ECLI:NL:GHARL:2024:7747

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
21-000412-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling van minderjarige voor medeplegen van niet-ambtelijke omkoping (matchfixing) met vormverzuim

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland. De minderjarige verdachte was eerder veroordeeld voor het medeplegen van niet-ambtelijke omkoping, specifiek matchfixing, en kreeg een werkstraf van zeventig uren opgelegd. De advocaat van de verdachte voerde aan dat er sprake was van onherstelbare vormverzuimen, omdat een mondeling gegeven bevel tot stelselmatige informatie-inwinning niet binnen de wettelijke termijn op schrift was gesteld. Het hof oordeelde dat dit vormverzuim niet tot bewijsuitsluiting leidde, maar volstond met de constatering ervan.

De verdachte had in de periode van 2 tot 4 juni 2022 samen met anderen professionele voetballers benaderd met het aanbod van geldbedragen in ruil voor het manipuleren van wedstrijden. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit, ondanks de verdediging die pleitte voor vrijspraak. De rechtbank vernietigde het eerdere vonnis en legde een werkstraf van veertig uren op, subsidiair twintig dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest. Tevens werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf toegewezen.

Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de noodzaak om het vertrouwen in de sport en sportweddenschappen te waarborgen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000412-24
Uitspraak d.d.: 16 december 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland van 18 januari 2024 met parketnummer 83-140148-22 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 16-067298-20, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2005,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [straat]

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 2 december 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde feit tot een werkstraf van veertig uren, subsidiair twintig dagen jeugddetentie, en tot toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. N.S. van der Vliet, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De kinderrechter heeft bij vonnis van 18 januari 2024, waartegen het hoger beroep is gericht, verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde feit veroordeeld tot een werkstraf ter hoogte van zeventig uren, subsidiair vijfendertig dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest. Tevens heeft de kinderrechter beslist tot toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
primair
hij, in of omstreeks de periode van 2 juni 2022 tot en met 4 juni 2022 te [pleegplaats 1] en/of [pleegplaats 2] en/of [pleegplaats 3] en/of [pleegplaats 4] en/of [pleegplaats 5] en/of [pleegplaats 6] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) [speler 1] en/of [speler 2] en/of [speler 3] en/of [speler 4] die, anders dan als ambtena(a)r(en), te weten als professione(e)l(e) voetballers werkzaam zijnde in dienstbetrekking(en) bij de voetbalclubs [club 1] en/of [club 2] en/of [club 3] en/of [club 4] (bijlage 1, 2, 3, 4 aanvullend proces-verbaal),
naar aanleiding van hetgeen deze professione(e)l(e) voetballer(s) voornoemd in zijn/hun dienstbetrekking heeft/hebben gedaan en/of nagelaten dan wel zal/zullen doen en/of nalaten,
(telkens) (een) gift(en) en/of belofte(n), namelijk betaling(en) van een of meer geldbedrag(en) tussen de 5.500 en 25.500,- euro, in elk geval van een of meer geldbedrag(en), heeft/hebben gedaan van die aard en/of onder zodanige omstandigheden, dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) redelijkerwijs had(den) moeten aannemen dat de professione(e)l(e) voetballer(s) voornoemd die gift(en) en/of belofte(n) in strijd met zijn/hun plicht en/of de goede trouw zou(den) verzwijgen tegenover zijn/hun werkgever(s);
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, in of omstreeks de periode van 2 juni 2022 tot en met 4 juni 2022 te [pleegplaats 1] en/of [pleegplaats 2] en/of [pleegplaats 3] en/of [pleegplaats 4] en/of [pleegplaats 5] en/of [pleegplaats 6] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door (telkens) het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
Toto, een online gokdienst, (telkens) heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en) (tot een totaal van ongeveer € 44.000) , in elk geval van enig goed,
hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - (telkens) opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid,
