benadeelde 2] , [naam benadeelde 3] , [naam benadeelde 4] , [naam benadeelde 1] , [naam benadeelde 6] , [naam benadeelde 5] , [naam benadeelde 7] en/of [naam benadeelde 8] om een aanbetaling/vooruitbetaling/voorschot heeft gevraagd/geëist (en ontvangen) voor materiaalkosten en/of nog uit te voeren werkzaamheden voor een bedrag van respectievelijk (in totaal) 85.369 euro, 13.011,20 euro, 10.776 euro, 9.219 euro, 12.513,33 euro en/of 7.792,- euro, althans een hoeveelheid geld en/of
- na deze aanbetaling/vooruitbetaling en/of dit ontvangen voorschot de overeengekomen werkzaamheden en/of levering van goederen en/of diensten niet te verrichten en/of niet af te maken (onder vermelding van (telkens) wisselende en/of leugenachtige redenen) en/of (daarbij) (onder vermelding van (telkens) wisselende en/of leugenachtige redenen) de start van de verbouwing/werkzaamheden meerdere malen uitstellen en/of verschuiven;
2. primair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 februari 2021 tot en met 9 september 2021 te [pleegplaats 6] , [pleegplaats 7] , [pleegplaats 8] , [pleegplaats 9] , [pleegplaats 10] , [pleegplaats 11] , [pleegplaats 12] , [pleegplaats 13] en/of [pleegplaats 14] , althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [naam benadeelde 9] en/of
- [naam benadeelde 10] en/of
- [naam benadeelde 11] en/of
- [naam benadeelde 12] en/of
- [naam benadeelde 13] en/of
- [naam benadeelde 14]
heeft bewogen tot de afgifte van meerdere, althans een, hoeveelhe(i)d(en) geld, te weten een geldbedrag van (in totaal) 98.120,80 euro, onderverdeeld in
- een geldbedrag van 11.600,- euro, [naam benadeelde 9] en/of
- een geldbedrag van 20.889,44 euro, [naam benadeelde 10] en/of
- een geldbedrag van (in totaal) 11.697,07 euro, [naam benadeelde 11] en/of
- een geldbedrag van 4.506,04 euro, [naam benadeelde 12] en/of
- een geldbedrag van (in totaal) 46.155,93 euro, [naam benadeelde 13] en/of
- een geldbedrag van 3.272,32,- euro, [naam benadeelde 14]
althans een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte (telkens) met voornoemd oogmerk -zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- via de website werkspot.nl in contact is gekomen met die [naam benadeelde 9] en/of [naam benadeelde 10] en/of [naam benadeelde 11] en/of [naam benadeelde 12] en/of [naam benadeelde 13] en/of [naam benadeelde 14]
- zich ten overstaan van die [naam benadeelde 9] en/of [naam benadeelde 10] en/of [naam benadeelde 11] en/of [naam benadeelde 12] en/of [naam benadeelde 13] en/of [naam benadeelde 14] voor te doen als bonafide aannemer/vakman en/of werknemer en/of eigenaar van een bonafide bouw- en/of onderhoudsbedrijf genaamd [bedrijf] en/of
- ( in die hoedanigheid) ten overstaande van die [naam benadeelde 9] en/of [naam benadeelde 10] en/of [naam benadeelde 11] en/of [naam benadeelde 12] en/of [naam benadeelde 13] en/of [naam benadeelde 14] gezegd/medegedeeld dat hij de benodigde werkzaamheden wel zou kunnen/willen verrichten en/of
- ( vervolgens) die [naam benadeelde 9] en/of [naam benadeelde 10] en/of [naam benadeelde 11] en/of [naam benadeelde 12] en/of [naam benadeelde 13] en/of [naam benadeelde 14] om een aanbetaling/vooruitbetaling/voorschot heeft gevraagd/geëist (en ontvangen) voor materiaalkosten en/of nog uit te voeren werkzaamheden voor een bedrag van (respectievelijk) 11600,- euro, 20.889,44 euro, (in totaal) 11.697,07 euro, 4.506,04 euro, 46.155,93 euro en/of 3.272,32 euro, althans een hoeveelheid geld en/of
- na deze aanbetaling/vooruitbetaling en/of dit ontvangen voorschot de overeengekomen werkzaamheden en/of levering van goederen en/of diensten niet te verrichten en/of niet af te maken (onder vermelding van (telkens) wisselende en/of leugenachtige redenen) en/of (daarbij) (onder vermelding van (telkens) wisselende en/of leugenachtige redenen) de start van de verbouwing/werkzaamheden meerdere malen uitstellen en/of verschuiven;
2. subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 9 februari 2021 tot en met 9 september 2021 te [pleegplaats 15] , althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) voorwerp(en), te weten
- een geldbedrag van 11.600,- euro, althans een geldbedrag, toebehorende aan [naam benadeelde 9] en/of
- een geldbedrag van 20.889,44 euro, althans een geldbedrag, toebehorende aan [naam benadeelde 10] en/of
- een geldbedrag van (in totaal) 11.697,07 euro, althans een geldbedrag, toebehorende aan [naam benadeelde 11] en/of
- een geldbedrag van 4.506,04 euro, althans een geldbedrag, toebehorende aan [naam benadeelde 12] en/of
- een geldbedrag van (in totaal) 46.155,93 euro, althans een geldbedrag, toebehorende aan [naam benadeelde 13]
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf 16 november 2020 tot en met 16 februari 2022 te [pleegplaats 15] , binnen de gemeente [naam gemeente] , althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, een machtigingsformulier(en), zijnde (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte (telkens) in strijd met de waarheid:
- op dat/die machtigingsformulier(en) een aanvraag voor een vergoeding van aardbevingsschade en/of een aanvraag vergoeding bijkomende kosten gedaan en/of
- op dat/die machtigingsformulier(en)voorgedaan als eigenaar van het perceel [adres 1] te [pleegplaats 15] en/of het pand [adres 2] te [pleegplaats 14] en/of
- ( daarbij) zijn, verdachtes, gegevens (bankrekeningnummer [nummer 1] ) vermeld en/of
- dat/die machtigingsformulier(en) valselijk ondertekend en/of de handtekening van de rechtmatige eigenaar van het perceel [adres 1] te [pleegplaats 15] valselijk nagemaakt,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken
en/of door anderen te doen gebruiken;
4. primair
[naam bedrijf 2] op of omstreeks 11 april 2021, respectievelijk 4 juli 2021 en 29 september 2021 te [pleegplaats 15] en/of [pleegplaats 16] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk één of meerdere bij de belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten één of meerdere (digitale) aangiften voor de omzetbelasting ten name van [naam bedrijf 2] over:
- het eerste kwartaal 2021
- het tweede kwartaal 2021
- het derde kwartaal 2021 (zie DOC-003, DOC-005, DOC-007, DOC-008, DOC-012); (telkens) onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan en/of heeft/hebben doen/laten doen, door op/in die ingeleverde aangiften voor de omzetbelasting (telkens) een onjuist bedrag aan voorbelasting, omzet en/of te betalen belasting aan te geven en/of vermelden, terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven, tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feiten verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, en/of aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
4. subsidiair
hij op of omstreeks 11 april 2021, respectievelijk 4 juli 2021 en 29 september 2021 te [pleegplaats 15] en/of [pleegplaats 16] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk één of meerdere bij de belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten één of meerdere (digitale) aangiften voor de omzetbelasting ten name van [naam bedrijf 2] over:
- het eerste kwartaal 2021
- het tweede kwartaal 2021
- het derde kwartaal 2021 (zie DOC-003, DOC-005, DOC-007. DOC-008, DOC-012); (telkens) onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan en/of heeft/hebben doen/laten doen, door op/in die ingeleverde aangiften voor de omzetbelasting (telkens) een onjuist bedrag aan voorbelasting, omzet en/of te betalen belasting aan te geven en/of vermelden, terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 4 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Bewijsoverwegingen

