ECLI:NL:GHARL:2024:7744

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
21-001207-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Midden-Nederland inzake afpersing, diefstal met geweld en mishandeling door een jeugddelinquent

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, dat op 1 maart 2024 werd gewezen. De verdachte, geboren in 2007, was eerder veroordeeld voor twee gevallen van afpersing, diefstal met geweld en mishandeling. Het hoger beroep was ingesteld omdat de verdachte een voorwaardelijke PIJ-maatregel wenste in plaats van een onvoorwaardelijke. Ondanks een positieve ontwikkeling van de verdachte, oordeelde het hof dat er onvoldoende vooruitgang was geboekt in de behandeling van zijn complexe problematiek. Het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak in een eerdere zaak. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en legde een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op, waarbij het hof de ernst van de feiten en het hoge recidiverisico in aanmerking nam. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan gewelddadige overvallen en mishandeling, wat leidde tot aanzienlijke schade en angst bij de slachtoffers. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, met schadevergoedingen variërend van €750 tot €729,64. Het hof benadrukte de noodzaak van langdurige behandeling en beveiliging voor de verdachte, gezien zijn gedragsstoornissen en de impact van zijn daden op de slachtoffers.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001207-24
Uitspraak van 17 december 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland , zittingsplaats Utrecht , van 1 maart 2024 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 16-193527-23 en 05-307067-23, 16-039578-23, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2007,
wonende te [adres] ,
op dit moment verblijvende in [jeugdinrichting] te [plaats] .

Het hoger beroep

[verdachte] heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 3 december 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door [verdachte] , zijn raadsman,
mr. M. Jonk, en jeugdreclasseringswerker de heer [jeugdreclasseringswerker] , naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van [verdachte] in hoger beroep

[verdachte] is door rechtbank vrijgesproken van hetgeen aan hem in de zaak met parketnummer 16-193527-23 onder 1 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door [verdachte] onbeperkt ingesteld en is daarom ook gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor [verdachte] tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal [verdachte] daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een iets andere strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan [verdachte] is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 16-193527-23:
2.
hij op of omstreeks 14 juli 2023 te [plaats]
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[benadeelde 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (van ongeveer 200,00 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [supermarkt] toebehoorde(n),
door
- een mes in de richting van die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] te houden en/of
- tegen die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] te zeggen dat hij het geld uit de kassa's wilde hebben en/of
- tegen die [benadeelde 1] te zeggen dat hij de kassa moet openen en/of
- tegen die [benadeelde 1] te zeggen dat hij geld in zijn tas moet stoppen en/of
- voornoemd geldbedrag uit de handen van die [benadeelde 1] te trekken/pakken;
3.
hij op of omstreeks 17 juli 2023 te [plaats]
een geldbedrag (van ongeveer 250,00 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [supermarkt] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door
- een mes in de richting van die [benadeelde 3] te houden; en/of
- (meermalen) naar die [benadeelde 3] te schreeuwen dat zij de kassa moet openmaken; en/of
- een mes op/tegen de keel/hals van die [benadeelde 3] te houden; en/of
- voornoemd geldbedrag uit de kassa te pakken;
Zaak met parketnummer 16-039578-23 (gevoegd):
1. primair
hij op of omstreeks 24 november 2022 te [plaats] , gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 4] heeft gedwongen tot de afgifte van een JBL-speaker, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [benadeelde 4] en/of een derde toebehoorde(n) door

