ECLI:NL:GHARL:2024:7841

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
21-001696-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige stiefkind

Op 20 december 2024 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met zijn minderjarige stiefkind. De verdachte, geboren in 1968, werd beschuldigd van meermalen gepleegde ontuchtige handelingen met zijn stiefkind, dat op het moment van de feiten 14 jaar oud was. De rechtbank Noord-Nederland had eerder op 4 april 2023 een gevangenisstraf van 32 maanden opgelegd, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en een contactverbod met het slachtoffer. De verdachte ging in hoger beroep tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting op 6 december 2024 heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof de verklaringen van de aangeefster als consistent en gedetailleerd heeft aangemerkt. De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte haar meermalen seksueel heeft misbruikt, wat door verschillende getuigen en bewijsmiddelen werd ondersteund. Het hof heeft de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefster bevestigd en oordeelde dat het wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte de tenlastegelegde feiten had gepleegd.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een contactverbod met de aangeefster. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen tot een bedrag van € 10.500,-, bestaande uit € 500,- materiële schade en € 10.000,- immateriële schade. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact daarvan op het slachtoffer.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001696-23
Uitspraak d.d.: 20 december 2024
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 4 april 2023 met parketnummer 18-132040-21 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,
wonende te [postcode] [plaats] , [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 6 december 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de bewezenverklaring en de strafoplegging. De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen tot een bedrag van € 15.000,=, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. J.A.W. Knoester, en de advocate van de benadeelde partij naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte voor het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, en met daaraan verbonden als bijzondere voorwaarde een contactverbod met aangeefster [benadeelde] . De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 10.000,=, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij is voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 23 april 2021 te [plaats] , met zijn stiefkind, althans een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin en/of een minderjarige dat aan zijn zorg of waakzaamheid is toevertrouwd, [benadeelde] , geboren op [geboortedatum] 2005, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] , hebbende verdachte (telkens): - de mond en/of rug en/of billen en/of (tussen de) benen en/of vagina en/of de schaamstreek
van die [benadeelde] betast en/of gekust en/of gelikt en/of
- een of meer van zijn vinger(s) in de vagina van die [benadeelde] geduwd/gebracht en/of
- zijn tong in de vagina van die [benadeelde] geduwd/gebracht en/of
- zijn penis in de vagina van die [benadeelde] geduwd/gebracht;
subsidiair
hij op een of meer momenten in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 23 april 2021 te [plaats] , ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind en/of een minderjarige dat aan zijn zorg of waakzaamheid is toevertrouwd, [benadeelde] , geboren op [geboortedatum] 2005, door (telkens) de mond en/of rug en/of billen en/of (tussen de) benen en/of vagina en/of de schaamstreek van die [benadeelde] te betasten en/of te kussen en/of te likken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsoverwegingen

Verdachte wordt, kortgezegd, verweten dat hij ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige stiefkind. Verdachte heeft dit ontkend en namens hem is vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat de verklaringen van aangeefster onbetrouwbaar zijn. Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
In strafzaken geldt als uitgangspunt dat aangiftes en andere verklaringen kritisch en zorgvuldig worden bezien. Verklaringen dienen te worden beoordeeld op consistentie, accuraatheid en volledigheid. Het enkele feit dat in verklaringen op onderdelen kleine verschillen voorkomen, maakt deze verklaringen op zichzelf niet onbetrouwbaar. Dat verklaringen - op onderdelen of op detailniveau – niet geheel overeenkomen kan immers te wijten zijn aan de feilbaarheid van het menselijk geheugen, teweeggebracht onder invloed van emoties ontstaan door het delict of door tijdsverloop. Het gaat om de totale indruk die de verklaringen maken en de wijze waarop zij zijn afgelegd.
De rechtbank heeft in haar vonnis het volgende overwogen met betrekking tot de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster:
Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van haar verklaringen is van belang of deze consistent, gedetailleerd en authentiek zijn. Ook en vooral acht de rechtbank van belang of deze verklaringen voldoende steun vinden in andere bewijsmiddelen.