Met betrekking tot het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde
Inleiding
Verdachte wordt onder 1 en 2 primair kortgezegd verweten dat hij meerdere aangevers heeft opgelicht door hen te bewegen tot afgifte van geldbedragen in de vorm van aanbetalingen voor door hem te verrichten werkzaamheden. Deze werkzaamheden werden vervolgens door verdachte niet of niet volledig dan wel ondermaats uitgevoerd. Verdachte heeft ontkend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting, maar stelt zich, zakelijk weergegeven, op het standpunt dat ‘slechts’ sprake is van slecht ondernemerschap en van wanprestatie.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank in hoofdlijnen op juiste gronden heeft beslist en zal het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde hierna gezamenlijk bespreken.
Vaststelling van de feiten
De rechtbank heeft ten aanzien van het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde de navolgende feiten vastgesteld:
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
Op 23 november 2021 hebben [naam benadeelde 3] en [naam benadeelde 2] aangifte gedaan van oplichting. Zij hebben verklaard dat zij via www.werkspot.nl (Werkspot.nl) een aannemer zochten om een aanbouw bij hun woning te kunnen realiseren. Verdachte zou in oktober 2021 met zijn bedrijf [naam bedrijf 1] starten met het vervangen van het dak. Aangevers hebben, na ontvangst van de offerte, op 21 juli 2021 een aanbetaling van € 38.155,00 gedaan naar het rekeningnummer [nummer 1] t.n.v. [verdachte] .
Verdachte heeft aangevers medegedeeld dat er vertraging was ontstaan in het aanvragen van het materiaal dat hij nodig had voor de bouw. Om die reden werden de werkzaamheden
uitgesteld en verdachte heeft toegezegd dat hij in de tussenliggende periode andere
werkzaamheden voor aangevers kon uitvoeren, namelijk de aanbouw van de huiskamer en
het verbouwen van het gastenverblijf. Ter bate hiervan hebben aangevers op 23 september
2021 een tweede aanbetaling gedaan van € 47.214,00 aan verdachte. Verdachte deelt via
Whatsapp mede dat hij zodra de aanbetaling binnen is hij gaat bestellen en hij dit bij
aangever laat bezorgen. Vanaf 5 oktober 2021 vraagt aangever steeds wanneer de
bouwwerkzaamheden zullen starten. Verdachte reageert vervolgens dat hij 11 oktober 2021
niet gaat redden, zegt toe dat hij 18 oktober 2021 zal langskomen. Vervolgens gaf verdachte
steeds aan dat hij druk was met andere klussen die eerst afgerond moesten worden waardoor hij niet kon beginnen met de werkzaamheden zoals overeengekomen. Verdachte zegt toe dat hij op 22 november 2021 met de werkzaamheden kan starten. Na 2 november 2021 reageerde verdachte niet meer op de berichten van aangevers.
Op 23 november 2021 heeft [naam benadeelde 4] aangifte gedaan van oplichting. Zij verklaarde dat zij in maart 2021 via Werkspot.nl in contact is gekomen met [verdachte] van [naam bedrijf 1] . Er werd overeengekomen dat verdachte in september 2021 zou starten met het bouwen van een garage en een aanbouw. Hiervoor heeft aangeefster een bouwdepot afgesloten via hun hypotheek bij [naam woninghypotheek] . Op 7 mei 2021 is er een aanbetaling van € 13.000,00 gedaan vanuit dit bouwdepot op de bankrekening van verdachte. Verdachte gaf aan dat hij op 25 oktober 2021 zou starten met de werkzaamheden. Verdachte deelde op 28 oktober 2021 mee dat hij met een andere opdrachtgever in overleg ging om die opdracht uit te stellen om vervolgens bij aangeefster met de werkzaamheden te kunnen starten. Verdachte zou op 22 november 2021 langskomen. Die afspraak kwam verdachte wederom niet na.
Op 4 januari 2022 heeft [naam benadeelde 1] aangifte gedaan van oplichting. Hij verklaarde dat hij via Werkspot.nl met verdachte, handelend onder de naam [naam bedrijf 1] , in contact is gekomen en dat hij met verdachte was overeengekomen dat verdachte een garage bij hem thuis zou bouwen. Verdachte is de werkzaamheden begonnen, echter zijn de werkzaamheden volgens aangever niet naar behoren verricht. Aangever heeft verklaard dat het door verdachte verrichte werk gesloopt dient te worden. Ten bate van de bouwkosten heeft hij tweemaal een aanbetaling gedaan van € 5.388,00, te weten op 5 mei 2021 en 19 juli 2021. Verdachte is drie dagen bezig geweest met de opdracht en is daarna niet meer komen opdagen. Aangever heeft verklaard dat hij de opdracht wilde annuleren toen hij op internet informatie over verdachte aantrof waaruit bleek dat hij een oplichter zou zijn. Verdachte heeft aangever vervolgens uit naam van zijn vader per e-mail op de algemene voorwaarden gewezen, waaruit zou blijken dat de opdracht niet meer geannuleerd kon worden. Aangever heeft verdachte vervolgens laten dagvaarden in een civiele procedure.
Op 1 november 2021 heeft [naam benadeelde 7] aangifte gedaan van oplichting. Zij verklaarde dat zij
in maart 2021 een oproep op Werkspot.nl had geplaatst waarop een aannemer van [naam bedrijf 1] op 31 maart 2021 reageerde. Op 4 juli 2021 deden zij vanuit hun bouwdepot bij [naam hypothekenfonds] een aanbetaling van € 12.513,33. Dit bedrag werd op het rekeningnummer van verdachte gestort. Afgesproken was dat de aannemer op 27 juli 2021 zou beginnen met de opdracht zodat de aanbouw in september kon beginnen. Verdachte deelt op 12 oktober 2021 mede dat er vertraging is ontstaan en dat hij druk bezig is met de planning. Uiteindelijk reageert verdachte geheel niet meer op berichten van aangeefster en worden haar telefoonnummers na eenmaal bellen geblokkeerd.
Op 6 januari 2022 heeft [naam benadeelde 6] namens haar en haar partner, [naam benadeelde 5] , aangifte gedaan van oplichting.21 Zij verklaarde dat zij in maart 2021 een advertentie op Werkspot.nl hebben gezet om zo een aannemer te vinden voor een verbouwing aan hun woning. [verdachte] van [naam bedrijf 1] reageerde op de advertentie en hij zou de opdracht uitvoeren. Ter bate hiervan werd op 12 april 2021 een aanbetaling, groot € 9.219,00, overgemaakt op de bankrekening van verdachte ( [nummer 1] ). Verdachte is nimmer met de werkzaamheden gestart en vanaf 9 december 2021 reageerde hij niet meer op berichten.
Op 25 januari 2022 heeft [naam benadeelde 8] gedaan van oplichting. Hij verklaarde dat hij een klus had aangemeld via Werkspot.nl op 20 maart 2021. [naam bedrijf 1] reageerde op de advertentie. Verdachte begon in april 2021 met grondwerkzaamheden en fundering. Hiertoe heeft aangever op 23 maart 2021 een aanbetaling gedaan van € 7.792,00 ten behoeve van aanschaf van materialen. Aangever verklaarde dat verdachte in de maanden april en mei nauwelijks aanwezig was in verband met privéomstandigheden. De werkzaamheden die verdachte heeft uitgevoerd zijn volgens aangever niet naar behoren gedaan, zodat aangever dit zelf heeft moeten herstellen. Verdachte heeft hierover ter terechtzitting verklaard dat hij in deze opdracht meer geld gestoken heeft dan hij heeft ontvangen en dat hij hiervoor geld vanuit andere opdrachten heeft gebruikt.
Uit het dossier blijkt dat verdachte aanbetalingen heeft ontvangen van aangevers, zoals hiervoor is aangegeven. Tevens blijkt dat verdachte in de periode maart 2021 tot en met juli 2021 regelmatig geld uit geeft bij Tommy Hilfiger, Calvin Klein, Junior Shop, Armani en
Van der Valk en neemt hij grote contante bedragen op. Uit de gegevens van de
bankrekening van verdachte blijkt dat hij na ontvangst van aanbetaling van aangever [naam benadeelde 2] ditzelfde bedrag overmaakte naar de spaarrekeningen van zijn kinderen [naam 1] en [naam 2] . In de dagen hierna stort verdachte kleinere porties geld terug naar zijn betaalrekening. Bovendien stort verdachte in de periode van 11 september 2021 tot en met 5 oktober 2021 een totaalbedrag van € 31.560 euro naar zijn Belgische bankrekening ( [nummer 2] ). In de auto van verdachte zijn documenten aangetroffen betreffende een boekingsbevestiging van een hotelkamer van € 1.163,10 daterend van 26 juli 2021 en kwitantiebonnen van aankopen in Frankrijk (Disneyland Parijs) daterend van 5 november 2021 en 6 november 2021.
