ECLI:NL:GHARL:2024:7998

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
6 januari 2025
Zaaknummer
200.344.988/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezag en omgangsregeling in een complexe echtscheiding met kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van het gezag en de omgangsregeling van twee minderjarige kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2], in het kader van een complexe echtscheiding tussen de ouders. De ouders, die van 21 juni 2010 tot 12 september 2019 getrouwd waren, zijn sinds 2018 feitelijk uit elkaar en hebben sindsdien een zeer verstoorde relatie, gekenmerkt door voortdurende conflicten en onenigheid over de opvoeding van hun kinderen. Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen sinds eind augustus 2020 bij de vader verblijven, en dat de moeder niet in staat is om de rol van de vader als primaire verzorger te accepteren.

De rechtbank Overijssel had eerder besloten dat het gezamenlijk gezag van de ouders moest worden gewijzigd in eenhoofdig gezag van de vader, een beslissing die het hof heeft bekrachtigd. Het hof oordeelde dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem raken tussen de ouders, en dat wijziging van het gezag noodzakelijk is in het belang van de kinderen. Het hof heeft ook overwogen dat de ouders niet in staat zijn om op een constructieve manier met elkaar te communiceren, wat leidt tot een onveilige situatie voor de kinderen.

De moeder had in hoger beroep verzocht om haar vervangende toestemming te verlenen voor hulpverlening aan de kinderen, maar het hof heeft dit verzoek afgewezen, aangezien de vader nu alleen verantwoordelijk is voor beslissingen over de kinderen. Het hof heeft de beslissing aan de kinderen uitgelegd in een brief, waarin het belang van een stabiele en veilige omgeving voor hen werd benadrukt. De uitspraak van het hof is een bevestiging van de noodzaak om het gezag te wijzigen om de ontwikkeling van de kinderen te beschermen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.344.988/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 308709)
beschikking van 24 december 2024
in de zaak van
[verzoekster](de moeder),
die woont in [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
advocaat: mr. M. Erkens te Wateringen,
en
[verweerder](de vader),
die woont in [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
advocaat: mr. D. Beuving te Hengelo (Overijssel).
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
regio Overijssel, locatie Zwolle.

1.De procedure in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 16 mei 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.De procedure in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 16 augustus 2024;
- een brief van de raad van 27 augustus 2024, waarin de raad te kennen geeft niet bij de mondelinge behandeling aanwezig te zullen zijn;
- het verweerschrift.
2.2.
Op 14 oktober 2024 is de hierna nader te noemen [de minderjarige1] verschenen, die buiten aanwezigheid van partijen door de voorzitter is gehoord. De voorzitter heeft ter zitting een korte samenvatting van het gesprek met [de minderjarige1] gegeven.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft op 15 oktober 2024 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- een zittingsvertegenwoordiger namens de GI, die door het hof in deze procedure als informant is aangemerkt en is opgeroepen voor de mondelinge behandeling.
Ter zitting heeft mr. Erkens mede het woord gevoerd aan de hand van de door hem overgelegde pleitaantekeningen.
2.4.
Tijdens de mondelinge behandeling is gelijktijdig behandeld het hoger beroep van de moeder tegen de beschikkingen van de (kinderrechter in de) rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 22 februari 2024 (zaaknummer 308982, verlenging ondertoezichtstelling) en 7 maart 2024 (zaaknummer 307922, wijziging zorg-/omgangsregeling). In die zaken, bij het hof bekend onder zaaknummers 200.341.772/01 en 200.342.629/01, beslist het hof vandaag bij afzonderlijke beschikkingen.

3.De feiten

3.1.
De moeder en de vader zijn van 21 juni 2010 tot 12 september 2019 met elkaar getrouwd geweest. Uit dit huwelijk zijn geboren:
- [de minderjarige1] , [in] 2014;
- [de minderjarige2] , [in] 2017.
De ouders zijn in 2018 feitelijk uit elkaar gegaan.
3.2.
Sinds 17 maart 2020 is sprake van een ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . De termijn van de ondertoezichtstelling is laatstelijk bij beschikking van 22 februari 2024 verlengd tot 17 maart 2024. De moeder heeft tegen deze beschikking hoger beroep ingesteld. Het hof zal vandaag bij afzonderlijke beschikking in die zaak uitspraak doen (zaaknummer 200.341.772).
3.3.
De kinderen verblijven feitelijk sinds eind augustus 2020 bij de vader, sinds 2 september 2020 op grond van een daartoe verleende (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing. Bij beschikking van 16 april 2021 is de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader bepaald.
3.4.
Bij beschikking van 2 mei 2023 heeft dit hof een beschikking van de rechtbank van 13 september 2022 (waarbij onder meer een zorgregeling was bepaald) vernietigd en de volgende zorgregeling tussen de moeder en [de minderjarige1] en [de minderjarige2] vastgesteld:
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] verblijven eens in de twee weken een weekend bij de moeder van vrijdag uit school tot maandag naar school (heenreis moeder, terugreis vader).
3.5.
Bij beschikking van 7 maart 2024 heeft de rechtbank deze zorgregeling gewijzigd en een zorgregeling vastgesteld waarbij [de minderjarige1] en [de minderjarige2] eens in de twee weken een weekend bij de moeder zijn van vrijdag uit school tot maandag naar school. De rechtbank heeft ook een regeling vastgesteld voor de vakanties en feestdagen. De moeder heeft tegen deze beschikking hoger beroep ingesteld. Het hof zal vandaag bij afzonderlijke beschikking in die zaak uitspraak doen (zaaknummer 200.342.629).