Aangeefster is op 11 mei 2021 en op 27 mei 2021 door de politie gehoord en op 29 november 2022 door de rechter-commissaris. De rechtbank is van oordeel dat haar verklaringen consistent en gedetailleerd zijn. Aangeefster heeft telkens verklaard dat verdachte haar meermalen seksueel heeft misbruikt. Het ging aanvankelijk om betasten, vingeren en beffen, maar later heeft verdachte ook enkele malen seks met haar gehad door met zijn penis in haar vagina te gaan. Aangeefster heeft daarbij telkens verklaard dat zij weigerde om seksuele handelingen bij verdachte te verrichten. Ook over het misbruik in de nacht van 23 april 2021 (rond 01:00 uur) - toen moeder de slaapkamer van aangeefster binnenkwam en verdachte aantrof met zijn hoofd onder de deken van aangeefster - heeft aangeefster consistent verklaard. (…)
Aangeefster heeft haar verhaal niet aangepast in de loop van de tijd, ook niet nadat haar moeder en broertje hadden aangegeven dat zij haar verhaal niet geloofden en het voor haar lastig moet zijn geweest om voet bij stuk te houden.
De verklaringen van aangeefster komen op de rechtbank authentiek over. De rechtbank wijst in dit verband op de volgende elementen uit haar verklaringen:
  • Aangeefster heeft, nadat het seksuele misbruik door verdachte was begonnen toen aangeefster 14 jaar was, wel geprobeerd om onder de aanrakingen van verdachte uit te komen door eerst met haar hoofd buiten het bed te gaan hangen en dan verder te schuiven, zodat ze uit bed viel, waardoor verdachte stopte en vroeg of het wel ging.
  • Aangeefster wilde niet dat verdachte seksuele handelingen bij haar verrichtte en zij wist dat het niet hoorde, maar zij vond het aan de andere kant ook leuk dat ze aandacht had van iemand.
  • Als aangeefster tegen verdachte zei dat het niet hoorde, gaf verdachte aan dat ze het toch wel lekker vond en ging hij door. Aangeefster zette dan “een switch om” en beeldde zich dan in dat verdachte iemand anders was.
  • Aangeefster durfde niet aan haar moeder te vertellen dat verdachte haar seksueel misbruikte omdat zij bang was dat het haar moeder zou breken omdat haar moeder gelukkig was in de relatie met verdachte.
Bovendien worden de verklaringen van aangeefster op een groot aantal punten ondersteund door andere bewijsmiddelen (zoals hierna opgenomen onder het kopje bewijsmiddelen). Zo heeft aangeefster ruim vóór de nacht van 22 op 23 april 2021 - de nacht waarin moeder verdachte heeft “betrapt” in de slaapkamer van aangeefster - aan drie personen verteld dat zij seksueel werd misbruikt. Aan vriendin [naam] en vriend [naam] (hierna: [naam] ) had ze daarbij verteld dat het ging om verdachte, waarbij ze tegen [naam] zei dat ze het niet aan haar moeder wilde vertellen, omdat haar moeder zo gelukkig was met verdachte. Aan hulpverlener [naam] heeft ze enkel gesproken over seksueel misbruik door iemand die ze elke dag tegenkwam en die ouder was, maar wiens naam ze niet wilde noemen omdat de gevolgen te groot zouden zijn.
De raadsman heeft aangevoerd dat aangeefster wel vaker liegt en dat zij een motief zou hebben om (ook) over het misbruik door verdachte te liegen, namelijk dat zij weer een gezin wilde vormen met (alleen) haar moeder en broertje.
De rechtbank stelt voorop dat het feit dat iemand wel eens liegt, niet (per definitie) met zich meebrengt dat aan een verklaring van die persoon in het geheel geen waarde kan worden gehecht. In de onderhavige zaak constateert de rechtbank dat, als voorbeelden voor het liegen door aangeefster, in het dossier worden genoemd dat aangeefster wel eens zegt dat ze niet heeft geblowd, of heeft gelogen over hoe laat ze thuiskomt en met wie ze afspreekt. Deze onwaarheden zijn naar het oordeel van de rechtbank niet aan te merken als leugens die aangeefster wegzetten als onbetrouwbaar in haar in de onderhavige zaak afgelegde verklaringen. Dit soort onwaarheden is veeleer aan te merken als passend bij de leeftijd van aangeefster; ze is een puber. Bovendien valt het door de raadsman geopperde motief voor aangeefster om te liegen over het seksuele misbruik door verdachte - te weten: dat aangeefster weer één gezin zou willen vormen met haar moeder en broertje, dus zonder verdachte - niet te rijmen met de omstandigheid dat aangeefster juist tegenover hulpverlener [naam] , bij uitstek iemand die haar had kunnen helpen, de naam van degene die haar zou misbruiken aanvankelijk - dat wil zeggen: vóór 23 april 2021, toen het misbruik door moeder werd ontdekt - niet heeft willen noemen, omdat de gevolgen voor moeder dan te groot zouden zijn.