- een onjuiste voorstelling van zaken gegeven dan wel afspraken gemaakt over het wedstrijdverloop (te weten: dat [club 1] slechter dan of even goed voetbalt als de [club 2] , door spelers van deze voetbalclubs om te kopen, terwijl [club 1] in werkelijk veel beter voetbalt en niet zou verliezen van of gelijk zou spelen tegen de [club 2] ) (bijlage 2, 3, 8, 9 proces-verbaal), en/of
- een onjuiste voorstelling van zaken gegeven dan wel afspraken gemaakt over het wedstrijdverloop (te weten: dat [club 3] even goed voetbalt als [club 5] , door spelers van voetbalclubs om te kopen, terwijl [club 3] in werkelijk veel beter voetbalt en niet gelijk zou spelen tegen [club 5] ) (bijlage 4, 12-20 proces-verbaal), en/of
- een onjuiste voorstelling van zaken gegeven dan wel afspraken gemaakt over het wedstrijdverloop (te weten: dat de [club 4] even goed voetbalt als [club 6] , door spelers van voetbalclubs om te kopen, terwijl de [club 4] in werkelijk veel beter voetballen en niet gelijk zouden spelen tegen [club 6] ) (bijlage 5, 6, 7 proces-verbaal), en/of
- voorgewend dat zijn/hun vriend [vriend] , die 18+ is, namens zichzelf (een) geldbedrag(en) heeft ingelegd bij TOTO, terwijl hij dit/deze geldbedrag(en) (deels) namens de verdachte(n) heeft ingelegd, omdat hij/zij vanwege zijn/hun leeftijd niet mag/mogen inleggen bij TOTO,
althans handelingen heeft/hebben verricht, waardoor het natuurlijk verloop van de wedstrijd(en) werd(en) beïnvloed, waardoor TOTO (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte(s),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vormverzuim

Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van onherstelbare vormverzuimen in de zin van artikel 359a Sv. Daartoe heeft zij aangevoerd, dat het afgegeven schriftelijke bevel stelselmatige informatie-inwinning niet voldoet aan de wettelijke voorschriften. Ook is volgens de raadsvrouw ten onrechte geen bevel tot pseudokoop en -dienstverlening afgegeven, terwijl uit het dossier blijkt dat de opsporingsambtenaar zich niet enkel heeft beperkt tot het inwinnen van inlichtingen maar verdachte tevens een aantal voorstellen heeft gedaan, waar laatstgenoemde op in is gegaan. Nu sprake is van onherstelbare vormverzuimen, dient dit volgens de raadsvrouw tot bewijsuitsluiting te leiden.
Oordeel van het hof
Bij de beoordeling van het verweer zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Op 3 juni 2022 is bij de Koninklijke Nederlandse Voetbal Bond (hierna: KNVB) informatie binnengekomen dat onder meer een aantal spelers van het eerste voetbalelftal van [club 3] via Facebook Messenger door ene [naam] ’ zijn benaderd met het verzoek opzettelijk een voetbalwedstrijd tegen [club 5] te manipuleren. Uit onderzoek blijkt dat deze wedstrijd op 4 juni 2022 om 15:30 uur zou aanvangen.
Op 3 juni 2022 heeft de officier van justitie een mondeling bevel gegeven tot het stelselmatig inwinnen van informatie over de persoon (achter) [naam] . Diezelfde dag is er een proces-verbaal van verdenking opgemaakt. Op 4 juni 2022 is er een proces-verbaal aanvraag stelselmatige informatie-inwinning opgemaakt, waarin wordt verwezen naar het voornoemde mondelinge bevel en het proces-verbaal van verdenking. Voorts is er op 14 juni 2022 door de officier van justitie een schriftelijk bevel stelselmatige inwinning van informatie opgemaakt, teneinde de identiteit van de verdachte(n) te achterhalen en over te kunnen gaan tot de inzet van andere opsporingsmethoden en/of aanhouding van de verdachte(n). In het schriftelijke bevel wordt verwezen naar het voornoemde proces-verbaal aanvraag bevel stelselmatige informatie-inwinning.
Vervolgens is er een politiële informant ingezet. Deze informant heeft contact gelegd met het profiel [naam] . Tussen de informant (I) en [naam] (B) heeft op 3 juni 2022 tussen 19:00 en 22:30 uur via Facebook Messenger het volgende gesprek plaatsgevonden:
I: Hi [naam] ik behartig de belangen namens de spelers. Mocht je wat te bieden hebben kan je het mij met bespreken
B: Wat wil je bespreken
I: Jij heb toch spelers van [club 3] benaderd? Dat klinkt wel interessant.. namens de spelers wil ik het met je daarover hebben
I: Hoe serieus je bent
B: 4-4 een spectaculaire gelijkspel
I: En wat bied je daarvoor
B: 15.5K aan het team en de speler die ons helpt krijgt 10K voor zichzelf
I: Oké en hoe wil je de betaling doen etc?
B: Wat had jij in gedachten?
I: Contant is meest veilige en niet te traceren?
I: Maar zou ook een aanbetaling willen
I: Zodat ik weet dat je serieus bent
B: Wat ben jij van [club 3]
B: En hoeveel is de aanbetaling
B: 150?