4.De omvang van het geschil

4.1.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking van 16 mei 2024 heeft de rechtbank bepaald dat de vader voortaan alleen met het ouderlijk gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] is belast. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om [de minderjarige1] en [de minderjarige2] aan te melden bij een kindercoach/kindbehartiger naar keuze van de moeder, na consultatie van de vader, afgewezen.
4.2.
De moeder komt met twee grieven in hoger beroep van de bestreden beschikking van 16 mei 2024. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het verzoek van de vader om hem met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] te belasten af te wijzen en het verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen om [de minderjarige1] en [de minderjarige2] aan te melden bij een kindercoach/kinderbehartiger naar keuze van de moeder, na consultatie van de vader, toe te wijzen.
4.3.
De vader voert verweer en verzoekt het hof de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in het door haar ingestelde hoger beroep, dan wel haar verzoeken in hoger beroep af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

Ouderlijk gezag
5.1.
Ingevolge artikel 1:251a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed op verzoek van de ouders of van een van hen bepalen dat het gezag over een kind aan een van hen toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2.
Het hof is evenals de rechtbank van oordeel dat het verzoek van de vader om het gezamenlijk gezag van de ouders te beëindigen en hem alleen met het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] te belasten, dient te worden toegewezen. Anders dan de rechtbank baseert het hof dit oordeel niet alleen op artikel 1:251a lid 1 onder a. BW, maar ook op artikel 1:251a lid 1 onder b. BW. Het hof overweegt hiertoe als volgt.
5.3.
Al sinds het uiteengaan van de moeder en de vader in 2018 is er sprake van een zeer verstoorde verhouding tussen de ouders, die gepaard gaat met veel strijd. Ondanks de inzet van verschillende hulpverlening in de afgelopen jaren is deze strijd niet verminderd en is het de ouders niet gelukt om op een bestendige en adequate wijze invulling te geven aan hun ouderrelatie. De ouders zijn niet in staat gebleken om op een normale manier met elkaar te communiceren en/of op een constructieve wijze met elkaar te overleggen op ouderniveau. Zo lukt het hun niet om het onderling eens te worden over bijvoorbeeld de omgangs- en vakantieregeling, over de sportactiviteiten van de kinderen, over medische kwesties ten aanzien van de kinderen en over de vraag welke hulpverlening moet worden ingezet. Het hof ziet in het dossier voorbeelden van eindeloze mailwisselingen en eindeloze discussies, zonder dat dit tot een beslissing leidt. Het is niet in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] dat beslissingen uitblijven. Bovendien monden deze discussies tussen de ouders regelmatig uit in heftige ruzies. [de minderjarige1] en [de minderjarige2] zitten hierdoor klem tussen hun ouders. Voor zover de moeder heeft aangevoerd dat de vader en zij na de echtscheiding in staat waren samen kwesties over de kinderen te bespreken en te beslissen, overweegt het hof dat er inmiddels ongeveer zes jaren verstreken zijn en dat in die periode veel gebeurtenissen hebben plaatsgevonden waarbij de ouders niet in staat zijn gebleken het samen, zonder bemiddeling door de GI, op te lossen.
De omgangsregeling is om die reden nu zodanig vastgesteld dat de ouders elkaar zo min mogelijk treffen. Maar zelfs de enkele keer dat de ouders elkaar treffen, gaat dat geregeld gepaard met strijd en/of (heftige) woordenwisselingen in het bijzijn van de kinderen. De ouders zijn dus niet in staat gebleken een gesprek met elkaar te voeren, zonder dat dit leidt tot ruzies of zelfs escalaties. [de minderjarige1] en [de minderjarige2] krijgen veel mee van deze strijd. Het hof heeft vandaag in een afzonderlijke beschikking over het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling overwogen dat de voortdurende strijd tussen de ouders een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] vormt (zaaknummer 200.341.772).
Omdat de ouders zelf niet in staat zijn deze situatie op te lossen, is het zelfs zover gekomen dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] hulp nodig hebben om te leren omgaan met deze situatie en zich staande te houden tussen hun strijdende ouders. Maar ook over de inzet van deze hulpverlening ontstaat te veel discussie tussen de ouders en de GI, waardoor de inzet van hulpverlening vertraging heeft opgelopen. Zo heeft de moeder in eerste instantie geen toestemming gegeven voor de door de GI al in december 2023 geadviseerde topdogtraining voor [de minderjarige1] . Uiteindelijk heeft [de minderjarige1] pas de dag voor de zitting in hoger beroep haar 1e training kunnen volgen.
