In deze zaak gaat het om de uithuisplaatsing van de minderjarigen [de minderjarige1] en [de minderjarige2], die sinds 20 maart 2018 onder toezicht staan van de gecertificeerde instelling (GI) William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering. De kinderrechter had eerder een machtiging verleend voor uithuisplaatsing bij de moeder, maar deze werd niet verlengd. De moeder ging in hoger beroep tegen deze beslissing van de kinderrechter. Het hof heeft de zaak behandeld en de feiten zijn als volgt: de ouders van de kinderen zijn gescheiden en de vader heeft het gezag over de kinderen. De kinderen zijn tijdelijk bij de moeder geplaatst, maar de vader heeft de kinderen weer bij zich genomen. De moeder vreest voor de veiligheid van de kinderen bij de vader, terwijl de vader stelt dat de situatie veilig is. De GI heeft geen verweer gevoerd tegen de afwijzing van de machtiging tot uithuisplaatsing en benadrukt het belang van een goede omgangsregeling met beide ouders. Het hof heeft de situatie beoordeeld en geconcludeerd dat er geen noodzaak meer is voor uithuisplaatsing bij de moeder, gezien de verbeterde situatie bij de vader. Het hof bekrachtigt de beslissing van de kinderrechter en laat de kinderen bij de vader wonen.