I: 150? Ik dacht eerst aan 5k maar 2,5k is ook goed.. wij lopen al het risico en misschien lieg je wel en krijgen wij niks
B: 2.5k? we moeten ook nog de bon zetten jullie zijn al kampioen dus jullie hebben niks te verliezen we kunnen wel een bonus van 2.5 doen als het morgen is gelukt. zo last minute hebben we dat niet
B: We lopen een groter risico dan jullie dat, jullie met de stand rommelen en we zijn morgen bij de wedstrijd.
I: Als dit uitlekt dat de club/spelers hier aan meedoen worden we van alle competities verbannen
I: En jullie leggen anoniem geld in in een wedstrijd
I: Dus wij lopen zeker een grotere risico
I: 1k aanbetalen en achteraf extra bonus 3k
B: We lopen een groter risico dan jullie dat, jullie met de stand rommelen
B: 350 aanbetaling en 5K bonus
I: Wie is we? Met wie of hoeveel personen ga je het doen?
B: ik en mijn maat
B: we zijn er morgen ook bij
B: 10K bonus en geen aanbetaling. We hadden dat niet verwacht en het is nu zo last minute. We zijn morgen aanwezig tijdens de wedstrijd om het een en ander te bespreken
I: Laten we morgen ochtend afspreken
B: Oke top, we zijn het eens over de 10K bonus en geen aanbetaling
I: Daar hebben we het morgen dan over oke
B: Oke
(…)
I: [station] oke?
B: Oke too
B: top
B: hoelaat
(..)
I: Oké 12 uur
I: Tot morgen
(…)
I: Hi ik ben er
I: Ik zit in de [zaak] koffie drinken.. dat is buiten bij [station]
I: Zie je zo
B: Als het goed is zijn me jongens er zo
I: Oké
I: Kom jij zelf ook
B: Nee
Op 4 juni 2022 bevond de informant zich in [zaak] te [plaats] . Hij zag dat er twee donker getinte jongens binnenliepen, waarvan er één jongen veel langer was dan de andere. Nadat de kortere jongen koffie had besteld, kwamen de jongens bij de informant aan tafel zitten. Zij vertelden de informant dat zij door [naam] waren gestuurd, omdat deze het druk had. Nadat de informant de langere jongen meermalen had gevraagd om [naam] te bellen, werden de twee jongens aangehouden. Zij betroffen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] .
Gelet op het voorgaande stelt het hof vast dat, nu het mondelinge bevel stelselmatige inwinning van informatie niet binnen drie dagen door de officier van justitie op schrift is gesteld, niet is voldaan aan de in artikel 126j, derde en zesde lid jo. 126g, zesde lid Sv neergelegde wettelijke vereisten. Naar het oordeel van het hof levert dit een vormverzuim op in het voorbereidend onderzoek. Nu het bevel - achteraf - niet alsnog binnen drie dagen op schrift gesteld kan worden, is er ook sprake van een
onherstelbaarvormverzuim.
Het belang dat met het geschonden voorschrift wordt gediend ziet op de controleerbaarheid en transparantie van het gegeven bevel tot stelselmatige inwinning van informatie. Nu het mondeling gegeven bevel achteraf - weliswaar te laat - alsnog ter bevestiging op schrift is gesteld en er derhalve geen nadeel voor verdachte is ontstaan, kan naar het oordeel van het hof worden volstaan met de (enkele) constatering van het vormverzuim. Het hof zal hier dan ook geen gevolgen als bedoeld in artikel 359a, eerste lid Sv aan verbinden.
Voor wat betreft het bevel tot pseudokoop en -dienstverlening overweegt het hof als volgt.
Bij het stelselmatig inwinnen van informatie omtrent een verdachte is de opsporingsambtenaar niet bevoegd om deel te nemen aan het plegen of beramen van misdrijven. Maar de opsporingsambtenaar observeert niet alleen, hij interfereert actief in het leven van de verdachte. Hij mag daarbij verder gaan dan alleen waarnemen of luisteren (zie Kamerstukken II 1996/97, 25 403, nr. 3, p. 34-35).
De bevoegdheid tot pseudokoop of -dienstverlening betreft het van de verdachte afnemen van goederen of het aan de verdachte verlenen van diensten, in het belang van het onderzoek. Anders dan bij stelselmatige informatie-inwinning is de opsporingsambtenaar in geval van pseudokoop of -dienstverlening wel bevoegd om strafbare feiten te plegen (zie Kamerstukken II 1996/97, 25 403, nr. 3, p. 34).