Door de voortdurende strijd verliezen de ouders het belang van de kinderen steeds verder uit het oog. Het hof volgt de moeder dus niet in haar stelling dat voor haar niet de strijd met de vader, maar haar zorg voor de kinderen centraal staat. De ouders blijven op ex-partnerniveau met elkaar strijden, waarbij het hof constateert dat het vooral de moeder is die dingen zelf wil bepalen en stelt dat zij het beste weet wat de kinderen nodig hebben. De moeder accepteert niet dat de kinderen al enkele jaren hun hoofdverblijfplaats bij de vader hebben en dat hij dus de primaire verzorger is die de dagelijkse zaken voor de kinderen regelt. Door deze houding van de moeder is ook het hulpverleningstraject voor solo parallel ouderschap bij [naam1] niet van de grond gekomen. Een van de uitgangspunten bij solo parallel ouderschap is immers dat een ouder zich niet mengt in de situatie bij de andere ouder. De moeder mengt zich echter wel in de situatie van de kinderen bij de vader en accepteert daarmee niet dat de vader de kinderen op een andere manier verzorgt en opvoedt dan de moeder. Een voorbeeld hiervan is de zindelijkheid van [de minderjarige2] . De vader is hiermee bezig en heeft hierover contact met artsen, maar de moeder vindt dat de vader het niet op een goede manier doet en is op haar eigen manier ermee aan de slag gegaan.
Voor zover de moeder heeft aangevoerd dat het de kinderen zijn die niet kunnen accepteren dat hun hoofdverblijf bij de vader is, overweegt het hof dat bij een gerechtelijke beslissing de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader is bepaald en dat het de moeder is die dit dient te accepteren en naar de kinderen dient uit te dragen.
5.4.
Uit het vorenstaande volgt dat er een onaanvaardbaar risico is dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij handhaving van het gezamenlijk gezag nog meer klem en verloren tussen de ouders zullen raken dan nu al het geval is. Het is niet te verwachten dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen. Wijziging van het gezag is gelet op het voorgaande ook anderszins in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] noodzakelijk.
Vervangende toestemming hulpverlening
5.5.
Uit het oordeel van het hof dat het verzoek van de vader om hem alleen met het gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] te belasten, terecht is toegewezen, volgt dat het alleen aan de vader is om beslissingen over de kinderen te nemen. De moeder heeft daarom geen belang meer bij bespreking van haar verzoek om aan haar vervangende toestemming te verlenen om [de minderjarige1] en [de minderjarige2] aan te melden bij een kindercoach/kinderbehartiger naar keuze van de moeder, na consultatie van de vader. Het hof zal dit verzoek dan ook afwijzen.
Uitleg aan [de minderjarige1]
5.6.
Zoals ter zitting aangekondigd, zal het hof de beslissing in deze zaak aan [de minderjarige1] meedelen door middel van een brief. Het hof heeft de beslissing over het gezag in die brief als volgt aan [de minderjarige1] uitgelegd:
“Beste [de minderjarige1] ,
(…)
Voor alle beslissingen wil het hof eerst het volgende tegen je zeggen. Voor het hof is duidelijk dat jij veel van allebei je ouders houdt. En dat jouw ouders veel van jou houden. Maar het hof ziet ook dat jouw ouders helaas al heel lang heel veel ruzie met elkaar hebben. Ook als jij en [de minderjarige2] erbij zijn en dat dus zien en horen. Jij (en ook [de minderjarige2] ) hebt daar veel last van. Daarom heeft het hof de volgende beslissingen genomen.
(…)
2) Het gezag (wie belangrijke beslissingen over jou mag nemen)
Zoals het hof hierboven al schreef, vindt het hof dat je ouders niet op een goede manier samen kunnen overleggen. Ook niet over wat voor jou en je broertje [de minderjarige2] het beste is. Zij worden het heel vaak niet eens en dan krijgen zij weer ruzie. Het duurt daardoor vaak te lang voordat er iets voor jou en/of [de minderjarige2] is geregeld. Dat is niet goed voor jullie. Daarom heeft het hof besloten dat je ouders niet meer samen belangrijke beslissingen over jullie moeten nemen. Het hof vindt dat vanaf nu één ouder dat moet doen. En dat is je vader, omdat je bij hem woont.
(…)
Over alle beslissingen wil het hof nog het volgende tegen je zeggen. Jij zei zelf al tijdens het gesprek met de rechter dat je wilt dat je ouders stoppen met stomme dingen over elkaar tegen jou te zeggen. Het hof vindt ook dat je ouders daarmee en met hun ruzies moeten stoppen. Jouw ouders moeten dit oplossen. Het hof vindt het heel belangrijk dat jij weet dat jij en [de minderjarige2] niets kunnen doen om dit op te lossen. Jullie hoeven dit ook niet te doen. Het is niet jullie schuld dat jullie ouders veel ruzie maken.”

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen onder aanvulling van de gronden.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 16 mei 2024;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.P. de Jong-de Goede, mr. C. Coster en
mr. M. Bootsma, bijgestaan door mr. H.B. Fortuyn als griffier, en is op 24 december 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.