ECLI:NL:GHARL:2024:7778

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
17 december 2024
Zaaknummer
200.345.329/02
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging voorlopige voorzieningen inzake partneralimentatie en gebruik echtelijke woning na echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over voorlopige voorzieningen met betrekking tot partneralimentatie en het gebruik van de echtelijke woning na de echtscheiding van partijen. De man, die de Nigeriaanse nationaliteit heeft, en de vrouw, die de Nederlandse nationaliteit heeft, zijn in 2019 in Gambia gehuwd. De rechtbank Gelderland had op 2 augustus 2024 de echtscheiding uitgesproken, maar de beschikking was nog niet ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand ten tijde van de mondelinge behandeling op 4 november 2024. De man had hoger beroep ingesteld tegen de nevenvoorzieningen die de rechtbank had getroffen, waaronder de verplichting tot het betalen van partneralimentatie van € 1.975,- per maand en het huurrecht van de echtelijke woning.

In de voorlopige voorzieningen van 22 augustus 2024 had de rechtbank bepaald dat de man € 165,- per maand aan de vrouw moest betalen en dat hij het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning had. In hoger beroep verzocht de man om opschorting van de alimentatie en het uitsluitend gebruik van de woning, terwijl de vrouw verweer voerde en een zelfstandig verzoek indiende om het gebruik van de woning aan haar toe te kennen. Het hof oordeelde dat de man geen wijziging van omstandigheden had aangetoond voor de alimentatie, maar dat de rechtbank onjuiste gegevens had gebruikt bij de beoordeling van het gebruik van de echtelijke woning. Het hof kwam tot de conclusie dat de vrouw een groter belang had bij het gebruik van de woning, gezien haar situatie na de scheiding. Het hof wijzigde de beschikking van de rechtbank en bepaalde dat de vrouw met uitsluiting van de man gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning, met een bevel aan de man om de woning te verlaten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.345.329/02
(zaaknummer rechtbank Gelderland 436227)
beschikking van 17 december 2024 inzake voorlopige voorzieningen
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker,
verweerder in zelfstandig verzoek,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. E. Maalsen,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerster,
verzoekster in zelfstandig verzoek,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. M.M.P. Gerrits.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met producties, ingekomen op 2 september 2024;
- het verweerschrift tevens houdende een zelfstandig verzoek;
- een journaalbericht van mr. Gerrits van 18 oktober 2024 met productie.
1.2
De mondelinge behandeling heeft op 4 november 2024 plaatsgevonden.
Aanwezig waren:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk in de Engelse taal;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.
1.3
Na de mondelinge behandeling zijn met toestemming van het hof nog ingekomen:
- een journaalbericht van mr. Maalsen van 7 november 2024 met een brief en producties;
- een journaalbericht van mr. Gerrits van 14 november 2024 met een brief.

2.De feiten

2.1
Partijen zijn [in] 2019 met elkaar gehuwd in [plaats1] , Gambia.
Bij beschikking van 2 augustus 2024 heeft de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, de echtscheiding tussen hen uitgesproken.
De echtscheidingsbeschikking was ten tijde van de mondelinge behandeling nog niet ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2
De man heeft de Nigeriaanse nationaliteit en de vrouw heeft de Nederlandse nationaliteit.
2.3
De man heeft bij dit hof hoger beroep ingesteld tegen de in de echtscheidingsbeschikking getroffen nevenvoorzieningen, te weten de partneralimentatie en het huurrecht van de echtelijke woning.
In de echtscheidingsbeschikking heeft de rechtbank, voor zover van belang, bepaald:
- dat de man aan de vrouw voor haar levensonderhoud moet betalen € 1.975,- per maand vanaf de dag waarop de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, en
- dat de vrouw huurder zal zijn van de woning, gelegen te [woonplaats1] aan de [adres] (de echtelijke woning), zulks met ingang van de dag waarop de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