Onder pseudokoop moet ook worden verstaan de situatie waarin de opsporingsambtenaar voorwendt goederen of diensten te willen afnemen en tot afspraken komt met de verdachte, strekkende tot de aankoop en aflevering van goederen of diensten met de bedoeling in te grijpen op het moment dat de verdachte tot aflevering overgaat. Indien er echter van de zijde van de politie niet de bedoeling aanwezig is om daadwerkelijk tot aankoop over te gaan (waarin besloten ligt dat er geen afspraken zijn gemaakt die strekken tot aflevering van de goederen of diensten), is er geen sprake van pseudokoop.
Naar het oordeel van het hof vallen de handelingen van de informant niet onder pseudokoop. Het was immers niet de bedoeling om daadwerkelijk tot de aankoop van diensten over te gaan, maar enkel om de identiteit van de verdachten te achterhalen. Dat blijkt uit de inhoud van de berichten. Hoewel de informant, kennelijk om het vertrouwen van de verdachten te wekken, wel spreekt over bedragen, houdt hij het maken van concrete afspraken hierover uiteindelijk af, probeert hij te achterhalen wie of hoeveel personen betrokken zijn en beperkt hij zich tot het maken van een afspraak met de wederpartij over een fysieke ontmoeting. Verder heeft hij tijdens de daaropvolgende ontmoeting in [plaats] geen enkele vraag over de aankoop gesteld, maar is er direct tot de aanhouding van de verdachten overgegaan. Het handelen van de informant valt daarom onder de reikwijdte van de opsporingsbevoegdheid van stelselmatige informatie-inwinning.
Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat geen sprake is van uitlokking, nu verdachte en zijn medeverdachte eerder ook al andere voetbalspelers hadden benaderd en hen een (geld)aanbod hadden gedaan. Hetgeen besproken is tussen de informant en de verdachten is niet aan verdachte als strafbare handeling ten laste gelegd. Naar het oordeel van het hof is er geen sprake van een vormverzuim.
Gelet op wat hiervoor reeds over het afgegeven bevel stelselmatige informatie-inwinning is overwogen en er naar het oordeel van het hof geen sprake is van een vormverzuim met betrekking tot pseudokoop of -dienstverlening, verwerpt het hof het verweer van de raadsvrouw.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit. Ter zake van het primair tenlastegelegde feit heeft zij aangevoerd dat er nooit een betaling dan wel een gift is gedaan door verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Volgens de raadsvrouw zijn de voorstellen die door verdachte en medeverdachte [medeverdachte] via Facebook Messenger zijn gedaan dusdanig onprofessioneel, dat niet kan worden aangenomen dat de voetbalspelers deze beloften serieus hebben genomen en zouden verzwijgen voor hun werkgever. Daar komt bij dat verdachte deze voorstellen onder druk van medeverdachte [medeverdachte] heeft gedaan.
Ter zake van het subsidiair tenlastegelegde feit heeft de raadsvrouw aangevoerd dat uit het dossier nimmer is gebleken dat er geld is ingezet bij Toto, dan wel dat er geld ingezet zou worden, nu de voetbalspelers niet op de voorstellen hebben gereageerd.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het primair tenlastegelegde feit wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van die bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van verdachte zelf, te twijfelen nu deze bewijsmiddelen elkaar over en weer ondersteunen.
Uit het dossier blijkt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] meerdere voetbalspelers onder een valse naam via Facebook Messenger hebben benaderd. Deze voetbalspelers waren in dienstbetrekking bij onder meer [club 1] , [club 2] , [club 3] en [club 4] . Verdachten hebben hen beloften gedaan, waarbij concrete wedstrijduitslagen en geldbedragen als beloning werden genoemd. Daar komt bij dat het Facebook-account, dat door zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte] werd beheerd, er professioneel uitzag. Ook blijkt dat verschillende voetbalspelers de gedane voorstellen dermate serieus hebben genomen, dat zij hiervan melding hebben gemaakt bij de KNVB.
Het dossier bevat naar het oordeel van het hof geen aanwijzingen dat verdachte voornoemde voorstellen onder dusdanige druk van medeverdachte [medeverdachte] heeft gedaan, dat hem de strafbare gedragingen niet verweten kunnen worden. Uit de verklaring van verdachte zelf volgt dat hij zijn vriend niet wilde afvallen en daardoor druk heeft gevoeld, maar dit betekent niet dat hij daar zelf niet strafbaar voor zou zijn.
Het hof verwerpt daarom het verweer van de raadsvrouw en acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit.