Indien aangeefster het misbruik daadwerkelijk zou hebben verzonnen, zou dit betekenen dat zij extreem planmatig en berekenend te werk is gegaan. Zij zou in dat geval immers over een langere periode op verschillende momenten en tegen verschillende personen ( [naam] , [naam] en [naam] ) over het vermeende misbruik hebben gelogen en tevens, op 23 april 2021, de betrapping door moeder moeten hebben geënsceneerd. Een dergelijke gang van zaken acht de rechtbank onwaarschijnlijk, zeker nu het gaat om een kind van 14 /15 jaar en bezien in het licht van de omstandigheid dat aangeefster juist tegenover haar hulpverlener aanvankelijk niet heeft willen vertellen wie haar seksueel misbruikte.
Het hof kan zich met de hierboven geciteerde overwegingen verenigen en maakt deze tot de zijne.
Het hof is evenals de rechtbank van oordeel dat aangeefster consistent en gedetailleerd heeft verklaard over de seksuele gedragingen die verdachte met haar heeft verricht. De voorbeelden in het dossier van zaken waarover aangeefster in het verleden onwaarheden heeft verteld, zijn ook naar het oordeel van het hof van een geheel andere orde dan het doen van een valse aangifte op grond van een voorbedacht scenario waarin aangeefster lang tevoren aan meerdere personen over het misbruik zou hebben gelogen en het vervolgens bewerkstelligen van een betrappingsmoment op heterdaad. Het hof acht met de rechtbank een dergelijke gang van zaken ook volstrekt onaannemelijk.
Het hof acht, gelet op het hiervoor overwogene, de verklaringen van aangeefster betrouwbaar en zal deze gebruiken voor het bewijs. Nu de aangifte in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen, acht het hof het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde in de tenlastegelegde periode heeft begaan in de periode van 19 juni 2019 tot en met 23 april 2021. Het hof zal verdachte partieel vrijspreken van de periode van 1 januari 2019 tot en met 18 juni 2019 omdat aangeefster toen nog 13 jaar oud was en het hof op basis van de verklaring van aangeefster er vanuit gaat dat het is begonnen toen zij 14 jaar oud was. Het hof merkt daarbij nog op dat voor een bewezenverklaring van de tenlastegelegde periode niet is vereist dat telkens wanneer er ontuchtige handelingen plaatsvonden, deze mede bestonden uit seksueel binnendringen. Voldoende is, zoals uit de bewijsmiddelen volgt, dat het geheel aan ontuchtige handelingen in de tenlastegelegde periode mede heeft bestaan uit het seksueel binnendringen van aangeefster.

Bewijsmiddelen

1. Een schriftelijk bescheid, te weten een bijlage bij het naar wettelijk voorschrift
opgemaakte proces-verbaal van aangifte d.d. 16 juli 2021, opgenomen op pagina 16 e.v.
van het dossier van Politie [regio] met nummer 2021117812 d.d. 22 juli 2021,
inhoudend als letterlijke weergave van de verklaring van [benadeelde] , geboren op
[geboortedatum] 2005, zoals afgelegd op 11 mei 2021:
Plaats delict: [adres] , [postcode] [plaats]
V: En de eerste keer dat er iets gebeurt op seksueel gebied, wanneer was dat? Behalve het
kriebelen?
A: Gewoon met [verdachte] ? Ik was 14. Op mijn kamer. [...]
A: Dat was zeg maar, het begon met kriebelen en vingeren. En wel beffen, en soms wou die
ook wel zoenen. [...]
V: Zijn er nog andere dingen?
A: Soms ook wel echte seks. [...]
A: Nou, hij was dus zeg maar, weer bezig, ik wilde gaan slapen. [...] Hij had mijn
onderbroek uit gedaan. Toen wou die zeg maar gaan beffen. En was die ook al een beetje
bezig. En toen kwam mijn moeder zo langs van: wat gebeurt hier?! [...] Toen trok ze dus de deken van mij af en zag ze dat ik niks aan had. Toen liep ze weg. [...] Ik heb toen een goede vriend van mij geappt, die er vanaf wist. Wietse [naam] .
V: Hoe laat was het toen?
A: In de nacht, één uur of zo.