- die [benadeelde 4] meerdere malen, althans eenmaal, dreigend de woorden toe te voegen: "Ik heb een mes, geef die speaker" en/of "Geef! Anders schiet ik je dood!", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- tegen de fiets van die [benadeelde 4] te trappen en/of
- die [benadeelde 4] in het gezicht, althans op het lichaam, te slaan;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 24 november 2022 te [plaats] , gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een JBL-speaker, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door
- die [benadeelde 4] meerdere malen, althans eenmaal, dreigend de woorden toe te voegen: "Ik heb een mes, geef die speaker" en/of "Geef! Anders schiet ik je dood!", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- tegen de fiets van die [benadeelde 4] te trappen en/of
- die [benadeelde 4] in/op het gezicht, althans het lichaam, te slaan;
Zaak met parketnummer 05-307067-23 (gevoegd):
1.
hij op of omstreeks 12 maart 2023 te [plaats] , gemeente [gemeente] , althans in Nederland,

[benadeelde 5] heeft mishandeld door deze meermalen, althans eenmaal, in/op het gezicht, althans het lichaam, te slaan/stompen.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. [verdachte] is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

16-193527-23 feiten 2 en 3 [1]
Nu [verdachte] ten aanzien van de tenlastegelegde feiten een bekennende verklaring heeft afgelegd en er geen vrijspraak is bepleit kan, gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, worden volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
1. De bekennende verklaring van [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting van het hof van
3 december 2024;
2. Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] , p. 16;
3. Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] , p. 42-43.
16-039578-23 primair [2]
Nu [verdachte] ten aanzien van het tenlastegelegde feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en er geen vrijspraak is bepleit kan, gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, worden volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
1. De bekennende verklaring van [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting van het hof van
3 december 2024;
2. Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 4] , p. 8-9;
3. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 11-13.
05-307067-23 [3]
Nu [verdachte] ten aanzien van het tenlastegelegde feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en er geen vrijspraak is bepleit kan, gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, worden volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
1. De bekennende verklaring van [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting van het hof van
3 december 2024;
2. Het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 5] , p. 5-6.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] het in de zaak met parketnummer 16-193527-23 onder 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 16-039578-23 primair en in de zaak met parketnummer
05-307067-23 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 16-193527-23:
2.
hij opof omstreeks14 juli 2023 te [plaats]
met het oogmerk om zichen/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen doorgeweld en/ofbedreiging met geweld
[benadeelde 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag(van ongeveer 200,00 euro),in elk geval enig goed,dat/diegeheelof ten deleaan [supermarkt] toebehoorde(n),
door
- een mes in de richting van die [benadeelde 1] en/of[benadeelde 2] te houden en/of
- tegen die [benadeelde 1] en/of[benadeelde 2] te zeggen dat hij het geld uit de kassa's wilde hebben en/of
- tegen die [benadeelde 1] te zeggen dat hij de kassa moet openen en/of
- tegen die [benadeelde 1] te zeggen dat hij geld in zijn tas moet stoppen en/of
- voornoemd geldbedrag uit de handen van die [benadeelde 1] tetrekken/pakken;
3.
hij opof omstreeks17 juli 2023 te [plaats]
een geldbedrag(van ongeveer 250,00 euro), in elk geval enig goed,dat/diegeheelof ten deleaan [supermarkt], in elk geval aan een andertoebehoorde(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan en vergezelden/of gevolgdvangeweld en/ofbedreiging met geweld tegen [benadeelde 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/ofgemakkelijk te maken,en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door
- een mes in de richting van die [benadeelde 3] te houden; en/of
-(meermalen)naar die [benadeelde 3] te schreeuwen dat zij de kassa moet openmaken; en/of
- een mesop/tegen de keel/halsvan die [benadeelde 3] te houden; en/of
- voornoemd geldbedrag uit de kassa te pakken;
Zaak met parketnummer 16-039578-23 (gevoegd):
1. primair
hij opof omstreeks24 november 2022 te [plaats] , gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met eenof meeranderen,althans alleen,
met het oogmerk om zich en/ofeen ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/ofbedreiging met geweld [benadeelde 4] heeft gedwongen tot de afgifte van een JBL-speaker, in elk geval enig goed, dat/die geheelof ten deleaan die [benadeelde 4]en/of een derdetoebehoorde(n)door
- die [benadeelde 4] meerdere malen, althans eenmaal,dreigend de woorden toe te voegen: "Ik heb een mes, geef die speaker" en/of"Geef! Anders schiet ik je dood!",althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekkingen/of
- tegen de fiets van die [benadeelde 4] te trappen en/of
- die [benadeelde 4] in het gezicht, althans op het lichaam,te slaan;
Zaak met parketnummer 05-307067-23 (gevoegd):
1.
hij opof omstreeks12 maart 2023 te [plaats] , gemeente [gemeente] ,althans in Nederland,
[benadeelde 5] heeft mishandeld door dezemeermalen, althans eenmaal, in/op het gezicht, althans het lichaam,te slaan/stompen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen [verdachte] meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 16-193527-23 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
afpersing.
Het in de zaak met parketnummer 16-193527-23 onder 3 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken.
Het in de zaak met parketnummer 16-039578-23 primair bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van afpersing.
Het in de zaak met parketnummer 05-307067-23 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van [verdachte]

