ECLI:NL:GHARL:2024:7996

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
6 januari 2025
Zaaknummer
200.341.772/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en wijziging omgangsregeling in een complexe gezinszaak met escalaties tussen ouders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling (ots) van twee minderjarige kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De ouders, die van 2010 tot 2019 getrouwd waren, zijn sinds 2018 feitelijk gescheiden en hebben sindsdien een langdurige en escalatiegevoelige strijd over de zorg voor hun kinderen. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de verlenging van de ots betwist, terwijl de Stichting Jeugdbescherming Overijssel (de GI) verweer heeft gevoerd en de bekrachtiging van de ots heeft verzocht. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om op een constructieve manier met elkaar te communiceren over de opvoeding van hun kinderen, wat leidt tot ernstige ontwikkelingsbedreigingen voor de kinderen. Ondanks dat de vader het eenhoofdig gezag heeft gekregen, is het hof van oordeel dat de ots noodzakelijk blijft om de kinderen te beschermen tegen de schadelijke gevolgen van de voortdurende conflicten tussen de ouders. Het hof heeft ook de noodzaak van hulpverlening in het gedwongen kader benadrukt, aangezien de moeder niet in staat lijkt om haar gedrag aan te passen en de kinderen de ruimte te geven om bij hun vader te zijn. De beslissing van het hof is mede gebaseerd op gesprekken met de kinderen en de noodzaak om hen te beschermen tegen de negatieve impact van de conflicten tussen hun ouders. Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel bekrachtigd en het verzoek van de moeder om de ots te beëindigen afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.341.772/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 308982)
beschikking van 24 december 2024
in de zaak van
[verzoekster](de moeder),
die woont in [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
advocaat: mr. M. Erkens te Wateringen,
en
Stichting Jeugdbescherming Overijssel(de GI),
kantoorhoudende te Zwolle,
verweerster in hoger beroep.
Als (overige) belanghebbende is aangemerkt:
[de vader](de vader),
die woont in [woonplaats2] .
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
regio Overijssel, locatie Zwolle.

1.De procedure in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 22 februari 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.De procedure in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 22 mei 2024;
- een brief van de raad van 3 juni 2024, waarin de raad te kennen geeft niet bij de mondelinge behandeling van 3 juli 2024 aanwezig te zullen zijn;
- een journaalbericht namens de vader van 6 juni 2024 met een begeleidende brief;
- het verweerschrift van de GI met bijlage(n);
- een brief van de GI van 24 juli 2024 met bijlage(n);
- een brief van de GI van 26 juli 2024 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de moeder van 21 augustus 2024 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de moeder van 1 oktober 2024 met bijlage(n).
2.2.
Op 14 oktober 2024 is de hierna nader te noemen [de minderjarige1] verschenen, die buiten aanwezigheid van partijen door de voorzitter is gehoord. De voorzitter heeft ter zitting een korte samenvatting van het gesprek met [de minderjarige1] gegeven.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft op 15 oktober 2024 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een zittingsvertegenwoordiger namens de GI;
- de vader.
Ter zitting heeft mr. Erkens mede het woord gevoerd aan de hand van de door hem overgelegde pleitaantekeningen.
2.4.
Tijdens de mondelinge behandeling is gelijktijdig behandeld het hoger beroep van de moeder tegen de beschikkingen van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 7 maart 2024 (zaaknummer 307922, wijziging zorg-/omgangsregeling) en 16 mei 2024 (zaaknummer 308709, wijziging ouderlijk gezag en vervangende toestemming hulpverlening). In die zaken, bij het hof bekend onder zaaknummers 200.342.629/01 en 200.344.988/01, beslist het hof vandaag bij afzonderlijke beschikkingen.