V: Wanneer is dit geweest?
A: Donderdag?
V: Afgelopen donderdag?
A: Nee daarvoor. Volgens mij is dat nu, twee week, drie week geleden, zoiets? Volgens mij
was dat de 22e.
V: 22 april, en was het van 21 op 22, of van 22 op 23. Want je zegt: het is één uur. Van
donderdag op vrijdag of van woensdag op donderdag?
A: Van donderdag naar vrijdag.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 27 mei 2021,
opgenomen op pagina 57 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van
aangeefster [benadeelde] :
V: Je zegt dat jullie uiteindelijk ook echte seks hebben gehad. Je vertelde dat hij met zijn
penis in jouw vagina is gegaan. Klopt dat?
A: Ja. Dat was niet heel lang dat het gebeurde maar het gebeurde wel. Het voelde apart. Het
duurde ook maar heel even, ik zei dat ik het niet wilde. Ik zei van dat het fout was en dat we dit niet moesten doen. [...] Het was heel kort. Hij was bij mij op bed gekomen, met zijn hoofd bij mijn hoofd. Hij had mij eerst gebeft. Hij kwam naar voren toe en vaak zit hij dan aan mijn borsten. Ik dacht dat hij dat weer wilde doen. Ik voelde dat toen ineens en ik schrok daarvan.
V: We hebben ook gesproken over die keer datje moeder jullie betrapte.
A: Hij had mijn onderbroek uitgedaan toen al.
V: Jij zegt dat [verdachte] op je kamer kwam en met zijn hoofd en handen onder de dekens ging.
Klopt dat?
A: Ja.
V: Wat deed hij precies?
A: Nog niet heel veel maar hij was nog zeg maar een beetje nog kusjes aan het geven enzo.
Op mijn bovenbenen en een beetje op mijn kut.
V: Wat deden zijn handen?
A: Die gingen over mijn lichaam heen.
V: Maakte je ook geluid?
A; Ja een beetje kreunen denk ik.
V: Wat maakte het dat je kreunde?
A: Dat het wel goed voelde, ondanks dat je weet dat het niet zo hoort, voelde het wel gewoon goed.
V: Hij zit met zijn hoofd onder de dekens dat deed hij zelf. Hij ging je kusjes geven en je
begint te kreunen. Hoe lang is het gaande voordat je moeder binnen komt?
A: Niet heel lang. Paar minuten denk ik wel.
V: Toen je moeder binnen kwam, wat deed [verdachte] toen bij jou?
A: Kusjes geven.
V: Heb je het dan ook over beffen?
A: Nee nog niet, hij was wel met zijn tong bezig maar nog niet helemaal, zeg maar dat de
kusjes wat erger werden.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor door de
rechter-commissaris d.d. 29 november 2022, los opgenomen in het dossier, inhoudend als
verklaring van aangeefster [benadeelde] :
Het klopt dat ik seksueel contact heb gehad gedurende een bepaalde periode met [verdachte]
, destijds mijn stiefvader. Het begon toen ik 14 was. Er zat een opbouw in en het ging
steeds iets verder. Op enig moment is [verdachte] ook naar mijn kut gegaan. Soms gaf hij er kusjes
op, soms likte hij mij en soms vingerde hij mij. Op enig moment is hij met zijn lul in mijn
kut gegaan.
Dat hij mij penetreerde is niet heel vaak geweest, maximaal vijf keer. [...]
Over het moment dat mijn moeder binnen kwam in april 2021 het volgende. [verdachte] was toen
met zijn hoofd onder de dekens en gaf mij kusjes in de buurt van mijn kut.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor door de
rechter-commissaris d.d. 29 november 2022, los opgenomen in het dossier, inhoudend als
verklaring van [moeder] :
Ik stond in de keuken. Ik hoorde gekreun van mijn dochter [benadeelde] en ik keek richting haar
kamer. De deur was enigszins open en ik ben toen gaan kijken en ik zag dat [verdachte] met zijn
hoofd en handen onder de dekens was van het bed van [benadeelde] . [benadeelde] lag onder de dekens. Ik schrok enorm en ik heb de dekens van [benadeelde] afgetrokken. Ik zag dat [benadeelde] naakt was. [verdachte] zat op zijn knieën naast het bed. [...]