is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die hem niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en maatregel

In eerste aanleg is [verdachte] veroordeeld voor – kortgezegd – afpersing, diefstal met geweld, afpersing in vereniging en mishandeling tot een jeugddetentie voor de duur van tweehonderddertien dagen met aftrek van het voorarrest en oplegging van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen
(hierna: PIJ-maatregel).Daarnaast zijn de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] gedeeltelijk toegewezen (ieder) tot een bedrag van €750,-- en is de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4] geheel toegewezen tot een bedrag van (in totaal) €729,64.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van [verdachte] voor – kortgezegd – afpersing, diefstal met geweld, afpersing in vereniging en mishandeling tot een jeugddetentie voor de duur van driehonderd dagen waarvan zevenentachtig dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van het voorarrest en oplegging van de PIJ-maatregel
.De advocaat-generaal heeft verzocht om contact met de reclasseringswerker [jeugdreclasseringswerker] van [organisatie 1] [regio]
(hierna: [organisatie 1] )in het kader van reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde op te leggen.
De raadsman heeft primair verzocht een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Subsidiair heeft de raadsman verzocht opdracht te geven aan [organisatie 1] en de Raad voor de Kinderbescherming
(hierna: de Raad)om bijzondere voorwaarden te adviseren waaronder de PIJ-maatregel voorwaardelijk kan worden opgelegd.
Naar het oordeel van het hof is de hierna te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van [verdachte] , zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan een overval bij [supermarkt] . Drie dagen later heeft [verdachte] dezelfde vestiging nog een keer overvallen. Bij beide overvallen heeft [verdachte] de winkelmedewerker met een mes bedreigd. Met de overvallen heeft [verdachte] grote angst aangejaagd en gevoelens van onveiligheid veroorzaakt bij de medewerkers van [supermarkt] en bij het winkelend publiek. Een van de medewerkers van [supermarkt] heeft paniekaanvallen overgehouden aan de overval en de andere medewerker heeft verteld dat ze zich niet meer veilig voelt op haar werk. Daarnaast heeft [verdachte] samen met een ander een jongen van dertien jaar beroofd van een speaker. Daarbij is het slachtoffer in zijn gezicht geslagen. [verdachte] heeft daarmee inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het jonge slachtoffer. Het slachtoffer heeft EMDR-therapie gevolgd om van zijn angstige en onrustige gevoel af te komen. Verder heeft [verdachte] een pedagogisch medewerker die werkzaam was op de afdeling gesloten jeugdzorg van [organisatie 2] , waar [verdachte] op dat moment verbleef, in het gezicht geslagen omdat hij boos was.
[verdachte] heeft ten aanzien van de hem ten laste gelegde feiten een bekennende verklaring afgelegd en openheid van zaken gegeven. Hij heeft daarmee een begin gemaakt met het nemen van zijn verantwoordelijkheid voor zijn handelen. Ter terechtzitting van het hof heeft [verdachte] zich zichtbaar emotioneel getoond wanneer het ging over de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers. [verdachte] heeft aangegeven dat hij openstaat voor mediation. De mediation tussen [verdachte] en de slachtoffers is (nog) niet opgestart door redenen die buiten de macht van [verdachte] liggen.
Het hof heeft wat betreft de persoon van [verdachte] gelet op het strafblad van
