ECLI:NL:GHARL:2024:7839

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
21-003428-23
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep na inbraak en diefstal met geweld

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor inbraak en diefstal met geweld, gepleegd op 27 januari 2023. De politierechter had de verdachte een gevangenisstraf van 12 weken opgelegd, met aftrek van voorarrest, en had vorderingen van benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting op 5 december 2024 heeft het hof de zaak onderzocht. De advocaat-generaal heeft gepleit voor bevestiging van het vonnis, terwijl de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. D.G. Nagel, de vrijspraak hebben bepleit. Het hof heeft vastgesteld dat er op de pleegdatum van de feiten inderdaad een inbraak heeft plaatsgevonden en dat er geweld is gebruikt bij de diefstal van een telefoon. Echter, het hof kon niet vaststellen dat de verdachte de dader was. De identificatie van de verdachte door de aangever voldeed niet aan de eisen van wettig en overtuigend bewijs.

Het hof heeft geconcludeerd dat, hoewel er DNA-materiaal van de verdachte op een steen is aangetroffen die gebruikt is bij de inbraak, dit niet voldoende bewijs opleverde om de verdachte te veroordelen. De beschrijving van de dader door de aangever kwam niet overeen met het uiterlijk van de verdachte. Gezien deze discrepantie heeft het hof besloten het vonnis van de politierechter te vernietigen en de verdachte vrij te spreken van de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003428-23
Uitspraak d.d.: 19 december 2024
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 19 juli 2023 met parketnummer 16-099024-23 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres 1] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 5 december 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot
  • veroordeling van verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 weken met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht;
  • bevestiging van het vonnis ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. D.G. Nagel, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Midden-Nederland heeft verdachte veroordeeld ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 weken met aftrek van de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. Verder heeft de politierechter de vordering van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 763,65 respectievelijk € 438,00, beide vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk in hun vorderingen verklaard.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 januari 2023 te [pleegplaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, twee computerbeeldschermen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het/die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2.
hij op of omstreeks 27 januari 2023 te [pleegplaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het/die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- naar [benadeelde 2] te roepen: "ik schiet een kogel door je kop!" en/of
- [benadeelde 2] bij zijn jas vast te pakken, hem naar de grond te duwen, bovenop hem te gaan zitten en/of
- ( samen met medeverdachte) [benadeelde 2] zijn telefoon afhandig te maken om daarmee te voorkomen dat de identiteit van medeverdachte en verdachte achterhaald zou kunnen worden en/of
- samen met medeverdachte in een auto te stappen en (hard) weg te rijden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze hierin verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak van het onder 1 en 2 tenlastegelegde

In hoger beroep staat niet ter discussie dat op basis van het dossier vast te stellen is dat er op 27 januari 2023 is ingebroken in het pand van [benadeelde 1] aan de [adres 2] te [plaats] , dat men binnengekomen is door een ruit van een kantoorruimte te vernielen en dat uit het betreffende pand twee computerbeeldschermen zijn weggenomen. Ook staat vast dat vervolgens de telefoon van aangever [benadeelde 2] met geweld is gestolen. Tenslotte staat niet ter discussie dat deze twee feiten door twee personen, een man en een vrouw, zijn gepleegd en dat deze twee personen hierbij gebruik hebben gemaakt van een witte Citroën C3 met kentekennummer [kenteken] . De vraag die in hoger beroep beantwoord moet worden is of verdachte één van deze personen is geweest die zich schuldig hebben gemaakt aan de twee feiten zoals deze hem onder 1 en 2 ten laste zijn gelegd. Verdachte heeft dat zelf, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, ontkend.
Door een forensisch onderzoeker is een dag later op het bureau onder het vernielde raam van [benadeelde 1] een steen gevonden, waarvan hij veronderstelt dat die door het raam gegooid is. Op die steen zat DNA-materiaal waarvan een DNA-hoofdprofiel afgeleid is van een man. De mogelijke donor van dit celmateriaal is verdachte, waarbij de frequentie van het DNA-hoofprofiel kleiner is dan één op één miljard. De advocaat-generaal gaat ervan uit dat dit een daderspoor is en heeft aangevoerd dat mede hieruit volgt dat verdachte één van de daders was, nu hij geen goede alternatieve verklaring voor het aldaar aantreffen van zijn DNA heeft gegeven.
Uit het dossier volgt dat de bij de diefstallen gebruikte Citroën C3 ten tijde van de pleegdatum van de tenlastegelegde feiten op naam stond van medeverdachte [medeverdachte] . Verdachte heeft met betrekking tot deze auto in hoger beroep verklaard dat hij, in ieder geval als bijrijder, veelvuldig in deze auto reed nu hij een relatie had met medeverdachte [medeverdachte] . Mogelijk is zijn DNA via die auto, via de werkelijke dader, op de steen terechtgekomen, aldus verdachte.
Het hof twijfelt niet aan de onderzoeksresultaten dat het gevonden DNA-materiaal (hoogstwaarschijnlijk) toebehoort aan verdachte. Ook gaat het hof ervan uit dat deze steen door één van de daders gebruikt is om toegang te verkrijgen tot het pand van [benadeelde 1] . Evenwel kan het hof niet vaststellen dat het verdachte was die deze strafbare feiten heeft gepleegd.
Doorslaggevend voor het hof is dat de omschrijving die aangever [benadeelde 2] geeft van het signalement van de dader op een wezenlijk onderdeel niet overeenkomt met het uiterlijk van verdachte. Aangever omschrijft de dader als een donker getinte man, tegen zwart aan. De dader had blote handen. Over de confrontatie met de dader verklaart hij dat de dader aangevers jas met twee handen vastpakte ter hoogte van zijn nek. Er volgde een worsteling door middel van over en weer trekken. Even later wist de dader aangever op de grond te krijgen en ging hij bovenop aangever zitten. Bij deze worsteling was een vrouw aanwezig, die hij omschrijft als licht getint.
Het hof stelt vast dat aangever de dader van zeer dichtbij heeft gezien en dat hij ook zijn blote handen zag. Ook beschrijft aangever het verschil tussen een licht getinte huidskleur en een donker getinte, tegen het zwarte aan.
Het is het hof gebleken dat verdachte een (zeer) licht getinte man is. Het verschil in het door aangever opgegeven signalement en het uiterlijk van verdachte is dermate groot, dat het hof niet kan vaststellen dat verdachte de door aangever bedoelde dader is. Dat aangever dit mogelijk niet goed gezien heeft omdat het donker was, zoals de advocaat-generaal stelt, acht het hof onaannemelijk gelet op de zeer dichte afstand tussen aangever en de dader tijdens de worsteling met elkaar en aangever de vrouw wel als licht getint kan omschrijven.
Dat van verdachte wel DNA-materiaal op de aangetroffen steen is gevonden, is weliswaar een zeer sterke aanwijzing voor zijn betrokkenheid, maar tegen de achtergrond van wat zojuist is overwogen vindt het hof dat niet doorslaggevend.
Gelet op het hiervoor overwogene is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft gepleegd, waardoor hij hiervan behoort te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:

vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

verklaartniet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. T.H. Bosma, voorzitter,
mr. G.A. Versteeg en mr. J.A.M. Kwakman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.C. Bita, griffier,
en op 19 december 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.