3.De omvang van het geschil

3.1
Bij beschikking voorlopige voorzieningen van 22 augustus 2024 heeft de rechtbank:
- bepaald dat de man met ingang van die datum als bijdrage in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw zal betalen € 165,- bruto per maand, bij vooruitbetaling te voldoen;
- bepaald dat de man met ingang van die datum bij uitsluiting gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning gelegen te [woonplaats1] , [adres] , met bevel dat de vrouw die woning dient te verlaten en deze verder niet mag betreden, en
- verstaan dat deze voorzieningen gelden voor de duur van de bodemprocedure.
3.2
In dit hoger beroep gaat het om zowel het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning als om het bedrag dat de man moet betalen voor het levensonderhoud van de vrouw.
3.3
De man verzoekt het hof bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat, totdat er een beslissing is genomen in de beroepsprocedure:
- hij geen althans een bedrag van € 165,- bruto per maand aan de vrouw dient te betalen als bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud;
- hij bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning met bevel dat de vrouw de woning niet mag betreden.
3.4
De vrouw voert verweer en heeft een zelfstandig verzoek gedaan.
Zij verzoekt het hof, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I het verzoek van de man tot opschorting van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de echtscheidingsbeschikking van 2 augustus 2024 af te wijzen;
II de verzoeken voorlopige voorzieningen van de man af te wijzen;
III bij wege van voorlopige voorziening te bepalen dat de vrouw met uitsluiting van de man gerechtigd is tot het gebruik en genot van de echtelijke woning van partijen te [woonplaats1] aan het adres [adres] , met bevel dat de man voormelde woning dient te verlaten en niet meer mag betreden;
IV met compensatie van proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij zijn eigen proceskosten dient te dragen dan wel de beslissing ten aanzien van de proceskosten ten aanzien van dit deel van de procedure aan te houden tot aan de eindbeslissing in hoger beroep.