Ten aanzien van het onder 2(het hof begrijpt: 2 primair)
tenlastegelegde
Op 11 januari 2022 heeft [naam benadeelde 9] aangifte gegaan van oplichting. Zij verklaarde dat zij via Werkspot.nl in contact is gekomen met [bedrijf] en dat ‘ [bedrijf] ’ als een betrouwbare aannemer overkwam mede gelet op het gebrek aan negatieve referenties. Verdachte heeft verklaard dat hij alleen naar de opdracht toe ging en 2 of 3 keer bij aangeefster thuis is geweest. Aangeefster heeft op 27 april 2021 een aanbetaling gedaan van € 11.600,00.13 Aangeefster verklaarde dat verdachte niet reageerde op haar telefoontjes en e-mails.
Op 4 april 2022 heeft [naam benadeelde 10] aangifte gedaan van oplichting. Hij verklaarde dat hij in contact is gekomen met [bedrijf] via Werkspot.nl. Beide partijen kwamen overeen dat verdachte het dak zou isoleren en twee dakkapellen zou plaatsen. Hiertoe heeft aangever op 25 augustus 2021 een aanbetaling gedaan van € 20.889,44 naar het bankrekeningnummer van verdachte. Aangever verklaarde dat verdachte zich voorstelde als [naam 3] en dat hij nooit werkzaamheden heeft uitgevoerd.
Op 12 januari 2022 deed [naam benadeelde 11] aangifte van oplichting. Hij verklaarde dat hij een opdracht op Werkspot.nl had geplaatst voor een renovatie van zijn dak om zo een lekkage te verhelpen. [bedrijf] reageerde op de klus kort na 28 februari 2021.
Aangever deed een aanbetaling van € 4.694,80 op 23 maart 2021. Er werden dakpannen geleverd, en tussen 22 juni 2021 en 5 juli 2022 vonden werkzaamheden plaats. Aangever heeft verklaard dat hij ervan uitging dat verdachte [naam 3] heette aangezien hij steeds contact had met iemand die de naam [naam 3] gebruikte. Pas later kwam aangever erachter dat zijn daadwerkelijk naam [verdachte] is. Verdachte heeft bekend dat hij in het e-mailverkeer gebruikmaakte van de naam [naam 3] . Na een klacht heeft verdachte nogmaals werkzaamheden verricht en daarna heeft aangever het restant bedrag voldaan, groot € 7.042,20.40. Gebleken is dat er kort na de werkzaamheden op drie nieuwe plaatsen in het dak lekkage was ontstaan. Op de klacht die hierop volgde heeft verdachte nooit gereageerd.
Op 12 januari 2022 deed [naam benadeelde 12] aangifte van oplichting. Zij verklaarde dat zij in februari 2021 een klus op Werkspot.nl zette, namelijk de renovatie van het dak van haar schuur. Op deze klus reageerde [bedrijf] , van [bedrijf] . De factuur van € 4.506,04 voldeed aangeefster op het rekeningnummer [nummer 1] . Op 20 maart 2021 reageerde [bedrijf] op een bericht van aangeefster dat een van de boeiplanken van het dak was gevallen, dat hij niet kon komen vanwege het feit dat zijn vrouw moest bevallen. Hij sprak af dat hij op 10 en 11 mei 2021 zou langskomen. Na 9 april 2021 kreeg aangeefster geen contact meer met [bedrijf] . Aangeefster kwam er later achter
dat ze te maken had met verdachte [verdachte] in plaats van met [bedrijf] .
Op 27 oktober 2021 heeft [naam benadeelde 13] aangifte gedaan van oplichting. Zij verklaarde dat zij op 15 februari 2021 een advertentie heeft geplaatst op Werkspot.nl om zo een aannemer te vinden voor het verbouwen van haar woning. [bedrijf] zou de opdracht uitvoeren. Aangeefster verklaarde dat zij de aannemer steeds [naam 3] noemde en dat hij haar hierop niet heeft gecorrigeerd. Op 25 juni 2021 deed aangeefster een eerste aanbetaling van € 27.037,93. Op 24 juli 2021 deed aangeefster een tweede aanbetaling van € 19.118,00. Aangeefster verklaarde dat de omgevingsdienst op 12 augustus 2021 langskwam bij haar woning. De gemeente [pleegplaats 13] heeft de werkzaamheden stilgelegd aangezien de asbestwerkzaamheden die aannemer [naam 3] deed, niet op de juiste manier werden gedaan. Aangeefster verklaarde dat zij op 1 september 2021 een rapport kreeg van het asbestinventarisatiebedrijf waarin de naam van [naam bedrijf 1] stond vermeld en kwam zij erop die manier achter dat de naam van de aannemer [verdachte] was.
Op 25 januari 2022 deed [naam benadeelde 14] aangifte van oplichting. Hij verklaarde dat
hij in februari 2021 een advertentie op Werkspot.nl plaatste om zo verschillende klussen aan
zijn woning te laten uitvoeren. [bedrijf] reageerde op deze advertentie,
waarna er een offerte werd opgemaakt en werd overeengekomen dat het bedrijf een eerste
opdracht zou uitvoeren. Aangever deed op een aanbetaling van € 3.272,00 naar het rekeningnummer van [bedrijf] , dat bleek het bankrekeningnummer van [verdachte] te zijn. Na 9 april 2021 werd er niet meer gereageerd op berichten.
Ter terechtzitting in hoger beroep van 17 januari 2024 heeft de verdediging desgevraagd medegedeeld dat bovenstaande feitenvaststellingen van de rechtbank kloppen. Het hof ziet op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting geen aanleiding om daarvan af te wijken en maakt deze feitenvaststellingen tot de zijne.
Juridisch kader
Het hof stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van oplichting is vereist dat de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling in het leven heeft willen roepen teneinde daarvan misbruik te maken.
Daartoe moet de verdachte een of meer van de in artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) bedoelde oplichtingsmiddelen hebben gebruikt, door welk gebruik die ander is bewogen tot de afgifte van een goed, het verlenen van een dienst, het beschikbaar stellen van gegevens, het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld.
Het antwoord op de vraag of in een concreet geval het slachtoffer door een oplichtingsmiddel dat door de verdachte is gebruikt, is bewogen tot een van voornoemde handelingen, is in sterke mate afhankelijk van de omstandigheden van het geval. In algemene zin kunnen tot die omstandigheden behoren enerzijds de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid het beoogde slachtoffer aanleiding had moeten geven die onjuiste voorstelling van zaken te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen, en anderzijds de persoonlijkheid van het slachtoffer, waarbij onder meer de leeftijd en de verstandelijke vermogens van het slachtoffer een rol kunnen spelen. Bij een samenweefsel van verdichtsels behoren tot die omstandigheden onder meer de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de (geheel of gedeeltelijk) leugenachtige mededelingen in hun onderlinge samenhang.
Het gebruik van oplichtingsmiddelen
Het hof is op grond van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden van oordeel dat verdachte een valse hoedanigheid heeft aangenomen, te weten die van een bonafide en vakbekwame aannemer onder de naam [naam bedrijf 1] (feit 1) en onder de naam [bedrijf] (feit 2 primair) die de door de aangevers gevraagde bouwwerkzaamheden naar hun wensen en genoegen kon verrichten en wilde uitvoeren. Verdachte heeft hiermee, door zich op die manier te presenteren op Werkspot.nl en zijn toezeggingen om de bouwwerkzaamheden uit te voeren, het vertrouwen van aangevers gewonnen om de werkzaamheden door verdachte te laten uitvoeren en aanbetalingen van hen ontvangen. Dat vertrouwen heeft verdachte laten voortduren door afspraken te maken over het moment waarop hij met de uit te voeren bouwwerkzaamheden kon starten. Door bij aangever [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 8] (feit 1) [naam benadeelde 11] , [naam benadeelde 12] en [naam benadeelde 13] (feit 2 primair) wel enige werkzaamheden uit te voeren, heeft verdachte de verwachting bij hen gewekt dat het reeds aanbetaalde geld goed werd besteed. Daarmee heeft verdachte de valse hoedanigheid van betrouwbare aannemer aangenomen en/of bestendigd.