2 september 2024. Op het strafblad staat naast onderhavige feiten nog een openstaande zaak, te weten een poging tot zware mishandeling. Ter terechtzitting van het hof is te kennen gegeven dat [verdachte] in die zaak door de rechtbank Den Haag op 15 november 2024 is veroordeeld en dat artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht is toegepast.
Het hof heeft acht geslagen op de Pro Justitia rapportage van 4 januari 2024. Uit deze rapportage volgt dat er sprake is van een normoverschrijdende-gedragsstoornis en van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale, narcistische en borderline kenmerken. In relatie met deze diagnoses is sprake van een aantal forensisch relevante functiestoornissen. Er is sprake van impulsiviteit, een verstoorde agressie- en emotieregulatie, een gebrekkige gewetensontwikkeling, een gebrekkig empathisch vermogen, een egocentrische levenshouding, antisociale cognities, een gebrekkig zelfgevoel, een verhoogde krenkbaarheid, moeite met autoriteit, zelfoverschatting, prikkelhonger en -gevoeligheid en gebrekkige copingvaardigheden en probleemoplossende vaardigheden als de spanning toeneemt. De forensisch relevante functiestoornissen zijn dermate ernstig en veelomvattend dat de onderzoekers er vanuit gaan dat het gedrag van [verdachte] er dagelijks en in aanzienlijke mate door wordt beïnvloed. De vastgestelde stoornissen waren aanwezig ten tijde van de ten laste gelegde feiten en beïnvloedden de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde daarvan. De onderzoekers adviseren om [verdachte] de feiten in verminderde mate toe te rekenen. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog.
Gezien de ernst van de feiten, het hoge recidiverisico, de noodzaak tot een hoge mate van
beveiliging en de noodzaak tot langdurige behandeling, wordt een onvoorwaardelijke
PIJ-maatregel geadviseerd. Een voorwaardelijke PIJ-maatregel is niet adequaat.
Het hof heeft verder acht geslagen op het advies van de Raad van 26 november 2024. De Raad onderschrijft de conclusie van voornoemde Pro Justitia rapportage. Uit het advies volgt dat [verdachte] thans een positieve verandering laat zien binnen de [jeugdinrichting] . Zijn gedrag lijkt aan de oppervlakte enigszins te zijn verbeterd. Te zien is dat [verdachte] veel baat heeft bij de structuur en duidelijkheid die hem binnen de [jeugdinrichting] geboden wordt. Daarnaast heeft [verdachte] aangegeven dat hij houvast heeft gevonden in het christelijke geloof en is hij zich steeds meer bewust geworden van de noodzaak om aan zijn toekomst te werken. Hier hoort volgens [verdachte] ook het volgen van behandeling bij, dus hier wil hij volledig aan meewerken. De risicofactoren zijn met name gelegen in de problematiek van [verdachte] die al lange tijd speelt. Ondanks dat het positief is dat er sinds enige tijd een verbetering te zien is binnen de [jeugdinrichting] en de Raad aangeeft [verdachte] wat anders te gunnen, ziet de Raad op dit moment geen andere mogelijkheid dan een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel te adviseren. De problematiek waarover de Pro Justitia rapportage spreekt, is nog steeds voorliggend. Om toe te kunnen werken naar een haalbaar toekomstperspectief is het nodig dat [verdachte] langdurig verblijft binnen een setting waar weglopen (zo goed als) onmogelijk is. De problematiek van [verdachte] is hardnekkig en fors. Langdurige hulpverlening waaraan [verdachte] zich niet kan onttrekken is aangewezen in het belang van de ontwikkeling van [verdachte] . Gelet op de ernst van de feiten adviseert de Raad daarnaast een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen gelijk aan de tijd die [verdachte] in voorarrest heeft doorgebracht, zodat [verdachte] zo snel mogelijk de juiste hulp krijgt en de benodigde behandeling kan starten.
