ECLI:NL:GHARL:2024:7877

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
P24-288
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beslissing van de rechtbank en verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 november 2024 de beslissing van de rechtbank Gelderland vernietigd, die de PIJ-maatregel voor een jeugdige had verlengd. De rechtbank had de zaak achter gesloten deuren behandeld, terwijl de jeugdige op dat moment 23 jaar oud was, wat in strijd is met de wettelijke vereisten voor openbare behandeling. Het hof oordeelde dat de zaak in het openbaar behandeld had moeten worden, en dat het gebrek in de procedure was hersteld door de openbare behandeling in beroep.

Het hof heeft de PIJ-maatregel met zes maanden verlengd, in overeenstemming met het advies van de jeugdinrichting. De jeugdige had aangegeven dat hij niet wilde dat de maatregel werd verlengd, omdat hij geen geschikte woonplek kon vinden voor het Scholings- en Trainingsprogramma (STP). De jeugdige werkt momenteel veertig uur per week en wil bij zijn moeder in België gaan wonen. De raadsvrouw van de jeugdige heeft ook verzocht om geen verlenging van de maatregel, omdat deze de ontwikkeling van de jeugdige zou belemmeren.

Het openbaar ministerie heeft echter betoogd dat de verlenging noodzakelijk is om de jeugdige de kans te geven zijn positieve ontwikkeling voort te zetten. Het hof heeft vastgesteld dat de veiligheid van anderen en de ontwikkeling van de jeugdige de verlenging van de maatregel vereisen. De PIJ-maatregel is aangevangen op 24 juni 2020 en de verlenging is noodzakelijk om de jeugdige op een verantwoorde manier te laten resocialiseren. De maatregel eindigt voorwaardelijk op 30 november 2024 en onvoorwaardelijk op 30 november 2025.

Uitspraak

PIJ P24/288
Beslissing van 28 november 2024
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[jeugdige],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001,
verblijvende in Rijks Justitiële Jeugdinrichting (RJJI) [jeugdinrichting] te [plaats] (
hierna ook: de jeugdinrichting),
verder te noemen: de jeugdige.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 18 juni 2024. Deze beslissing houdt in de verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen
(hierna: PIJ-maatregel)met een termijn van zes maanden.
Het hof heeft gelet op dezelfde stukken als de rechtbank en daarnaast op:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van 1 juli 2024 waarbij de jeugdige beroep heeft ingesteld;
- het twaalfde perspectiefplan van RJJI [jeugdinrichting] van 5 september 2024;
- de e-mail van de raadsvrouw van 30 oktober 2024 met als bijlagen het PIJ-verlengingsadvies van RJJI [jeugdinrichting] van 15 oktober 2024 en de Pro Justitia-rapportage van 21 oktober 2024;
- de aanvullende informatie van RJJI [jeugdinrichting] , gedateerd 31 oktober 2024;
- de e-mail van de raadsvrouw van 13 november 2024 met als bijlagen de correspondentie tussen de raadsvrouw en de (beoogde) toezichthouder van Leger des Heils Reclassering en het reclasseringsadvies voor het STP van 29 februari 2024.
Het hof heeft ter zitting van 14 november 2024 gehoord de advocaat-generaal, mr. R.J.A. Segerink, en de jeugdige, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. P.W.E. Hoezen, advocaat te Winterswijk.
Het hof heeft ter zitting tevens als deskundige gehoord mevrouw H.H. van den Berg , behandelcoördinator/GZ-psycholoog bij RJJI [jeugdinrichting] .