Naar het oordeel van het hof heeft verdachte in de zaken met betrekking tot aangevers
[naam benadeelde 2] , [naam benadeelde 4] , [naam benadeelde 1] , [naam benadeelde 6] , [naam benadeelde 7] , en [naam benadeelde 8] (feit 1) en [naam benadeelde 10] , [naam benadeelde 9] , [naam benadeelde 12] en [naam benadeelde 14] (feit 2 primair) het vertrouwen gewekt dat hij de werkzaamheden zou kunnen en willen uitvoeren. Dit vertrouwen heeft verdachte laten voortduren door de start van de opdrachten een- of meermaals uit te stellen en daarbij als reden de omstandigheid van het wereldwijde tekort aan bouwmaterialen te gebruiken. Ook heeft verdachte het argument gebruikt dat zijn vrouw moest bevallen, dat de bouwvakantie gaande was, dat er een aardbevingsscheur was aangetroffen en dat hij met andere opdrachten bezig was die uitliepen. Verdachte heeft deze argumenten niet onderbouwd en de juistheid van deze argumenten is ook overigens niet gebleken. Voorts is het gelet op het patroon dat verdachte heeft laten zien en door uiteindelijk niet meer te reageren op berichten van aangevers, niet aannemelijk geworden dat genoemde redenen de werkelijke oorzaken waren om de werkzaamheden niet uit te voeren. De stelling van de verdediging dat verdachte de werkzaamheden steeds uitstelde vanwege liquiditeitsproblemen acht het hof niet geloofwaardig. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat verdachte zich op het standpunt heeft gesteld dat hij schulden had in de periode dat hij de aanbetalingen heeft ontvangen. Het hof constateert echter dat verdachte in diezelfde periode grote privé aankopen heeft gedaan, dure hotelovernachtingen heeft gereserveerd en met zijn gezin naar Disneyland Parijs is gegaan. Dergelijke uitgaven passen naar het oordeel van het hof niet bij de stelling van verdachte dat hij schulden had en daardoor niet met de aangenomen opdrachten kon starten. De verdediging heeft voorts gesteld dat verdachte de ontvangen aanbetalingen heeft gebruikt voor de aanschaf van bouwmaterialen. Die stelling is naar het oordeel van het hof onvoldoende onderbouwd. Hoewel verdachte blijkens ter terechtzitting overgelegde bonnetjes enkele aankopen heeft gedaan bij verschillende bouwmarkten, corresponderen die uitgaven bij lange na niet met de redelijkerwijs te verwachten uitgaven bij het aantal opdrachten dat verdachte heeft aangenomen. De uitgaven bij bouwmarkten die wel zijn aangetoond, zijn niet dusdanig groot dat deze de omvang van de aanbetalingen omvatten. Uit het procesdossier blijkt dat verdachte de inkomsten die hij vanuit de aanbetalingen heeft ontvangen niet heeft gebruikt voor de doeleinden waarvoor zij waren bestemd.
Het hof is gelet op voorgaande van oordeel dat er sprake is van een samenweefsel van
verdichtsels nu verdachte meerdere (geheel of gedeeltelijk) leugenachtige mededelingen
heeft gedaan om zo de overeenkomst met aangevers tot stand te laten komen dan wel in
stand te houden en aanbetalingen te ontvangen. Het hof weegt hierbij ook mee dat vaststaat dat verdachte in zeer korte tijd (uit de aangiftes blijkt dat het gaat om de periode februari 2021 tot en met april 2021) een groot aantal, soms ook omvangrijke, opdrachten aannam. Het is op geen enkele manier aannemelijk geworden dat en hoe verdachte in staat was uitvoering te geven aan al deze aannemingsovereenkomsten. Ter zitting is verdachte geconfronteerd met het feit dat hij op internet adverteerde met “ [naam bedrijf 1] is een bouw- en aannemersbedrijf dat al 11 jaar lang aan de weg timmert”. Verdachte verklaarde daarover dat hij weliswaar zelf niet die aangeprezen ervaring had, maar dat gedoeld werd op de ervaring van zijn onderaannemers. Uiteindelijk kon verdachte daarover niet meer verklaren dan dat hij daarmee drie zzp-ers bedoelt waar hij mee samenwerkte. Hoe verdachte bij die stand van zaken alle aangenomen werk had kunnen verrichten, blijft volstrekt onduidelijk. Dit bevestigt het hof in zijn oordeel dat verdachte telkens de valse hoedanigheid van bonafide aannemer aannam.
Op grond van het bovenstaande is het hof dan ook van oordeel dat de verdachte ten
aanzien van de hiervoor genoemde aangevers door een samenweefsel van verdichtsels en het aannemen van een valse hoedanigheid bij aangevers bewust een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft geroepen met als doel en gevolg dat deze zijn bewogen tot de afgifte van (meerdere) geldbedragen.
Verdachte heeft in het contact met aangevers meermalen de naam [naam 3] gebruikt en ook eenmaal de naam van zijn vader. Het hof ziet dit als onderdeel van de onjuiste voorstelling van zaken die verdachte heeft gecreëerd rond zijn hoedanigheid van vakbekwaam aannemer waardoor aangevers veronderstelden een overeenkomst met een betrouwbare partner te hebben gesloten. Het hof acht daarom, anders dan de rechtbank, niet bewezen dat de aangevers zijn bewogen tot afgifte van geldbedragen ten gevolge van het gebruik van een valse naam door verdachte.
Het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling
Het hof stelt vast dat de aangiftes van oplichting telkens inhouden dat een of meerdere bouwklussen via Werkspot.nl aan de aangevers werden aangeboden om zo een aannemer te vinden om de klussen uit te voeren. Verdachte heeft zich op die website als vakkundig en bonafide aannemer met de nodige relevante werkervaring gepresenteerd. Verdachte heeft de opdrachten aangenomen en een offerte gestuurd, waarna aangevers een aanbetaling hebben gedaan voor de aanschaf van (bouw)materialen. In enkele gevallen is op verzoek van verdachte een tweede aanbetaling gedaan. Echter, (deugdelijke) werkzaamheden zijn uitgebleven en verdachte heeft de start/voortgang steeds om wisselende redenen uitgesteld en heeft op den duur niet meer op de berichten van aangevers gereageerd.
Verdachte heeft in een relatief kort tijdsbestek (van 9 februari 2021 tot en met april 2021) veel en vrij omvangrijke opdrachten aangenomen, zonder te beschikken over de specifieke vakbekwaamheid en ervaring die nodig is om dergelijke opdrachten uit te voeren. In een aantal maanden tijd heeft verdachte immers twaalf opdrachten aangenomen die hij gelet op het tijdsbestek en de omvang van de opdrachten nooit binnen de gestelde termijnen zou hebben kunnen uitvoeren, terwijl hij zich dat ook terdege moet hebben gerealiseerd gezien het geringe aantal onderaannemers waarmee hij werkte.
Het hof overweegt daarnaast dat verdachte, kort nadat hij aanbetalingen op zijn bankrekening heeft ontvangen, de bedragen heeft overgemaakt naar de spaarrekeningen van zijn twee dochters om vervolgens de bedragen in kleinere etappes terug te boeken naar zijn betaalrekening. Verdachte heeft hier zelf over verklaard dat hij deze geldbedragen uit het zicht wilde houden van deurwaarders. Naar het oordeel van het hof past dit bij de intentie van verdachte om als heer en meester over deze geldbedragen te beschikken.
Het hof is op grond van het voorgaande, in onderling verband en in samenhang bezien, van oordeel dat verdachte het oogmerk heeft gehad zichzelf wederrechtelijk te bevoordelen en dat hij daarmee ook de intentie heeft gehad de aangevers op te lichten. De hiervoor beschreven gang van zaken laat zich niet verklaren door (uitsluitend) slecht ondernemerschap. Verdachte heeft immers bij een groot aantal aangevers keer op keer dezelfde werkwijze gehanteerd en de aangevers telkens tekortgedaan achtergelaten. Dit effect kan verdachte niet zijn ontgaan omdat veel aangevers meermalen (schriftelijk) hebben gevraagd wanneer de werkzaamheden zouden starten of afgemaakt zouden worden. Verdachte is daar desondanks mee door blijven gaan en heeft berichten van aangevers genegeerd. Daaruit leidt het hof af dat verdachte zijn doel om geld te innen zonder tegenprestatie welbewust heeft nagestreefd. Met zijn handelwijze heeft hij bedrieglijk gebruik gemaakt van het reguliere verwachtingspatroon bij het aangaan van een overeenkomst, op basis waarvan de betrokken gedupeerden (een deel van) de aanneemsom hebben voldaan in de verwachting dat verdachte de overeengekomen tegenprestatie zou verrichten.