De deskundige de heer [jeugdreclasseringswerker] , jeugdreclasseerder verbonden aan [organisatie 1] [regio] , heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat hij op vrijwillige basis betrokken is gebleven bij [verdachte] . De deskundige ziet dat [verdachte] het op dit moment goed doet binnen het strakke kader van de [jeugdinrichting] en heeft de hoop uitgesproken dat [verdachte] deze positieve ontwikkeling blijft voortzetten, ongeacht in welk kader behandeling zal gaan plaatsvinden. De deskundige adviseert een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. Ondanks dat de reclassering normaal gesproken geen bemoeienis heeft met jeugdigen binnen de
PIJ-maatregel, heeft de deskundige verzocht reclasseringscontact tussen hem en [verdachte] als bijzondere voorwaarde op te leggen. [verdachte] heeft ter terechtzitting van het hof desgevraagd te kennen gegeven dat hij dat ook fijn zou vinden. Het hof zal daar rekening mee houden en daarom een deels voorwaardelijke jeugddetentie opleggen waarbij aan het voorwaardelijk deel contact tussen de deskundige en [verdachte] als bijzondere voorwaarden zal worden opgelegd. De voorwaardelijke jeugddetentie is dus niet bedoeld als stok achter de deur want [verdachte] heeft de gehele op te leggen jeugddetentie in het voorarrest al uitgezeten maar daarmee wordt beoogd om het contact tussen [verdachte] en de heer [jeugdreclasseringswerker] mogelijk te maken zodra daar in het traject ruimte voor is.
Het hof sluit zich aan bij bovengenoemde adviezen. Het hof begrijpt, gelet op het standpunt van de verdediging, dat dit voor [verdachte] een grote teleurstelling zal zijn. Het hof heeft gezien dat [verdachte] de afgelopen maanden binnen de [jeugdinrichting] een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt maar concludeert dat nog onvoldoende aan de complexe problematiek is gewerkt, waardoor het hoge recidiverisico nog onverkort aanwezig is. Het hof hoopt dat [verdachte] zijn motivatie voor gedragsverandering blijft vasthouden. De motivatie voor gedragsverandering en de inzet voor behandeling zijn onderdelen van de PIJ-maatregel, waarmee [verdachte] zelf invloed kan uitoefenen op de inhoud en duur van de PIJ-maatregel. Het hof gunt [verdachte] een positief toekomstperspectief en acht het daartoe noodzakelijk dat [verdachte] wordt behandeld binnen de kaders van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. Omdat er geen aanknopingspunten worden gezien voor een voorwaardelijke PIJ-maatregel wordt voorbij gegaan aan het subsidiaire verzoek van de raadsman.
Het hof merkt daarbij nog op dat aan de wettelijke vereisten voor oplegging van een
PIJ-maatregel is voldaan. De feiten in de zaken met parketnummer 16-193527-23 en
16-039578-23 zijn misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en op grond van hetgeen de deskundigen in hun adviezen hebben vermeld, is het hof tot het oordeel gekomen dat bij [verdachte] ten tijde van het begaan van de misdrijven een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en daarnaast de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een PIJ-maatregel eisen. Bovendien is de
PIJ-maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van [verdachte] .
Het hof overweegt verder dat de PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Verlenging van de PIJ-maatregel is in dit geval mogelijk voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.
Alles afwegende acht het hof een jeugddetentie voor de duur van driehonderd dagen waarvan zevenentachtig dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van het voorarrest en oplegging van de PIJ-maatregel passend en geboden. Aan de voorwaardelijke jeugddetentie wordt als bijzondere voorwaarde gekoppeld dat jeugdreclasseringswerker de heer [jeugdreclasseringswerker] van [organisatie 1] betrokken blijft bij [verdachte] .

