ECLI:NL:GHARL:2024:7792

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
17 december 2024
Zaaknummer
200.347.667/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake niet-ontvankelijkheid wsnp-verzoek door schuldenaar

In deze zaak heeft Hocar B.V. op 17 juli 2024 de rechtbank Overijssel verzocht om [appellant] in staat van faillissement te verklaren. Om dit verzoek af te wenden, heeft [appellant] op 30 juli 2024 een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling (wsnp) ingediend. De rechtbank heeft [appellant] echter niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek, omdat hij niet de benodigde verklaring volgens artikel 285 Fw had aangeleverd. Ondanks een uitstel om de stukken aan te leveren, is [appellant] niet verschenen op de zitting van 14 oktober 2024 en heeft hij geen stukken ingediend. De rechtbank heeft op 28 oktober 2024 vonnis gewezen, waarin het ontbreken van de benodigde stukken als reden voor afwijzing werd genoemd.

[Appellant] heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, met de bedoeling alsnog toegelaten te worden tot de wsnp. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 december 2024 heeft [appellant] verklaard dat hij door ernstige gezondheidsproblemen niet in staat was om de benodigde stukken aan te leveren. Het hof heeft echter vastgesteld dat [appellant] ook in hoger beroep geen gegevens heeft verstrekt die volgens artikel 285 Fw vereist zijn. Hierdoor kon het hof geen oordeel vellen over zijn vermogens- en inkomenspositie.

Het hof heeft geconcludeerd dat er geen grond is om [appellant] opnieuw uitstel te verlenen, aangezien hij herhaaldelijk was gewezen op zijn verantwoordelijkheid om de benodigde stukken aan te leveren. Het hof heeft uiteindelijk het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het heeft overwogen dat de omstandigheden van [appellant] niet voldoende waren om zijn verzoek alsnog in behandeling te nemen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.347.667
zaaknummer rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo 318749
arrest van 17 december 2024
in de zaak van
[appellant]
die woont in [woonplaats]
die hoger beroep heeft ingesteld
hierna: [appellant]
advocaat: mr. P.H.A. Mulder (onttrokken)

1.De procedure bij de rechtbank

1.1.
Op 17 juli 2024 heeft Hocar B.V. de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo (hierna: de rechtbank) verzocht om [appellant] in staat van faillissement te verklaren.
1.2.
Om het verzoek van Hocar B.V. af te wenden heeft [appellant] op 30 juli 2024 een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling (hierna: wsnp) bij de rechtbank ingediend. De rechtbank heeft [appellant] erop gewezen dat aan zijn wsnp-verzoek de verklaring als bedoeld in artikel 285 lid 1 sub f Fw ontbrak. [appellant] heeft van de rechtbank vervolgens een uitstel tot eind augustus 2024 gekregen om zijn wsnp-verzoek compleet te maken zodat het zou voldoen aan de wettelijke vereisten. [appellant] is er toen ook op gewezen dat die termijn, gezien de wettelijke bepalingen, niet kan worden verlengd.
1.3.
De rechtbank heeft [appellant] opgeroepen om te verschijnen ter zitting van 14 oktober 2024 voor de behandeling van zijn verzoek. [appellant] is toen niet verschenen en hij heeft de rechtbank geen stukken gestuurd. Wel heeft [appellant] op die dag met de griffie van de rechtbank gebeld met de mededeling dat hij zich realiseerde dat hij die ochtend ter zitting had moeten verschijnen. De rechtbank heeft bij vonnis van 28 oktober 2024 [appellant] niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek om te worden toegelaten tot de wsnp. Het hof verwijst naar dat vonnis.

2.De procedure bij het hof

2.1.
Mr. Mulder heeft namens [appellant] bij een op 4 november 2024 bij het hof binnengekomen beroepschrift hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 28 oktober 2024. De bedoeling van het hoger beroep van [appellant] is dat hij alsnog tot de wsnp wordt toegelaten. Het hof heeft kennisgenomen van dit beroepschrift met als (enige) bijlage het vonnis van de rechtbank.
2.2.
Op 5 december 2024 heeft mr. Mulder het hof laten weten dat hij zich onttrekt als advocaat van [appellant] .
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 december 2024. Hierbij is [appellant] verschenen.