Het hof acht, gelet op het voorgaande, het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Medeplegen
Het hof is, evenals de rechtbank, van oordeel dat het dossier onvoldoende aanwijzingen bevat voor het oordeel dat verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde tezamen en in vereniging met een of meer anderen heeft gepleegd. Het hof zal verdachte daarom vrijspreken van het medeplegen van deze feiten.
Met betrekking tot het onder 3 tenlastegelegde
Het hof stelt op grond van het dossier het volgende vast. Verdachte heeft op 16 november 2020 een aanvraag vergoeding schade door mijnbouw ingediend bij [naam benadeelde 15] ( [naam benadeelde 15] ) om zo de aardbevingsschade aan het perceel [adres 1] te [pleegplaats 15] vergoed te krijgen. In deze aanvraag heeft verdachte, zich voorwendend als zijnde de eigenaar, zijn eigen personalia en bankgegevens ( [nummer 1] ) vermeld. Op 1 januari 2021 heeft verdachte, nadat [naam benadeelde 15] verdachte niet als eigenaar erkende, een machtigingsformulier ingevuld met zijn gegevens en de gegevens van de eigenaar van het perceel te [adres 1] te [pleegplaats 15] en dit machtigingsformulier aan het [naam benadeelde 15] verzonden. Verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij het voorgaande met toestemming van de verhuurder [naam verhuurder] heeft gedaan om zo de kosten die hij had gemaakt voor de renovatie van het pand te verrekenen. [naam verhuurder] heeft verklaard dat hij geen toestemming heeft gegeven om de aanvraag in te dienen. Uit het interview tussen [naam benadeelde 15] en [naam eigenaar pand] , de eigenaar van het pand, volgt dat laatstgenoemde geen weet had van de aanvraag vergoeding schade door mijnbouw voor het perceel en verdachte nooit heeft gemachtigd om een dergelijke aanvraag in te dienen. Ook heeft [naam eigenaar pand] verklaard dat de handtekening op de machtiging is vervalst.
[naam eigenaar pand] is bij de raadsheer-commissaris als getuige gehoord en heeft desgevraagd op specifieke punten uitgelegd waarom hij van oordeel is dat de handtekening op het machtigingsformulier is vervalst. Hem is het machtigingsformulier getoond met daarop ingevuld zijn naam, de datum en een handtekening (pagina 891 van het dossier). Daarop heeft hij gemotiveerd verklaard dat hij zijn handschrift op dat formulier niet herkent, met name vanwege de wijze waarop de letter n en het cijfer 2 zijn geschreven. Vervolgens is hem een ander document (pagina 939 van het dossier) getoond waarop eveneens zijn naam en een datum staan vermeld, en waarop hij zijn eigen handschrift wel herkent. Deze verklaring maakt op het hof een logische en geloofwaardige indruk. Het hof ziet daarom, anders dan de raadsman heeft bepleit, geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaringen van [naam eigenaar pand] te twijfelen Hieruit concludeert het hof dat verdachte een machtigingsformulier vals heeft ondertekend en daarmee heeft geprobeerd schadevergoeding voor aardbevingsschade aan te vragen.
Het hof acht, gelet op het voorgaande, het onder 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 primair, 3 en 4 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 20 februari 2021 tot en 13 januari 2022 in Nederland, meermalen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels,
- [naam benadeelde 2] en [naam benadeelde 3] en
- [naam benadeelde 4] en
- [naam benadeelde 1] en
- [naam benadeelde 6] en [naam benadeelde 5] en
- [naam benadeelde 7]
- [naam benadeelde 8]
heeft bewogen tot de afgifte van enig geldbedrag, te weten een geldbedrag van in totaal ongeveer 138.680,53 euro, onverdeeld in
- een geldbedrag van 85.369,- euro, [naam benadeelde 2] en [naam benadeelde 3] en
- een geldbedrag van 13.011,20 euro, [naam benadeelde 4] en
- een geldbedrag van 10.776,- euro, [naam benadeelde 1] en
- een geldbedrag van 9.219,- euro, [naam benadeelde 6] en [naam benadeelde 5] en
- een geldbedrag van 12.513,33 euro, [naam benadeelde 7] en
- een geldbedrag van 7.792,- euro, [naam benadeelde 8] ,
doordat verdachte telkens met voornoemd oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- via de website werkspot.nl in contact is gekomen met [naam benadeelde 2] , [naam benadeelde 3] , [naam benadeelde 4] , [naam benadeelde 1] , [naam benadeelde 6] , [naam benadeelde 5] , [naam benadeelde 7] en [naam benadeelde 8] in verband met verbouwingswerkzaamheden en/of aanbouw van een garage en/of bijkeuken en
- zich ten overstaan van die [naam benadeelde 2] , [naam benadeelde 3] , [naam benadeelde 4] , [naam benadeelde 1] , [naam benadeelde 6] , [naam benadeelde 5] , [naam benadeelde 7] en [naam benadeelde 8] voor te doen als bonafide aannemer en/of werknemer en/of eigenaar van een bonafide bouw- en/of onderhoudsbedrijf [naam bedrijf 1] en
- in die hoedanigheid ten overstaande van die [naam benadeelde 2] , [naam benadeelde 3] , [naam benadeelde 4] , [naam benadeelde 1] , [naam benadeelde 6] , [naam benadeelde 5] , [naam benadeelde 7] en [naam benadeelde 8] heeft gezegd/medegedeeld dat hij de benodigde werkzaamheden wel zou kunnen/willen verrichten en
- die [naam benadeelde 2] , [naam benadeelde 3] , [naam benadeelde 4] , [naam benadeelde 1] , [naam benadeelde 6] , [naam benadeelde 5] , [naam benadeelde 7] en [naam benadeelde 8] een aanbetaling/vooruitbetaling/voorschot heeft gevraagd/geëist en ontvangen voor materiaalkosten en/of nog uit te voeren werkzaamheden voor een bedrag van respectievelijk 85.369 euro, 13.011,20 euro, 10.776 euro, 9.219 euro, 12.513,33 euro en 7.792,- euro, en/of
- na deze aanbetaling/vooruitbetaling en/of dit ontvangen voorschot de overeengekomen werkzaamheden en/of levering van goederen en/of diensten niet heeft verricht en/of niet afgemaakt onder vermelding van telkens wisselende en/of leugenachtige redenen en/of (daarbij) (onder vermelding van (telkens) wisselende en/of leugenachtige redenen) de start van de verbouwing/werkzaamheden meerdere malen heeft uitgesteld en/of verschoven;
2. primair
hij in de periode van 9 februari 2021 tot en met 9 september 2021 in Nederland, meermalen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels,
- [naam benadeelde 9] en
- [naam benadeelde 10] en
- [naam benadeelde 11] en
- [naam benadeelde 12] en
- [naam benadeelde 13] en
- [naam benadeelde 14]
heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van (in totaal) 98.120,80 euro, onderverdeeld in
- een geldbedrag van 11.600,- euro, [naam benadeelde 9] en
- een geldbedrag van 20.889,44 euro, [naam benadeelde 10] en
- een geldbedrag van 11.697,07 euro, [naam benadeelde 11] en
- een geldbedrag van 4.506,04 euro, [naam benadeelde 12] en
- een geldbedrag van 46.155,93 euro, [naam benadeelde 13] en
- een geldbedrag van 3.272,32,- euro, [naam benadeelde 14] ,
doordat verdachte telkens met voornoemd oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- via de website werkspot.nl in contact is gekomen met die [naam benadeelde 9] en [naam benadeelde 10] en/of [naam benadeelde 11] en [naam benadeelde 12] en [naam benadeelde 13] en [naam benadeelde 14]
- zich ten overstaan van die [naam benadeelde 9] en [naam benadeelde 10] en [naam benadeelde 11] en [naam benadeelde 12] en [naam benadeelde 13] en [naam benadeelde 14] voor te doen als bonafide aannemer en/of werknemer en/of eigenaar van een bonafide bouw- en/of onderhoudsbedrijf genaamd [bedrijf] en
