Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over voorlopige voorzieningen met betrekking tot partneralimentatie en het gebruik van de echtelijke woning na de echtscheiding van partijen. De man, die de Nigeriaanse nationaliteit heeft, en de vrouw, die de Nederlandse nationaliteit heeft, zijn in 2019 in Gambia gehuwd. De rechtbank Gelderland had op 2 augustus 2024 de echtscheiding uitgesproken, maar de beschikking was nog niet ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand ten tijde van de mondelinge behandeling op 4 november 2024. De man had hoger beroep ingesteld tegen de nevenvoorzieningen die de rechtbank had getroffen, waaronder de verplichting tot het betalen van partneralimentatie van € 1.975,- per maand en het huurrecht van de echtelijke woning.
In de voorlopige voorzieningen van 22 augustus 2024 had de rechtbank bepaald dat de man € 165,- per maand aan de vrouw moest betalen en dat hij het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning had. In hoger beroep verzocht de man om opschorting van de alimentatie en het uitsluitend gebruik van de woning, terwijl de vrouw verweer voerde en een zelfstandig verzoek indiende om het gebruik van de woning aan haar toe te kennen. Het hof oordeelde dat de man geen wijziging van omstandigheden had aangetoond voor de alimentatie, maar dat de rechtbank onjuiste gegevens had gebruikt bij de beoordeling van het gebruik van de echtelijke woning. Het hof kwam tot de conclusie dat de vrouw een groter belang had bij het gebruik van de woning, gezien haar situatie na de scheiding. Het hof wijzigde de beschikking van de rechtbank en bepaalde dat de vrouw met uitsluiting van de man gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning, met een bevel aan de man om de woning te verlaten.