3.De motivering van de beslissing in hoger beroep

Het oordeel van de rechtbank
3.1.
De rechtbank heeft [appellant] niet-ontvankelijk verklaard omdat [appellant] geen verklaring ex artikel 285 Fw heeft aangeleverd. Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat het aannemelijk is dat [appellant] de bevoegdheid om een wsnp-verzoek in te dienen niet heeft aangewend om in een schuldsaneringsregeling terecht te komen, maar om een mogelijke faillietverklaring zoveel mogelijk te traineren of te blokkeren. De rechtbank heeft [appellant] in het vonnis erop gewezen dat een eventueel nieuw wsnp-verzoek wegens misbruik van bevoegdheid niet in behandeling zal worden genomen en dat daar dus geen schorsende werking aan zal worden verleend.
Het standpunt van [appellant]
3.2.
[appellant] is het niet eens met het oordeel van de rechtbank. Hij voert aan dat hij niet heeft voldaan aan de oproep om de benodigde stukken aan te leveren omdat hij kampt met ernstige gezondheidsproblemen. Al enige tijd ondergaat hij onderzoeken en behandeling voor een tumor achter zijn rechteroog en hij was sinds begin november 2024 tot 6 december 2024 daarvoor opgenomen in het ziekenhuis in Rotterdam. Inmiddels heeft [appellant] de operatie achter de rug en rest hem een herstel van drie maanden. Onder die moeilijke omstandigheden probeert [appellant] zowel zakelijk als privé het overzicht te behouden en een akkoord te bereiken met de aanvrager van zijn faillissement, Hocar B.V. [appellant] heeft ervan afgezien nadere stukken bij de rechtbank in te dienen, omdat op dit moment zijn totale schuldenlast onvoldoende bekend is. Verder is [appellant] het niet eens met het oordeel van de rechtbank dat sprake is van misbruik van bevoegdheid. Hij voert daartoe aan dat hij geen enkele ervaring heeft met het aanvragen van een wsnp-traject of met het opstellen van de nadere stukken waar de rechtbank om vroeg. Het was voor [appellant] , op het moment dat hij het verzoek deed tot toelating tot de wsnp, niet duidelijk welke nadere stukken nodig waren en of het noodzakelijk is voor toelating of de schuldenlast op dat moment vast moet staan. [appellant] heeft zich met name gefocust op het bereiken van een regeling met zijn schuldeisers, waaronder ook de aanvrager van zijn faillissement. Bovendien heeft [appellant] vanwege zijn gezondheidssituatie onvoldoende aandacht besteed aan het verzoek tot toelating tot de wsnp en de daarbij behorende eisen. Gelet op de speculatieve stellingen die de rechtbank inneemt en de kwalificaties die volgens [appellant] niet op feitelijke grondslagen zijn gebaseerd, getuigt het oordeel van de rechtbank dat sprake is van misbruik van bevoegdheid van vooringenomenheid, aldus [appellant] .
Het oordeel van het hof
3.3.
Het hof stelt vast dat [appellant] ook nu in hoger beroep niet de gegevens en stukken heeft aangeleverd die volgens artikel 285 Fw in of bij een wsnp-verzoekschrift moeten worden verstrekt. Het hof heeft louter een beroepschrift en het vonnis van de rechtbank ontvangen. Het kan zich daardoor geen beeld vormen van de vermogens- en inkomenspositie van [appellant] en kan daarom niet beoordelen of hij in aanmerking zou komen voor toelating tot de wsnp. Op basis van de verklaringen van [appellant] tijdens de mondelinge behandeling stelt het hof vast dat hij geen inzicht geeft in zijn vermogens- en inkomenspositie of zulk inzicht niet wil verschaffen, waardoor er geen basis is om aan te nemen dat [appellant] een zodanig overzicht op korte termijn zal (kunnen) aanleveren.
3.4.
Het hof ziet daarom geen grond om [appellant] opnieuw uitstel te verlenen om de nodige gegevens en stukken in te dienen, zoals hij tijdens de mondelinge behandeling heeft gevraagd. De rechtbank heeft [appellant] in juli 2024 een maand lang de gelegenheid geboden om de vereiste stukken alsnog te verstrekken. Vervolgens heeft de rechtbank vonnis gewezen, waarin het ontbreken daarvan als reden voor afwijzing van het verzoek is vermeld. Nadat het beroepschrift op 4 november 2024 bij het hof binnenkwam, heeft ook het hof meermaals verzocht om de nadere stukken. Het moet dus voor [appellant] voldoende duidelijk zijn geweest dat hij de stukken alsnog aan het hof had moeten (laten) verstrekken en hij heeft ruim de tijd gehad om daartoe over te gaan. Het hof neemt daarbij in overweging dat [appellant] ernstige gezondheidsproblemen heeft en dat zijn ziekenhuisopname hem forse beperkingen heeft opgelegd. Daar staat echter tegenover dat het [appellant] sinds juli 2024 herhaaldelijk duidelijk is gemaakt dat het zijn verantwoordelijkheid is om de nodige gegevens en stukken aan te leveren en dat hij daarmee, naar het hof begrijpt, nog geen begin heeft gemaakt. Het hof neemt daarbij ook in overweging dat de schuldeisers nu zo snel mogelijk duidelijkheid moeten krijgen over het hangende (geschorste) faillissementsverzoek.
Misbruik van bevoegdheid?
3.5.
De omstandigheden dat [appellant] niet op de zitting bij de rechtbank is verschenen en dat hij de gevraagde stukken niet heeft verstrekt, betekenen naar het oordeel van het hof niet dat een eventueel nieuw wsnp-verzoek van [appellant] op voorhand niet in behandeling zal kunnen worden genomen omdat een dergelijk verzoek zou neerkomen op misbruik van bevoegdheid. Het hof neemt daarbij in overweging dat [appellant] wel op de mondelinge behandeling voor het hof is verschenen, dat hij - in het kader van het hoger beroep - heeft uitgelegd dat zijn gezondheidssituatie hem de afgelopen maanden forse beperkingen heeft opgelegd en dat dat de voornaamste reden is geweest voor het niet toesturen van de gevraagde stukken.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 28 oktober 2024.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.J. van der Korst, M.P.M Hennekens, en J.G.B. Pikkemaat, en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 december 2024.