Overwegingen

Het standpunt van de jeugdige
De jeugdige wil dat de PIJ-maatregel niet meer wordt verlengd. Het is niet gelukt om het Scholings- en Trainingsprogramma (STP) op te starten omdat er geen geschikte woonplek is gevonden. De jeugdige wil in het kader van de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel graag bij zijn moeder in België gaan wonen. Momenteel werkt hij veertig uur per week bij [bedrijf] . Hij neemt elke avond de medicatie in die aan hem wordt gegeven. Ook na afloop van de PIJ-maatregel wil hij deze medicatie blijven gebruiken, hij heeft hier baat bij. De jeugdige geeft aan dat hij zelfstandig is en graag verder wil. Hij wil ook starten met een nieuwe opleiding. Ook de raadsvrouw heeft verzocht de PIJ-maatregel niet te verlengen. De raadsvrouw heeft daarbij aangevoerd dat er vijf maanden verstreken zijn sinds de beslissing van de rechtbank en dat de jeugdige in die periode alleen maar heeft gewacht. Het traject ligt nu stil. Er ligt een plan klaar dat per direct kan worden uitgevoerd door de reclassering. De PIJ-maatregel schiet zijn doel voorbij en is een belemmering voor de jeugdige. De nog te realiseren doelen kunnen worden bereikt in het kader van de wettelijke voorwaardelijke beëindiging.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De rechtbank heeft overwogen dat er nog zes maanden nodig zijn om het STP op te starten en de jeugdige een kans te geven de positieve ontwikkelingen voort te zetten. Inmiddels zijn we vijf maanden verder en ziet het perspectief er anders uit dan de rechtbank voor ogen had. Het is tot nu toe niet gelukt het STP op te starten. Het blijkt moeilijk om een passende woonplek te vinden voor de jeugdige. Er is sprake van een spanning tussen een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de jeugdige en de risicofactoren. Desondanks dient de PIJ-maatregel te worden verlengd met zes maanden. Er staat een zitting bij de rechtbank gepland die, zoals het zich laat aanzien, gericht zal zijn op de voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel. Uit de e-mail van de raadsvrouw van 13 november 2024 blijkt dat de reclassering bezig is met het opmaken van een rapport waarin voorwaarden worden geformuleerd voor een voorwaardelijke beëindiging. De jeugdinrichting is daarnaast nog steeds op zoek naar een woonplek. Als die niet kan worden gevonden, is tijdelijk wonen bij moeder in België een optie. Daarbij moet de zorg rondom de jeugdige worden georganiseerd. Dat is lastig en dat moet goed op papier komen, zodat dit met de jeugdige kan worden besproken. Een verlenging met zes maanden is daarom aangewezen. Aan de criteria voor verlenging van de PIJ-maatregel is voldaan. Er is sprake van een geweldsdelict, een recidiverisico, en verlenging is in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de jeugdige om alles goed kunnen te organiseren in het kader van een komende voorwaardelijke beëindiging.
Het oordeel van het hof
Vernietiging van de beslissing waarvan beroep
Uit het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank van 4 juni 2024 blijkt dat de zaak in eerste aanleg achter gesloten deuren is behandeld, terwijl de jeugdige toen 23 jaren oud was.
Bij een zaak over de tenuitvoerlegging van een rechterlijke beslissing, zoals de onderhavige zaak, is de hoofdregel dat het onderzoek plaatsvindt ter openbare terechtzitting (artikel 6:6:4, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv)). Deze hoofdregel geldt niet indien de veroordeelde op het tijdstip dat de zaak dient, de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt. In dat geval is de hoofdregel dat de zaak achter gesloten deuren wordt behandeld (artikel 6:6:3, zesde lid, Sv in verbinding met artikel 495b, eerste lid, Sv). Het hof ziet in de systematiek van het Wetboek van Strafvordering en in de parlementaire geschiedenis van de totstandkoming van artikel 6:6:3, zesde lid, Sv geen reden om deze bepaling anders uit te leggen dan overeenkomstig de duidelijke tekst van de wet.
Omdat de jeugdige ten tijde van de behandeling van de zaak door de rechtbank 23 jaren oud was, had de zaak toen in het openbaar behandeld dienen te worden. Daarom zal het hof de beslissing van de rechtbank vernietigen. Enig ander rechtsgevolg hoeft daaraan niet te worden verbonden nu het gebrek is hersteld door de openbare behandeling van de zaak in beroep.
Indexdelict
Bij arrest van 9 juni 2020 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, aan de jeugdige – naast een jeugddetentie – de PIJ-maatregel opgelegd er zake van poging tot doodslag. Dit is een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Stoornis en recidivegevaar
Uit het verlengingsadvies van de jeugdinrichting van 21 maart 2024 volgt dat bij de jeugdige sprake is van schizofrenie en een autisme-spectrum-stoornis.
Uit de aanvullende informatie van de jeugdinrichting van 31 oktober 2024 volgt dat zowel het risico op gewelddadig gedrag als het algemene recidive-risico op delictgedrag als matig wordt ingeschat wanneer de jeugdige zijn medicatie blijft gebruiken en geen middelen gebruikt. Als de jeugdige stopt met medicatie en/of middelen gaat/blijft gebruiken, worden de risico’s als hoog ingeschat.