Gelet op het voorgaande behoeft het verweer ter zake van het subsidiair tenlastegelegde feit geen bespreking meer.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij omstreeks de periode van 2 juni 2022 tot en met 4 juni 2022 te [pleegplaats 1] en [pleegplaats 3] en [pleegplaats 4] en [pleegplaats 5] en [pleegplaats 6] ,
tezamen en in vereniging met een ander,
[speler 1] en [speler 2] en [speler 3] en [speler 4] die, anders dan als ambtenaren, te weten als professionele voetballers werkzaam zijnde in dienstbetrekkingen bij de voetbalclubs [club 1] en [club 2] en [club 3] en [club 4] , naar aanleiding van hetgeen deze professionele voetballers voornoemd in hun dienstbetrekking zullen doen en/of nalaten, telkens een belofte, namelijk betalingen van geldbedragen tussen de 5.500 en 25.500,- euro hebben gedaan, van die aard en/of onder zodanige omstandigheden, dat hij, verdachte en zijn mededader redelijkerwijs hadden moeten aannemen dat de professionele voetballers voornoemd die beloften in strijd met hun plicht zouden verzwijgen tegenover hun werkgevers.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van aan iemand die, anders dan als ambtenaar, werkzaam is in dienstbetrekking, naar aanleiding van hetgeen deze in zijn betrekking zal doen of nalaten, een belofte doen van die aard of onder zodanige omstandigheden, dat hij redelijkerwijs moet aannemen dat deze handelt in strijd met zijn plicht.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om, mede gelet op de (positief te duiden) persoonlijke omstandigheden van verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn, toepassing te geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan niet-ambtelijke omkoping. Via een vals Facebook-account hebben verdachte en zijn medeverdachte meerdere professionele voetbalspelers van de tweede klasse van de Nederlandse voetbalcompetitie benaderd en hen aanzienlijke geldbedragen in het vooruitzicht gesteld als de voetbalspelers bepaalde voetbalwedstrijden zouden verliezen dan wel in gelijkspel zouden doen eindigen. Dit met het doel om opzettelijk een onrechtmatig financieel voordeel te behalen in de vorm van gokwinsten. Door dit handelen kan het vertrouwen dat sportliefhebbers, beleidsmakers en maatschappelijke organisatie behoren te kunnen hebben in sport en sportweddenschappen, worden geschonden.
Uit een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 28 oktober 2024, blijkt dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Het hof heeft verder acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die blijken uit het dossier en ter terechtzitting in hoger beroep door het hof zijn besproken. Uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 26 november 2024 blijkt dat zich geen problemen voordoen met of rondom verdachte. Verdachte heeft goed contact met zijn beide ouders. Hij gaat naar school en haalt goede cijfers. De Raad adviseert een taakstraf op te leggen, in de vorm van een werkstraf. Verder adviseert de Raad tot toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling.
Het hof houdt rekening met de omstandigheid dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden, in eerste aanleg is overschreden. Verdachte is in eerste aanleg op 4 juni 2022 in verzekering gesteld en gehoord. De kinderrechter heeft vonnis gewezen op 18 januari 2024. Daarmee is de redelijke termijn overschreden met drieënhalve maand, terwijl dit niet aan verdachte valt toe te rekenen.
Anders dan de raadsvrouw, is het hof van oordeel dat gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, niet volstaan kan worden met toepassing van artikel 9a Sr. Alles afwegende acht het hof oplegging van een werkstraf ter hoogte van veertig uren, subsidiair twintig dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.

Vordering tenuitvoerlegging

Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging niet-ontvankelijk te verklaren vanwege de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de vordering af te wijzen, dan wel de proeftijd te verlengen.
Oordeel van het hof
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank te Midden-Nederland van 29 oktober 2020 opgelegde voorwaardelijke werkstraf ter hoogte van veertig uren, subsidiair twintig dagen jeugddetentie, met parketnummer 16-067298-20. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De veroordeelde wist dat hij in een proeftijd liep en heeft er toch voor gekozen om een nieuw strafbaar feit te plegen. Vanuit pedagogisch oogpunt is het belangrijk dat de veroordeelde merkt dat dit consequenties heeft. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden bevolen. Hetgeen de raadsvrouw heeft bepleit, maakt dit naar het oordeel van het hof niet anders.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 47, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77gg en 328ter van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen jeugddetentie.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland van 29 oktober 2020, parketnummer 16-067298-20, te weten van:
taakstrafbestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
20 (twintig) dagenjeugddetentie.
Aldus gewezen door
mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, voorzitter,
mr. F. van der Maden en mr. J.A.M. Kwakman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.J. Flach, griffier,
en op 16 december 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.