- in die hoedanigheid ten overstaande van die [naam benadeelde 9] en [naam benadeelde 10] en [naam benadeelde 11] en [naam benadeelde 12] en [naam benadeelde 13] en [naam benadeelde 14] heeft gezegd/medegedeeld dat hij de benodigde werkzaamheden wel zou kunnen/willen verrichten en
- vervolgens die [naam benadeelde 9] en [naam benadeelde 10] en [naam benadeelde 11] en [naam benadeelde 12] en [naam benadeelde 13] en [naam benadeelde 14] een aanbetaling/vooruitbetaling/voorschot heeft gevraagd/geëist en ontvangen voor materiaalkosten en nog uit te voeren werkzaamheden voor een bedrag van respectievelijk 11.600,- euro, 20.889,44 euro, 11.697,07 euro, 4.506,04 euro, 46.155,93 euro en 3.272,32 euro, en/of
- na deze aanbetaling/vooruitbetaling/dit ontvangen voorschot de overeengekomen werkzaamheden en/of levering van goederen en/of diensten niet heeft verricht en/of niet afgemaakt onder vermelding van telkens wisselende en/of leugenachtige redenen en/of (daarbij) (onder vermelding van (telkens) wisselende en/of leugenachtige redenen) de start van de verbouwing/werkzaamheden meerdere malen uitgesteld en/of verschoven;
3.
hij in de periode vanaf 16 november 2020 tot en met 16 februari 2022 te [pleegplaats 15] een machtigingsformulier, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte in strijd met de waarheid:
- een aanvraag voor een vergoeding van aardbevingsschade en een aanvraag vergoeding bijkomende kosten gedaan en
- daarbij zijn, verdachtes, gegevens (bankrekeningnummer [nummer 1] ) vermeld en
- het machtigingsformulier valselijk ondertekend en de handtekening van de rechtmatige eigenaar van het perceel [adres 1] te [pleegplaats 15] valselijk nagemaakt,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken;
4. subsidiair
hij op 11 april 2021, respectievelijk 4 juli 2021 en 29 september 2021 te [pleegplaats 15] ,
telkens opzettelijk meerdere bij de belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de
Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten meerdere aangiften voor de omzetbelasting
ten name van [naam bedrijf 2] over:
- het eerste kwartaal 2021
- het tweede kwartaal 2021
- het derde kwartaal 2021
onjuist en onvolledig heeft gedaan door in die ingeleverde aangiften voor de omzetbelasting een onjuist bedrag aan voorbelasting, omzet en te betalen belasting aan te geven en/of vermelden, terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde levert op:
telkens oplichting, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
valsheid in geschrift.
Het onder 4 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting van zes slachtoffers in de periode 20 februari 2021 tot en met 13 januari 2022 en aan oplichting van nog eens zes slachtoffers in de periode 9 februari 2021 tot en met 9 september 2021. Verdachte is met deze twaalf slachtoffers via Werkspot.nl in contact gekomen en is vervolgens met hen een overeenkomst aangegaan om bouwwerkzaamheden uit te voeren. Verdachte heeft bij de slachtoffers het vertrouwen gewekt dat hij de te verrichten bouwwerkzaamheden kon en wilde uitvoeren. In dit vertrouwen hebben de slachtoffers aanbetalingen gedaan van duizenden euro’s in de veronderstelling dat zij een goede investering deden. In het handelsverkeer moet men erop kunnen vertrouwen dat iemand die zich aanbiedt als aannemer daarvoor ook gekwalificeerd is en kundig is. Dat vertrouwen heeft verdachte in ernstige mate beschaamd. Hij heeft daarbij uitsluitend zijn eigen persoonlijke financiële gewin voor ogen gehad en de (financiële) belangen van aangevers op grove wijze veronachtzaamd. Dat verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij in 2021 een erfdeel van € 350.000,- euro heeft ontvangen, maar daarvan niets heeft aangewend om de benadeelden schadeloos te stellen, maakt het voor hen uitzonderlijk wrang.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift door met behulp van een valselijk opgemaakt machtigingsformulier namens de eigenaar van een woning te [pleegplaats 15] een aanvraag te doen voor vergoeding van ontstane aardbevingsschade.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk doen van onjuiste/onvolledige aangiften van omzetbelasting waardoor te weinig belasting werd geheven. Verdachte heeft gedurende meerdere kwartalen telkens opnieuw ervoor gekozen geen of een te laag bedrag aan verschuldigde omzetbelasting op te geven, terwijl een goede werking van het systeem voor de heffing van omzetbelasting afhankelijk is van de betrouwbaarheid, juistheid en volledigheid van de aangiften. Indien aangiften worden gedaan waarop een onjuist bedrag aan te betalen omzetbelasting staat vermeld, wordt het systeem van de heffing van omzetbelasting ondergraven. Bij de heffing van belastingen dient de rijksbelastingdienst erop te kunnen vertrouwen dat de aangifte duidelijk, volledig en zonder voorbehoud geschiedt. Verdachte heeft ook hier het in hem gestelde vertrouwen op grove wijze misbruikt en van dit stelsel geprofiteerd.
De rechtbank heeft verdachte eerder voor dezelfde feiten veroordeeld en heeft verdachte daarvoor een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest opgelegd. In haar motivering heeft de rechtbank daartoe kortgezegd overwogen dat – naast valsheid in geschrift en belastingfraude - sprake is van een 12-voudige oplichting met twaalf slachtoffers, dat volgens het reclasseringsrapport van 30 maart 2022 sprake is van een delictspatroon, dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten en dat hij ten tijde van de onderhavige feiten in een proeftijd liep.
Het hof stelt op grond van een recent uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 11 december 2023 vast dat verdachte inderdaad eerder onherroepelijk voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Naast voornoemd reclasseringsrapport, heeft het hof gelet op een reclasseringsrapport van 28 juni 2023, waarin de reclassering onder meer vermeldt weinig vat op verdachte te krijgen en dat sprake is van ‘voortdurende mist’, omdat veel van wat verdachte zegt niet verifieerbaar en/of onjuist blijkt te zijn. Het recidiverisico wordt in dit rapport als gemiddeld ingeschat, dat is lager dan de inschatting in het rapport van 2022. In een reclasseringsrapport van 12 januari 2024 wordt geadviseerd verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden die momenteel aan de schorsing van de voorlopige hechtenis zijn verbonden.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden heeft gemotiveerd dat en waarom op grond van de aard en ernst van de feiten, en gelet op de persoon van verdachte, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden gerechtvaardigd is. Het hof zal zich met oplegging van die straf dan ook verenigen, maar ziet in het navolgende aanleiding om daarvan een gedeelte van 12 maanden voorwaardelijk op te leggen.
Verdachte heeft in afwachting van de behandeling van zijn strafzaak in eerste aanleg en in hoger beroep geruime tijd in voorlopige hechtenis doorgebracht. Op 27 december 2023 heeft de raadkamer van het hof de schorsing van de voorlopige hechtenis onder bijzondere voorwaarden bevolen per 2 januari 2024. Dit is de datum waarop verdachte voorwaardelijk in vrijheid zou zijn gesteld (fictief) indien hij de in eerste aanleg opgelegde gevangenisstraf van 36 maanden had ondergaan. In het licht daarvan acht het hof het niet opportuun om verdachte een straf op te leggen waarbij hij feitelijk opnieuw in detentie zou komen te verkeren, zoals door de advocaat-generaal is gevorderd. Daarnaast acht het hof het van belang dat de kans op recidive middels het stellen van bijzondere voorwaarden zoveel mogelijk wordt ingeperkt.
Alles afwegende acht het hof daarom oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden. Het hof zal aan het voorwaardelijk deel van de straf de voorwaarden verbinden die reeds in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis zijn gesteld.