3.De feiten

3.1.
De moeder en de vader zijn van 21 juni 2010 tot 12 september 2019 met elkaar getrouwd geweest. Uit dit huwelijk zijn geboren:
- [de minderjarige1] , [in] 2014;
- [de minderjarige2] , [in] 2017.
De ouders zijn in 2018 feitelijk uit elkaar gegaan.
3.2.
Sinds 17 maart 2020 is sprake van een ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .
3.3.
De kinderen verblijven feitelijk sinds eind augustus 2020 bij de vader, sinds 2 september 2020 op grond van een daartoe verleende (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing. Bij beschikking van 16 april 2021 is de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader bepaald.
3.4.
Bij beschikking van 2 mei 2023 heeft dit hof een beschikking van de rechtbank van 13 september 2022 (waarbij onder meer een zorgregeling was bepaald) vernietigd en de volgende zorgregeling tussen de moeder en [de minderjarige1] en [de minderjarige2] vastgesteld:
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] verblijven eens in de twee weken een weekend bij de moeder van vrijdag uit school tot maandag naar school (heenreis moeder, terugreis vader).
3.5.
Bij beschikking van 7 maart 2024 heeft de rechtbank deze zorgregeling gewijzigd en een zorgregeling vastgesteld waarbij [de minderjarige1] en [de minderjarige2] eens in de twee weken een weekend bij de moeder zijn van vrijdag uit school tot maandag naar school.
De rechtbank heeft ook een regeling vastgesteld voor de vakanties en feestdagen. De moeder heeft tegen deze beschikking hoger beroep ingesteld. Het hof zal vandaag bij afzonderlijke beschikking in die zaak uitspraak doen (zaaknummer 200.342.629).
3.6.
Bij beschikking van 16 mei 2024 heeft de rechtbank bepaald dat de vader voortaan alleen met het ouderlijk gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] is belast. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om [de minderjarige1] en [de minderjarige2] aan te melden bij een kindercoach/kindbehartiger naar keuze van de moeder, na consultatie van de vader, afgewezen. De moeder heeft tegen deze beschikking hoger beroep ingesteld. Het hof zal vandaag bij afzonderlijke beschikking in die zaak uitspraak doen (zaaknummer 200.344.988).