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.500,-, bestaande uit immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 750,-. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De advocaat-generaal heeft verzocht om de vordering toe te wijzen zoals de rechtbank heeft gedaan.
De raadsman heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 16-193527-23 onder 2 bewezenverklaarde handelen van [verdachte] rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. [verdachte] is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door [verdachte] wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.600,-, bestaande uit immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 750,-. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De advocaat-generaal heeft verzocht om de vordering toe te wijzen zoals de rechtbank heeft gedaan.
De raadsman heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 16-193527-23 onder 2 bewezenverklaarde handelen van [verdachte] rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. [verdachte] is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door [verdachte] wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 729,64, bestaande uit € 600,- aan immateriële schade en € 129,64 aan materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep volledig toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd.
De advocaat-generaal heeft verzocht om de vordering toe te wijzen zoals de rechtbank heeft gedaan.
De raadsman heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 16-039578-23 primair bewezenverklaarde handelen van [verdachte] rechtstreeks schade heeft geleden. [verdachte] is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door v wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77s, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 300, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart verdachte
niet-ontvankelijkin het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-193527-23 onder 1 tenlastegelegde.

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 16-193527-23 onder 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 16-039578-23 primair en in de zaak met parketnummer 05-307067-23 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 16-193527-23 onder 2 en 3 en in de zaak met parketnummer 16-039578-23 primair en in de zaak met parketnummer 05-307067-23 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
300 (driehonderd) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot
87 (zevenentachtig) dagen,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dat noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte medewerking verleent aan het toezicht van de jeugdreclassering [organisatie 1] [regio] , in het bijzonder van de reclasseringswerker de heer [jeugdreclasseringswerker] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan [organisatie 1] [regio] tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Gelast de plaatsing van verdachte in een inrichting voor jeugdigen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-193527-23 onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 750,- (zevenhonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-193527-23 onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 750,- (zevenhonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 0 (nul) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 14 juli 2023.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-193527-23 onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 750,- (zevenhonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-193527-23 onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 750,- (zevenhonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 0 (nul) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 14 juli 2023.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 4] ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-039578-23 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 729,64 (zevenhonderdnegenentwintig euro en vierenzestig cent) bestaande uit € 129,64 (honderdnegenentwintig euro en vierenzestig cent) materiële schade en € 600,- (zeshonderd euro) immateriële schade, waarvoor verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 4] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-039578-23 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 729,64 (zevenhonderdnegenentwintig euro en vierenzestig cent) bestaande uit € 129,64 (honderdnegenentwintig euro en vierenzestig cent) materiële schade en € 600,- (zeshonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 0 (nul) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 24 november 2022.
Aldus gewezen door
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. K.A.J.M. Wetzels en mr. R. Feunekes, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R. Kaatman, griffier,
en op 17 december 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het in de wettelijke vorm door verbalisant van de [politie-eenheid] , Districtsrecherche [locatie] , opgemaakte proces-verbaal met proces-verbaalnummer PL0900-2023234026, onderzoek [naam 2] , opgemaakt, gesloten en ondertekend op 3 augustus 2023 door [naam 1] , hoofdagent.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de [politie-eenheid] , Districtsrecherche [locatie] , opgemaakte proces-verbaal met proces-verbaalnummer 2022351405, onderzoek 4JD22Blue, opgemaakt, gesloten en ondertekend op 10 februari 2023 door [naam 1] , hoofdagent.
3.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de [politie-eenheid] , opgemaakte proces-verbaal met registratienummer PL0600-2023112470, opgemaakt en gesloten op 26 mei 2023 door [naam 1] , hoofdagent.