Criterium voor verlenging van de PIJ-maatregel
Het hof stelt voorop dat de maatregel kan worden verlengd indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel eist en die verlenging ook in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de jeugdige is. De verlenging is slechts mogelijk indien de maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Voorts is een verlenging van de termijn van de maatregel slechts mogelijk voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat. De maatregel eindigt steeds voorwaardelijk een jaar voordat het einde van de maatregel wordt bereikt.
Verlenging van de PIJ-maatregel
De PIJ-maatregel is aangevangen op 24 juni 2020 en voor het laatst verlengd op 12 juli 2022 met een periode van 24 maanden.
Uit het verlengingsadvies van 21 maart 2024 volgt dat verlenging van de PIJ-maatregel noodzakelijk wordt bevonden om de jeugdige op een verantwoorde manier te laten resocialiseren. Het doel is om de jeugdige in het kader van het STP buiten de jeugdinrichting te laten verblijven in een instelling voor beschermd wonen. Volgens dit advies wordt vanaf het aflopen van de geldende maatregel (met einddatum 3 juni 2024) een periode van zes maanden nodig geacht om verder te werken aan de beschreven behandeldoelen.
Uit de aanvullende informatie van de jeugdinrichting van 31 oktober 2024 blijkt dat het – ondanks vele pogingen – in de tussenliggende tijd niet is gelukt om zodanige omstandigheden te creëren dat de jeugdige voldoet aan de voorwaarden voor het STP. Er is contact geweest met verschillende instanties, maar desondanks is het niet gelukt om een geschikte woonplek te vinden. De jeugdinrichting heeft kennis genomen van de adviezen die zijn uitgebracht in het kader van de reeds geplande verlengingszitting bij de rechtbank op 24 december aanstaande. De kliniek constateert dat er sprake is van een impasse doordat er geen passende woonplek is gevonden, waardoor er spanning ontstaat tussen een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de jeugdige, en de nog bestaande risicofactoren. De kliniek koerst op een voortzetting van het traject in het kader van een voorwaardelijke beëindiging, waarbij door de kliniek in de onderhavige zaak wordt geadviseerd te beslissen tot een verlenging van zes maanden (die af zal lopen op 30 november 2024), en bij de verlengingszitting – vooralsnog – zal worden geadviseerd de maatregel niet verder te verlengen, zodat deze van rechtswege voorwaardelijk wordt beëindigd.
Ter zitting van het hof heeft de deskundige aangegeven dat de jeugdinrichting nog steeds bezig is met het zoeken naar een woning. Dit wordt bemoeilijkt door het gegeven dat er geen thuisbasis is in Nederland, nu moeder in België woont. DIZ heeft aangegeven geen toestemming te geven om het STP vanuit België te starten. Het liefst wil de jeugdinrichting met een FACT-team werken, zodat de benodigde medicatie goed kan worden geregeld. Het is lastig om dit op te zetten nu men niet weet waar de jeugdige kan gaan wonen. Indien de jeugdige in België bij zijn moeder zou gaan wonen, zou hij naar Nederland moeten komen om daar van de zorg gebruik te maken. De reclassering moet de mogelijkheden hiertoe goed uitzoeken. De deskundige merkt verder nog op dat gebleken is dat de jeugdige afgelopen weekend nog softdrugs heeft gebruikt.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat niet alleen de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen verlenging van de maatregel eist, maar dat deze tevens in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de jeugdige. Het hof overweegt daarbij dat de jeugdinrichting werkt aan een goede overdracht voor de jeugdige. De korte periode die nog resteert is hierbij van belang en een andere beslissing kan deze overdracht doorkruisen. Het hof acht dat onwenselijk. Daarbij acht het hof zich ook onvoldoende voorgelicht over de voorwaarden die zouden moeten gelden bij een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel. Het hof gaat ervan uit dat dit bij de reeds geplande verlengingszitting bij de rechtbank op 24 december 2024 aan de orde zal komen. De reclassering zal ten behoeve van die zitting expliciet in moeten gaan op de noodzakelijke voorwaarden in geval van een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel. Het hof zal de PIJ-maatregel overeenkomstig het advies van de jeugdinrichting – en zoals ook beslist door de rechtbank in eerste aanleg – met zes maanden verlengen.
Einde maatregel
Gevolg gevend aan het bepaalde in artikel 6:6:31, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, stelt het hof vast dat de maatregel, behoudens verdere verlenging, voorwaardelijk zal eindigen op 30 november 2024 en onvoorwaardelijk zal eindigen op 30 november 2025.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 18 juni 2024 met betrekking tot de jeugdige
[jeugdige].
Verlengt de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met een termijn van
6(
zes) maanden.
Aldus gedaan door
mr. O.G. Schuur, voorzitter,
mr. A.B.A.P.M. Ficq en mr. P.C. Vegter, raadsheren,
en drs. I.A.M. Breukel en drs. H.J. Beintema, raden,
in tegenwoordigheid van mr. I.M.G. van der Lee, griffier,
en op 28 november 2024 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.