4.De omvang van het geschil

4.1.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking van 22 februari 2024 is, voor zover hier van belang, de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] verlengd tot 17 maart 2025.
4.2.
De moeder komt met vier grieven in hoger beroep van de bestreden beschikking. Zij verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] af te wijzen.
4.3.
De GI voert verweer en verzoekt het hof (zo leest het hof:) de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:260, eerste lid, in verband met artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de ondertoezichtstelling van een minderjarige verlengen met ten hoogste een jaar indien een minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat zijn te dragen.
5.2.
Het hof is van oordeel dat de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] terecht is verlengd tot 17 maart 2025. Het hof zal dit toelichten.
5.3.
Het hof is van oordeel dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd.
De concrete bedreiging in de ontwikkeling is dat de ouders al jarenlang strijd voeren en niet in staat zijn om op een behoorlijke manier met elkaar contact te hebben over de kinderen. De kinderen hebben hier veel last van en zij worden door de voortdurende strijd tussen de ouders in hun ontwikkelingsmogelijkheden beperkt.
5.4.
De afgelopen jaren is gezocht naar een manier waarop de ouders gezamenlijk het ouderschap kunnen uitvoeren waarbij zij zo weinig mogelijk onderling overleg en contact met elkaar hoeven te hebben. In 2023 is het traject solo parallel ouderschap bij [naam1] ingezet, maar dit is niet van de grond gekomen. Uit het eindverslag van [naam1] van 7 februari 2023 blijkt dat een van de redenen was dat de moeder zich niet kon neerleggen bij de zorgregeling zoals die op dat moment door de rechtbank was bepaald. Bovendien is een van de uitgangspunten bij solo parallel ouderschap dat een ouder zich niet mengt in de situatie van de andere ouder. De moeder mengt zich echter wel in de situatie van de kinderen bij de vader en accepteert daarmee niet dat de vader de kinderen op een andere manier verzorgt en opvoedt dan de moeder. Een voorbeeld hiervan is de zindelijkheid van [de minderjarige2] . De vader is hiermee bezig en heeft hierover contact met artsen, maar de moeder vindt dat de vader het niet op een goede manier doet en is op haar eigen manier ermee aan de slag gegaan. De moeder zal moeten leren zich niet te mengen in de situatie bij de vader.
5.5.
Het hof beslist vandaag bij een afzonderlijke beschikking dat de beschikking van de rechtbank van 16 mei 2024, waarbij is bepaald dat de vader voortaan alleen met het ouderlijk gezag over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] is belast, zal worden bekrachtigd. Een verlenging van de ondertoezichtstelling is dus niet meer nodig om te bereiken dat de ouders samen (gezags)beslissingen kunnen nemen over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] , zonder dat de kinderen hierdoor klem en verloren raken tussen de ouders. Maar ook wanneer de vader alleen het gezag over de kinderen uitoefent, zullen de ouders met elkaar contact moeten hebben over praktische zaken aangaande de kinderen en zullen de ouders elkaar tegenkomen bij een aantal wisselmomenten van de omgang. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is gebleken dat ook dit contact tussen de ouders zeer moeizaam verloopt en dat zij niet in staat zijn op een voor de kinderen niet belastende wijze met elkaar te overleggen. Weliswaar is de omgang nu zodanig geregeld dat de ouders elkaar zo weinig mogelijk treffen bij de overdrachtsmomenten, maar er blijven momenten dat de ene ouder de kinderen naar de andere ouder moet brengen. De enkele keer dat de ouders elkaar treffen, gaat dit geregeld gepaard met escalaties en/of (heftige) woordenwisselingen in het bijzijn van de kinderen. Het hof acht het uitermate zorgelijk hoe op een door de moeder ingediende geluidsopname te horen is wat er in het bijzijn van de kinderen tussen de ouders gebeurt, hoe zij op elkaar reageren zodra zij elkaar zien en hoe de kinderen reageren. Het is schadelijk voor de kinderen dat zij dit meemaken en zien hoe de ouders met elkaar omgaan. De kinderen hebben hier veel last van. [de minderjarige1] heeft tijdens het gesprek met de voorzitter ook gezegd dat ze wil dat de ouders stoppen met slecht over elkaar te spreken in haar bijzijn of tegen haar. De ouders zullen zich ervoor moeten inzetten om op een andere wijze met elkaar om te gaan.
5.6.
Het hof acht het bovendien schadelijk dat de moeder een dergelijke geluidsopname maakt. Een dergelijke opname is heftig voor de kinderen en maakt een inbreuk op de privacy van de kinderen. Met het maken van deze geluidsopname laat de moeder zien dat zij geen inzicht heeft in de consequenties van haar eigen handelen voor de kinderen.
5.7.
Het hof acht voortzetting van de hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk om voornoemde ontwikkelingsbedreigingen weg te nemen, ook nu de vader het eenhoofdig gezag heeft over de kinderen. De moeder accepteert namelijk al gedurende een aantal jaren niet de huidige situatie, waarbij de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de vader hebben en er een zorg-/omgangsregeling geldt met de moeder. Daardoor zal het de moeder niet lukken om in onderling overleg met de vader het samen eens te worden over zowel de in te zetten hulpverlening als de praktische zaken voor de kinderen. De moeder lijkt ervan overtuigd dat zij en de vader hiertoe wel in staat zijn, maar het hof ziet hier geen aanwijzingen voor gelet op het verloop van contact tussen de ouders zoals dat in het dossier naar voren komt en hiervoor is weergegeven.
Zolang de ouders niet in staat zijn om onderling afspraken te maken over de kinderen en de overdrachtsmomenten zonder ruzies en spanning te laten plaatsvinden, zal de inzet van hulpverlening hiervoor nodig blijven. Het hof benadrukt dat het aan de ouders is om hun onderlinge strijd op te lossen en ervoor te zorgen dat er geen sprake meer is van een situatie waarvoor de kinderen hulp nodig hebben.
5.8.