Ik zag wel dat het hoofd en de handen van [verdachte] onder de dekens waren en ik hoorde [benadeelde]
kreunen. Ik vond het ook merkwaardig dat het hoofd van [verdachte] zolang onder de dekens bleef
toen ik binnen kwam. Zijn hoofd kwam pas tevoorschijn toen ik de dekens aftrok. Toen ik de deken van [benadeelde] af trok, lag ze languit op haar rug. [verdachte] zat op zijn knieën ter hoogte van haar heupen. Zijn hoofd bevond zich naast haar heupen aan de zijkant. [benadeelde] was toen
naakt. [...]
Ik heb [benadeelde] op de zaterdag gesproken. [benadeelde] vertelde mij dat er van alles op seksueel
terrein was gebeurd tussen haar en [verdachte] inclusief penetratie.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 12 mei
2021, opgenomen op pagina 79 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van
[naam] :
V: Wat heeft [benadeelde] aan jou verteld over wat er is gebeurd tussen [benadeelde] en haar stiefvader
[verdachte] ?
A: Ze wilde mij eerst niks vertellen, maar toen ik vroeg wat er aan de hand was zei ze dat er
iets gebeurde met haar wat niet hoorde. Ik vroeg haar toen of er iets was met [verdachte] en toen zei ze dat dat inderdaad zo was. Dit kwam ter sprake toen we het over seks hadden. Ze zei toen dat er iets met haar was gebeurd wat niet hoorde. Iemand deed iets bij haar wat niet hoorde. Ik vroeg haar of het [verdachte] was en toen zei ze uiteindelijk ja. Ze wilde het eerst geheim houden.
V: Wanneer was dat?
A: Volgens mij was het in het begin van klas 4, na de zomervakantie van 2020. Ik denk dat
het ergens in september of oktober was dat ze het vertelde. Ze vertelde dat haar stiefvader op haar kamer kwam. Dat ze daarom aan [verdachte] vroeg om weg te gaan, wat hij niet deed.
A: Ze sprak dan over seks in algemene zin. Ze zei alleen maar dat dit heeft gespeeld tussen
haar en [verdachte] en verder vertelde ze er niet over.
V: Heeft ze verteld wanneer dat is begonnen tussen haar en [verdachte] ?
A: ja. ze zei iets toen ze net in klas 1 of 2 zat. Volgens mij was ze toen 13 of 14 jaar oud.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 14 mei
2021, opgenomen op pagina 93 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van
[naam] :
V: We hebben gelezen dat je gebeld hebt met de front office van de afdeling zeden van de
politie. Vertel ons daar eens alles over, wat was daar de reden voor?
A: Ik ben werkzaam bij [instelling] . De reden is geweest dat [benadeelde] al sinds
oktober
[het hof begrijpt: 2020]bij mij in therapie is. Nu was er een melding bij ons binnengekomen [de rechtbank begrijpt: op 25 april 2021] dat zij is betrapt door moeder terwijl ze met haar stiefvader in bed lag. [benadeelde] lag naakt in bed. Hij lag met zijn hoofd onder de dekens. Ik had therapie met [benadeelde] . Zij vertelde dat zij al twee jaar door stiefvader wordt misbruikt.
V: Je had die melding gelezen. Je hebt het daar met haar over gehad. Wat vertelde [benadeelde]
daarover?
A: Begin december
[het hof begrijpt: 2020]kregen we het over seksueel contact. Ik heb haar toen gevraagd of ze al seksueel actief was. [benadeelde] gaf aan dat dit zo was maar niet omdat ze dit wilde, maar omdat ze hiertoe gedwongen was. Ik heb er op doorgevraagd wie het was. Daar wilde [benadeelde] niets overtellen omdat het een bekende was. De gevolgen waren te groot. Het was een bekende die ze vaker tegenkwam. (...)