Vorderingen van de benadeelde partijen

Algemeen
Namens verdachte is betoogd dat (enkele van) de vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding vormen, omdat er in voorkomende gevallen door verdachte materiaal is aangeschaft en wel (enig) werk is geleverd en dat er dus minder schade zou zijn.
Het hof stelt vast dat de directe schade van de benadeelden bestaat uit de door als gevolg van door verdachte gepleegde oplichting betaalde voorschotten/aanbetalingen.
Met de stelling dat er ook kosten voor de aanschaf van materiaal zijn gemaakt en dat er werk is opgeleverd, doet de verdediging kennelijk een beroep op art. 6:100 BW. Indien een gebeurtenis naast schade ook voordeel heeft opgeleverd, kan dat worden verrekend voor zover dat redelijk is. Het hof is echter van oordeel dat de verdediging – op wie de stelplicht en de bewijslast ten aanzien van dat voordeel rust – onvoldoende heeft onderbouwd waaruit dat voordeel zou hebben bestaan en als dat er al zou zijn waarom het dan redelijk is dat voordeel te verrekenen. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting veeleer is gebleken dat de verrichte werkzaamheden ondeugdelijk zijn uitgevoerd en dat deze voor de betrokkenen aanvullende kosten voor benodigde herstelwerkzaamheden met zich hebben gebracht. Dit verweer wordt dan ook (telkens) verworpen.
Met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde

Vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 11.651,-. Daarnaast heeft de benadeelde partij € 153,58 aan proceskosten gevorderd. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Het hof zal de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] niet-ontvankelijk
verklaren nu is gebleken dat verdachte reeds bij vonnis van de civiele rechter wegens
tekortkoming in de nakoming van hun verbintenis is veroordeeld tot betaling van deze
vordering.
Om te bevorderen dat de geleden schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof wel de maatregel van artikel 36f Sr opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 7]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 12.513,33. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f Sr opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 5]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 9.219,-. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f Sr opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 4]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 13.011,20. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f Sr opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 8]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding tot een nader te bepalen bedrag ter vergoeding van materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen en de hoogte van de schade is door de rechtbank geschat op een bedrag van € 7.792,-.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen. Het hof zal de hoogte van de schade overeenkomstig de rechtbank schatten op een bedrag van € 7.792,-, zijnde het bedrag dat door de benadeelde partij is overgemaakt aan verdachte.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f Sr opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vorderingen van de benadeelde partijen [naam benadeelde 2] en [naam benadeelde 3]

De benadeelde partij [naam benadeelde 2] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 85.369,-. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Daarnaast heeft de benadeelde partij [naam benadeelde 3] zich afzonderlijk in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ten aanzien van hetzelfde bedrag.
Het hof constateert dat beide vorderingen in hoger beroep opnieuw aan de orde zijn en dat die op dezelfde schade betrekking hebben. Het hof zal deze vorderingen gezamenlijk behandelen en de benadeelde partijen aanduiden als [naam benadeelde 2]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij [naam benadeelde 2] als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f Sr opleggen op de hierna te noemen wijze.
Met betrekking tot het onder 2 primair tenlastegelegde

Vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 13]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 46.155,93. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f Sr opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vorderingen van de benadeelde partij [naam benadeelde 14]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met twee vorderingen tot schadevergoeding. Deze bedragen € 85.000,00 respectievelijk € 3.272,32. De benadeelde partij is in het vonnis niet-ontvankelijk verklaard in de vordering van
€ 85.000,- en de vordering van € 3.272,32 is toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vorderingen. Het hof zal deze vorderingen gezamenlijk beschouwen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 3.273,32, zijnde het bedrag dat door de benadeelde partij is overgemaakt aan verdachte. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Het hof zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering gelet op het navolgende.
Het hof is van oordeel dat de gevorderde schade in verband met loonderving, huurinkomstenderving en de stijging van materiaalkosten onvoldoende zijn onderbouwd. Het zou het strafgeding onevenredig belasten hier verder onderzoek naar te doen, zodat de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
De benadeelde partij heeft daarnaast vergoeding van immateriële schade gevorderd. Indien
geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106 lid 1
van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts een vergoeding voor immateriële schade worden
toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere
wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Gevoelens van onzekerheid of machteloosheid vormen nog geen aantasting van de persoon als bedoeld in artikel 6:106 BW. Ernstige psychische schade, als hiervoor bedoeld, is door de benadeelde partij niet aangevoerd. Ook in dit deel van de vordering zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f Sr opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 10]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 23.369,15. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 11]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 15.237,-. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 11.737,-. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 11.737,- dat de benadeelde partij heeft aanbetaald aan verdachte. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft (daarnaast) vergoeding van immateriële schade gevorderd. Indien
geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106 lid 1
van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts een vergoeding voor immateriële schade worden
toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere
wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Gevoelens van onzekerheid of machteloosheid vormen nog geen aantasting van de persoon als bedoeld in artikel 6:106 BW. Ernstige psychische schade, als hiervoor bedoeld, is door de benadeelde partij niet aangevoerd. De benadeelde partij zal daarom in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f Sr opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 9]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 14.800,-. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 11.600,-. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 11.600,-. dat de benadeelde partij heeft aanbetaald aan verdachte. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Het hof is van oordeel dat de gevorderde onkosten, inkomstenderving en afsluitkosten voor een hypotheek onvoldoende zijn onderbouwd. De benadeelde partij zal daarom in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f Sr opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 12]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.021,04. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 4.506,-. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 4.506,04 dat de benadeelde partij heeft aanbetaald aan verdachte. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Het hof is van oordeel dat de gevorderde kosten voor windveren onvoldoende zijn onderbouwd. Ook staat niet vast dat het aangeefster is die de schade heeft geleden. De benadeelde partij zal daarom in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f Sr opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 15]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 17.298,06. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f Sr opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Noord-Nederland van 21 januari 2020 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand, parketnummer
08-243183-18. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden bevolen.
Op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde ter terechtzitting is gebleken, is het hof van oordeel dat het in het belang van resocialisatie van verdachte niet aangewezen is om verdachte opnieuw zijn vrijheid te ontnemen. Daarom zal het hof in plaats van een bevel tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf van na te melden duur bevelen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 primair, 3 en 4 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 primair, 3 en 4 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
  • dat verdachte zich meldt na uitnodiging bij de reclassering op de door hen aangegeven tijdstip en locaties, en zich blijft melden zo vaak, zolang en waar de reclassering dat nodig vindt;
  • dat verdachte meewerkt aan een verdiepingsonderzoek (in het noorden uitgevoerd door [naam stichting] ) en zich zo nodig laat behandelen door [GGZ-instelling] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, en zich houdt aan de huisregels en aanwijzingen van die zorgverlener;
  • dat verdachte geen eigen bedrijf start, zolang de reclassering en/of het OM dit verbod nodig acht;
  • dat verdachte meewerkt aan het vinden en behouden van legaal (on)betaald werk en/of vrijetijdsbesteding in dienst van een erkende werkgever, organisatie of stichting, met een vaste structuur, zolang de reclassering en/of het OM dit nodig acht;
  • dat verdachte meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening al dan niet in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte dient de reclassering inzicht te geven in zijn financiën en schulden.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 1]

Verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [naam benadeelde 1] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 11.651,- (elfduizend zeshonderdeenenvijftig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 17 (zeventien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op. Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 13 januari 2022.

Vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 7]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam benadeelde 7] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 12.513,33 (twaalfduizend vijfhonderddertien euro en drieëndertig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [naam benadeelde 7] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 12.513,33 (twaalfduizend vijfhonderddertien euro en drieëndertig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 18 (achttien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 13 januari 2022.

Vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 5]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam benadeelde 5] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 9.219,- (negenduizend tweehonderdnegentien euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [naam benadeelde 5] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 9.219,00 (negenduizend tweehonderdnegentien euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 13 (dertien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 13 januari 2022.

Vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 85.369,- (vijfentachtigduizend driehonderdnegenenzestig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de slachtoffers [naam benadeelde 2] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 85.369,- (vijfentachtigduizend driehonderdnegenenzestig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 121 (honderdeenentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 13 januari 2022.

Vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 4]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam benadeelde 4] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 13.011,20 (dertienduizend elf euro en twintig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [naam benadeelde 4] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 13.011,20 (dertienduizend elf euro en twintig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 19 (negentien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 13 januari 2022.

Vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 8]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam benadeelde 8] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 7.792,- (zevenduizend zevenhonderdtweeënnegentig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [naam benadeelde 8] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 7.792,00 (zevenduizend zevenhonderdtweeënnegentig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 11 (elf) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 13 januari 2022.

Vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 13]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam benadeelde 13] ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 46.155,93 (zesenveertigduizend honderdvijfenvijftig euro en drieënnegentig cent) ter zake van materiële schade.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [naam benadeelde 13] , ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 46.155,93 (zesenveertigduizend honderdvijfenvijftig euro en drieënnegentig cent) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 65 (vijfenzestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 9 september 2021.

Vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 14]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam benadeelde 14] ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 3.272,32 (drieduizend tweehonderdtweeënzeventig euro en tweeëndertig cent) ter zake van materiële schade.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [naam benadeelde 14] , ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 3.272,32 (drieduizend tweehonderdtweeënzeventig euro en tweeëndertig cent) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 4 (vier) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 9 september 2021.

Vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 10]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam benadeelde 10] ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 23.369,15 (drieëntwintigduizend driehonderdnegenenzestig euro en vijftien cent) ter zake van materiële schade.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [naam benadeelde 10] , ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 23.369,15 (drieëntwintigduizend driehonderdnegenenzestig euro en vijftien cent) als vergoeding voor materiële schade.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 33 (drieëndertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 9 september 2021.

Vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 11]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam benadeelde 11] ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 11.737,- (elfduizend zevenhonderdzevenendertig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [naam benadeelde 11] , ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 11.737,- (elfduizend zevenhonderdzevenendertig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 17 (zeventien) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 9 september 2021.

Vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 9]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam benadeelde 9] ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 11.600,- (elfduizend zeshonderd euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [naam benadeelde 9] , ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 11.600,- (elfduizend zeshonderd euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 17 (zeventien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 9 september 2021.

Vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 12]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam benadeelde 12] ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 4.506,04 (vierduizend vijfhonderdzes euro en vier cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [naam benadeelde 12] , ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 4.506,04 (vierduizend vijfhonderdzes euro en vier cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 6 (zes) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 9 september 2021.

Vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 15]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam benadeelde 15] ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 17.298,06 (zeventienduizend tweehonderdachtennegentig euro en zes cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [naam benadeelde 15] , ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 17.298,06 (zeventienduizend tweehonderdachtennegentig euro en zes cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 24 (vierentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 16 februari 2022.
De vordering tenuitvoerlegging
Beveelt in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 21 januari 2020 met parketnummer 08-243183-18, te weten een Een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 3 jaren, een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
De voorlopige hechtenis
Heft op het op 2 januari 2024 geschorste, tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. L.T. Wemes, voorzitter,
mr. E.W. van Weringh en C. Brouwer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier,
en op 31 januari 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.