Het hof acht het zeer zorgelijk - en eigenlijk de omgekeerde wereld - dat de situatie voor de kinderen op dit moment zodanig is, dat zij hulp nodig hebben om te leren omgaan met hun strijdende ouders en zichzelf staande te houden tussen hun ouders. Ook hiervoor is hulpverlening in het gedwongen kader nodig. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is namelijk naar voren gekomen dat de moeder onvoldoende inziet met welke problematiek [de minderjarige1] en [de minderjarige2] kampen en daardoor niet, althans onvoldoende naar hen uitstraalt dat het helpend voor hen kan zijn wanneer ze hiervoor hulpverlening krijgen. Zo is [de minderjarige1] recent gestart met topdogtraining. Deze training is bedoeld om [de minderjarige1] sterker te maken en haar te helpen zich staande te houden in de huidige situatie. [de minderjarige1] heeft aan de voorzitter van het hof verteld dat ze ’s middags haar eerste training zou hebben en dat ze daar zin in had. Ook bij de jeugdbeschermer heeft ze haar enthousiasme voor deze training laten blijken. Ter zitting heeft de moeder over deze training verklaard dat het prima is dat haar kind met een hond gaat spelen en dat de moeder ook wel eens met de kinderen naar een dierentuin gaat. Het hof acht het voor [de minderjarige1] niet helpend dat de moeder de topdogtraining vergelijkt met een uitje naar de dierentuin. Hiermee gaat de moeder voorbij aan wat voor [de minderjarige1] belangrijk is, zij toont hiermee geen inzicht in de ernst van de situatie voor [de minderjarige1] (en [de minderjarige2] ) en de ernst van de problematiek van [de minderjarige1] en zij doet afbreuk aan het belang van de ingezette hulpverlening.
De inzet van de GI zal dus nodig blijven om ervoor te zorgen dat de voor de kinderen benodigde hulpverlening om te leren omgaan met de huidige situatie waarin ze zitten, wordt ingezet en voortgezet en om aan de kinderen uit te leggen waarom deze hulp wordt ingezet.
5.9.
Het hof volgt de moeder niet in haar stelling dat de ondertoezichtstelling contraproductief en averechts werkt. Het hof is van oordeel dat de moeder onvoldoende inziet dat zolang zij haar eigen gedrag niet verandert, de huidige situatie ook niet zal veranderen. Het hof ziet dat de moeder veel van haar kinderen houdt en dat de kinderen veel van haar houden. Maar het is van groot belang dat de moeder inziet dat de kinderen ook van hun vader houden en dat de moeder dat ook gaat uitdragen naar de kinderen. De moeder dient de kinderen de ruimte te geven om bij hun vader te mogen zijn en van hun vader te houden. Op dit moment geeft de moeder de kinderen deze ruimte niet en accepteert zij niet dat de kinderen bij de vader wonen. Zij draagt dit - bewust of onbewust - ook naar de kinderen uit, waardoor de kinderen met een loyaliteitsconflict kampen. Zo is op de namens de moeder ingebrachte geluidsopname te horen dat de moeder, wanneer zij de kinderen naar de vader brengt, tegen de kinderen zegt: “Het komt goed”. Met deze woorden zegt de moeder in wezen, dat het erg is om naar vader te gaan, terwijl ze positief zou moeten zijn over de komende vakantie met hun vader. Hiermee laat de moeder zien dat zij zich niet over haar eigen zorgen over (de veiligheid en de gezondheid van de kinderen bij) de vader - voor welke zorgen het hof in de stukken geen aanknopingspunten ziet - heen kan zetten en de kinderen op een positieve manier kan stimuleren om naar de vader te gaan.
[de minderjarige1] heeft mede hierdoor voornoemde topdogtraining nodig, maar komt extra klem te zitten wanneer zij merkt dat de moeder deze hulpverlening niet nodig of passend vindt dan wel niet serieus neemt. Om de ontwikkelingsbedreigingen voor de kinderen weg te nemen, zal de moeder (meer) naar haar eigen aandeel moeten kijken, moeten inzien wat op dit moment de gevolgen zijn van haar eigen handelen en zal zij haar eigen gedrag moeten veranderen. Zolang de moeder dat niet doet, zal hulpverlening in het vrijwillig kader geen kans van slagen hebben en zal dus het gedwongen kader van een ondertoezichtstelling nodig zijn.
5.10.
Uit het voorgaande volgt dat de door de GI gestelde doelen in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] zijn en maken dat een ondertoezichtstelling nog steeds noodzakelijk is.
5.11.
Zoals ter zitting aangekondigd, zal het hof de beslissing in deze zaak aan [de minderjarige1] meedelen door middel van een brief. Het hof heeft de beslissing over de verlenging van de ondertoezichtstelling in die brief als volgt aan [de minderjarige1] uitgelegd:
“Beste [de minderjarige1] ,
(…)
Voor alle beslissingen wil het hof eerst het volgende tegen je zeggen. Voor het hof is duidelijk dat jij veel van allebei je ouders houdt. En dat jouw ouders veel van jou houden. Maar het hof ziet ook dat jouw ouders helaas al heel lang heel veel ruzie met elkaar hebben. Ook als jij en [de minderjarige2] erbij zijn en dat dus zien en horen. Jij (en ook [de minderjarige2] ) hebt daar veel last van. Daarom heeft het hof de volgende beslissingen genomen.
(…)
3) De ondertoezichtstelling
Het hof heeft besloten dat de ondertoezichtstelling moet blijven. Ook bij deze beslissing is de reden dat je ouders veel ruzie maken, ook als jij en [de minderjarige2] erbij zijn en dat zien en horen. Je ouders kunnen niet overleggen over wat er voor jou en [de minderjarige2] geregeld moet worden. Ook lukt het hun soms niet om samen te doen wat de rechter heeft besloten. Zij moeten daarbij geholpen worden door iemand anders, namelijk de jeugdbeschermer. Voor jou en [de minderjarige2] is dat nu [naam2] .
Over alle beslissingen wil het hof nog het volgende tegen je zeggen. Jij zei zelf al tijdens het gesprek met de rechter dat je wilt dat je ouders stoppen met stomme dingen over elkaar tegen jou te zeggen. Het hof vindt ook dat je ouders daarmee en met hun ruzies moeten stoppen. Jouw ouders moeten dit oplossen. Het hof vindt het heel belangrijk dat jij weet dat jij en [de minderjarige2] niets kunnen doen om dit op te lossen. Jullie hoeven dit ook niet te doen. Het is niet jullie schuld dat jullie ouders veel ruzie maken.”

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 22 februari 2024, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.P. de Jong-de Goede, mr. C. Coster en
mr. M. Bootsma, bijgestaan door mr. H.B. Fortuyn als griffier, en is op 24 december 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.