Het speelde zich vaak 's nachts af. Meestal rond 01.00 a 02.00 uur in de nacht. Soms sliep [benadeelde] , soms was ze wakker. [verdachte] kwam dan naast haar zitten, naast het bed. Het begon met kriebelen over haar rug en dan naar beneden naar billen. Dan een beetje tussen haar benen en dan wilde hij haar altijd omdraaien. Dan moest ze op haar rug liggen. Dan kriebelde hij haar over haar buik en borsten. Dan begon hij met kusjes geven op de binnenkant van haar been, haar vagina, net boven haar vagina. Daarna ging hij haar beffen. Dan wilde hij vaak dat zij ook dingen bij hem deed. Dat wilde [benadeelde] absoluut niet. Daar werd [verdachte] dan weleens boos om. Ik vroeg haar wat hij wilde. Ze moest er wat voor terug doen. Ik vroeg haar wat dan? Pijpen of aftrekken? [benadeelde] bevestigde dit. [benadeelde] heeft nooit iets bij [verdachte] gedaan. Dit wilde ze echt niet. Het gebeurde soms dat hij haar penetreerde. Dit gebeurde niet altijd. Over de "onthulling in december" zei [benadeelde] : "Ik kom hem elke dag tegen, hij is ouder, ik ben niet bang voor hem maar wel voor de gevolgen". [benadeelde] vertelde mij ook dat er toen al een vriendin was die hiervan wist.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 2 juni
2021, opgenomen op pagina 117 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring
van [naam] :
V: [benadeelde] vertelde dat haar stiefvader weleens bij haar kwam. Wat heeft ze precies verteld?
A: Op een avond appte ik haar en toen zei ze: Nu even niet. Ik vroeg toen door en toen zei ze dat haar stiefvader weer langs was geweest. Dat had ze me wel vaker gezegd.
V: De eerste keer. Waar kwam jij toen achter?
A: Ik wist dat er wat aan de hand was toen ze appte: Nu even niet. Ik vroeg haar toen wat er
aan de hand was. Ze vertelde toen dat ze werd misbruikt door haar stiefvader. Volgens mij heeft ze gezegd: "Mijn vader heeft me net verkracht." Of: "Ik ben net verkracht", iets in die trant. Vanaf toen appten we elke avond. Ze vertelde vanaf dat moment elke keer wanneer er weer wat was gebeurd. Ze vertelde dan dat haar vader weer was geweest en dan kon ze amper praten en was ze in tranen. Ze vertelde wel dat ze elke keer had gezegd dat ze het niet wilde, maar dat hij maar door ging.
V: In welke periode vertelde ze jou daar over?
A: Volgens mij ongeveer twee maanden voordat ze aangifte heeft gedaan begon ze er over te vertellen. Het was op het moment dat we beiden nog op school zaten.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 18 mei 2021, opgenomen op pagina 139 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
V: Hoe ziet je gezin eruit?
A: Ik heb drie kinderen, [naam] , [naam] en [naam] . Mijn vrouw heeft twee kinderen, [naam] en [benadeelde] .
V: Welke rol heb jij in het gezin?
A: Rol van stiefvader en vader. Dat is ook tegen mij gezegd door [benadeelde] en [naam] . Vader door mijn zoon, en stiefvader door [benadeelde] en [naam] .
V: Welke rol heb jij dan in de opvoeding van de kinderen?
A: De vaderrol.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij op meer momenten in de periode van 19 juni 2019 tot en met 23 april 2021 te [plaats] , met een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, [benadeelde] , geboren op [geboortedatum] 2005, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, telkens ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] , hebbende verdachte:
- de mond en rug en billen en (tussen de) benen en vagina en de schaamstreek van die [benadeelde] betast en/of gekust en/of gelikt en
- een of meer van zijn vinger(s) in de vagina van die [benadeelde] gebracht en
- zijn tong in de vagina van die [benadeelde] gebracht en
- zijn penis in de vagina van die [benadeelde] gebracht.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft in haar strafmotivering het volgende overwogen:
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van aangeefster, de dochter van zijn toenmalige partner. Aangeefster woonde met haar moeder en broertje bij verdachte in huis en kende hem al sinds zij negen jaar oud was. Het misbruik ving aan toen aangeefster 14 jaar was en eindigde op 23 april 2021, na ontdekking op heterdaad door moeder.
Aangeefster had weinig tot geen contact meer met haar (biologische) vader en was gesteld op verdachte, haar stiefvader. In plaats van aangeefster de geborgenheid en de vaderfiguur te bieden die zij als kind (van gescheiden ouders) nodig had, heeft verdachte op een uiterst verwerpelijke manier misbruik gemaakt van de kwetsbaarheid van aangeefster. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank rekent het verdachte voorts aan dat hij geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen en (zelfs) aangeefster als leugenaar heeft weggezet, nota bene terwijl aangeefsters moeder hem betrapt had met zijn hoofd onder de deken van het bed van aangeefster, onder welke deken aangeefster naakt lag. Aangeefster moet zich intens eenzaam hebben gevoeld toen zij door (onder meer) haar eigen moeder niet werd geloofd in haar verklaringen omtrent het seksuele misbruik door verdachte, dat nota bene al langere tijd plaatshad. In plaats van dat verdachte, die aangeefster al zoveel leed had toegebracht als gevolg van het seksuele misbruik, heeft getracht om aangeefster nog enigszins in bescherming te nemen door ten minste toe te geven wat er allemaal was gebeurd, heeft hij haar, door haar voor leugenaar uit te maken, een trap na gegeven en in een nog ellendiger positie gebracht dan waarin zij al zat.