4.De beoordeling van het verzoek

Rechtsmacht en toepasselijk recht
Partneralimentatie
4.1
Op grond van artikel 3 sub b Alimentatieverordening (nr. 4/2009 Raad van 18 december 2008) heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht, omdat de vrouw haar woonplaats in Nederland heeft.
Tegen het oordeel van de rechtbank dat Nederlands recht van toepassing is, is geen grief
gericht. Ook in hoger beroep zal dus Nederlands recht worden toegepast.
Gebruik echtelijke woning
4.2
De Nederlandse rechter heeft rechtsmacht in de echtscheidingszaak, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen in de beschikking van 2 augustus 2024 op grond van artikel 3 Brussel II-ter. Op grond van artikel 4 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft de Nederlandse rechter in dit geval ook rechtsmacht in deze voorlopige voorzieningen.
Omdat hierover geen geschil is, zal het hof net zoals de rechtbank Nederlands recht toepassen.
Rechtsgeldig huwelijk
4.3
Het hof dient eerst te beoordelen of sprake is van een rechtsgeldig huwelijk voordat het hof aan de beoordeling van het verzoek tot de gemelde voorzieningen kan toekomen.
Artikel 10:31 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat een buiten Nederland gesloten huwelijk dat ingevolge het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking plaatsvond rechtsgeldig is of nadien rechtsgeldig is geworden, als zodanig wordt erkend.
Lid 4 bepaalt dat een huwelijk wordt vermoed rechtsgeldig te zijn, indien een huwelijksverklaring is afgegeven door een bevoegde autoriteit.
4.4
Partijen zijn gehuwd in [plaats1] , Gambia. Na de mondelinge behandeling heeft de man een kopie van de huwelijksakte overgelegd. Partijen zijn gehuwd onder de ‘Civil Marriage Act’. Een dergelijk huwelijk dient te worden gesloten door een ‘registrar’ in bijzijn van twee getuigen. Uit de huwelijksakte blijkt dat dit het geval was. Daarbij is de huwelijksakte opgesteld in de originele voertaal in Gambia, namelijk de Engelse taal. De akte is voorzien van een stempel van de ‘registry’ van [plaats1] .
Op grond hiervan is het hof van oordeel dat sprake is van een rechtsgeldig huwelijk dat in Nederland wordt erkend.
Voorlopige voorzieningen
4.5
Aangezien de hoofdzaak tussen partijen bij dit hof aanhangig is en er voldoende samenhang bestaat tussen de te wijzigen voorziening en de hoofdzaak, zijn partijen ontvankelijk in hun verzoek tot – naar het hof begrijpt – wijzigen van voorlopige voorzieningen gelet op het bepaalde in artikel 821 juncto 824 lid 2 Rv.
4.6
Het hof stelt voorop dat de getroffen voorlopige voorzieningen – partneralimentatie en het uitsluitend gebruik echtelijke woning – op grond van artikel 826 lid 1 Rv hun kracht behouden totdat de betreffende beslissingen in de bodemzaak – ofwel partneralimentatie en huurrecht echtelijke woning – in kracht van gewijsde gaan.
Het hof overweegt dat wijziging of intrekking van een beschikking voorlopige voorzieningen gelet op artikel 824 lid 2 Rv slechts mogelijk is indien de omstandigheden na de dagtekening van de beschikking in zodanige mate zijn gewijzigd of indien bij het geven van de beschikking in zodanige mate van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan, dat, alle betrokken belangen in aanmerking genomen, de voorziening niet in stand kan blijven.
Partneralimentatie
4.7
Het hof stelt vast dat de man geen wijziging van omstandigheden heeft aangevoerd en ook niet heeft betoogd dat in de beschikking voorlopige voorzieningen van 22 augustus 2024 is uitgegaan van onjuiste of onvolledige gegevens bij de vaststelling van de partneralimentatie, zodat zijn verzoek moet worden afgewezen.
Gebruik echtelijke woning
4.8
Het hof is van oordeel dat de rechtbank is uitgegaan van onjuiste dan wel onvolledige gegevens bij de beoordeling van het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning, omdat de rechtbank er vanuit is gegaan dat de man in Nederland is gekomen als vluchteling (en dit heeft meegenomen in de afweging van de belangen) terwijl de man een reguliere verblijfstitel heeft op basis van zijn verblijf bij de vrouw. Dat betekent dat het hof opnieuw de belangen van partijen zal wegen. Naar het oordeel van het hof kan de voorziening van het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning dan ook niet in stand kan blijven. Het hof overweegt hiertoe dat de man een baan heeft, waardoor hij langer en meer van huis is dan de vrouw nu zij geen baan heeft. Daarbij is de man inmiddels vijf jaar in Nederland en verwacht het hof dat hij inmiddels een (klein) netwerk heeft opgebouwd waardoor hij mogelijkheden heeft om tijdelijk elders te kunnen verblijven. De rechtbank overwoog in haar beschikking van 22 augustus 2024 dat het aannemelijk was dat de vrouw meer uitwijkmogelijkheden had dan de man maar inmiddels is gebleken dat het netwerk van de vrouw niet in staat is om haar op te vangen. De vrouw heeft onbestreden gesteld dat zij sinds zij de echtelijke woning heeft verlaten een zwervend bestaan leidt en in de auto in een parkeergarage slaapt.
Verder neemt het hof mee dat de man het hof kenbaar heeft gemaakt dat hij op zoek is naar andere woonruimte omdat hij liever niet in de echtelijke woning wil blijven wonen.
Gelet op het vorenstaande is het hof – anders dan de rechtbank – van oordeel dat de vrouw een groter belang heeft bij het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning dan de man. Het hof zal het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning dan ook toekennen aan de vrouw.

5.De beslissing

Het hof:
wijzigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 22 augustus 2024, voor zover het betreft de daarin getroffen voorziening van het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt dat de vrouw met ingang van heden bij uitsluiting van de man gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning gelegen in [woonplaats1] aan de [adres] , met bevel dat de man die woning dient te verlaten en deze verder niet mag betreden;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt en
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, K. Mans en S. Kuijpers, bijgestaan door mr. L.J.G. Scheffer-Overbeek als griffier, en is op 17 december 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.