Het hof kan zich ook met bovenstaande overwegingen van de rechtbank verenigen en maakt deze tot de zijne. Hoeveel impact het bewezenverklaarde voor aangeefster heeft gehad, is ter terechtzitting in hoger beroep opnieuw gebleken. Aangeefster heeft de behandeling van de zaak vanuit een separate ruimte gevolgd om niet rechtstreeks met (de stem van) verdachte geconfronteerd te worden. Haar moeder heeft een verklaring afgelegd waarin sprekend is verwoord wat dit voor haar en voor de relatie met haar dochter heeft betekend.
Het hof heeft gelet op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 november 2024, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Uit het meest recente reclasseringsrapport van 16 augustus 2022 blijkt dat verdachte op vrijwillige basis een behandeltraject is aangegaan met betrekking tot de gezins- en relatieproblemen en dat de relatie met de moeder van aangeefster is beëindigd. Verdachte heeft een eigen woning en werkt fulltime als zelfstandige in de metaalbewerking. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte bevestigd dat voornoemde omstandigheden niet zijn gewijzigd, dat hij een nieuwe relatie heeft en dat hij een omgangsregeling heeft ten aanzien van zijn zoon. De reclassering achtte in 2022 geen reclasseringstoezicht of interventies nodig, maar heeft wel geadviseerd een contactverbod met aangeefster op te leggen in de vorm van een bijzondere voorwaarde.
Het hof constateert dat verdachte sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis zijn leven op een positieve wijze heeft ingericht. Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde is het hof evenwel van oordeel dat niet kan worden volstaan met oplegging van een andere dan een - gedeeltelijk - onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof acht, alles afwegende oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, - evenals de rechtbank - passend en geboden. Aan het voorwaardelijke strafdeel zal het hof als bijzondere voorwaarde een contactverbod met aangeefster verbinden gedurende een proeftijd van 3 jaren.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 16.395,=. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 10.000,=. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Aan materiële schade is een bedrag van € 1.395,= gevorderd voor de aanschaf van een nieuw bed. De door de benadeelde partij geleden schade is naar het oordeel van het hof het rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde feit, als bedoeld in artikel 361 lid 2 aanhef en sub b Sv. De hoogte van de schade is onderbouwd met een rekeningafschrift waarop de kosten voor het bed zijn vermeld. Deze kosten voor een nieuw bed zijn naar het oordeel van het hof niet onredelijk hoog, maar voor vergoeding komt slechts de dagwaarde van het te vervangen bed in aanmerking. Omdat die waarde niet nauwkeurig kan worden vastgesteld zal het hof de schade schatten en ziet het hof aanleiding tot matiging van het toe te wijzen bedrag tot € 500,=. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Verder is een bedrag van € 15.000,= gevorderd aan immateriële schade. Het bewezenverklaarde houdt in dat verdachte gedurende een periode van bijna 2 jaren ontucht mede bestaande uit seksueel binnendringen heeft gepleegd met aangeefster, die toen in de puberleeftijd was. De aard en de ernst van de normschending brengt mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De vordering leent zich – naar maatstaven van billijkheid – voor toewijzing tot een bedrag van € 10.000,=. De benadeelde partij zal voor het meer gevorderde niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
32 (tweeëndertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
8 (acht) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat het de verdachte gedurende de volledige proeftijd verboden is contact te leggen of te laten leggen met [benadeelde] , geboren op [geboortedatum] 2005.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 10.500,= (tienduizend vijfhonderd euro) bestaande uit € 500,= (vijfhonderd euro) materiële schade en
€ 10.000,= (tienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 10.500,00 (tienduizend vijfhonderd euro) bestaande uit € 500,00 (vijfhonderd euro) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 87 (zevenentachtig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 23 april 2024.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Aldus gewezen door
mr. L.T. Wemes, voorzitter,
mr. M.B. de Wit en mr. R.R.H. Laurens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier,
en op 20 december 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Buiten staat
Mr. Laurens is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.