ECLI:NL:GHARL:2024:7713

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
21-000871-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor medeplegen van een aanslag op een kapsalon met vuurwerkbom

Op 13 december 2024 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een aanslag op een kapsalon. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 3 november 2022, waarbij de verdachte samen met anderen een vuurwerkbom door de brievenbus van de kapsalon heeft gegooid en met een vuurwapen op het pand heeft geschoten. De rechtbank Midden-Nederland had eerder op 9 februari 2024 een vergelijkbare straf opgelegd, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en een andere strafoplegging gekozen. Tijdens de zitting op 29 november 2024 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een gevangenisstraf van 18 maanden had geëist, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de feiten. De verdachte had eerder een strafblad en de reclassering had zorgen over zijn gedrag. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jonge leeftijd en de mogelijkheid tot rehabilitatie. De verdachte heeft zich in detentie ingezet voor verschillende trainingen en heeft aangegeven zijn leven een positieve wending te willen geven. Het hof heeft besloten om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen, met als doel de verdachte de kans te geven om zijn leven te verbeteren en recidive te voorkomen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000871-24
Uitspraak d.d.: 13 december 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 9 februari 2024 met parketnummer 16-029480-23 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2003,
thans verblijvende in [P.I.] te [plaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 29 november 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, met reclasseringstoezicht en bijzondere voorwaarden. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. J.E. de Glopper, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Midden-Nederland van 9 februari 2024 ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 3 november 2022 te [plaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of de huurder(s)/gebruiker(s) van een (bedrijfs)pand gelegen aan de [adres] en/of
- de bewoners en/of eigenaren/gebruikers van omliggende (bedrijfs)panden en/of woningen, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door - meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen op voornoemd (bedrijfs)pand te schieten en/of
- een explosief door de brievenbus van voornoemd (bedrijfs)pand te gooien;
2.
hij op of omstreeks 3 november 2022 te [plaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk één of meer ruit(en) van een (bedrijfs)pand gelegen aan de [adres] , in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij op of omstreeks 3 november 2022 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door op/bij/ter hoogte van een (bedrijfs)pand, gelegen aan/bij de [adres] te [plaats] een explosief tot ontsteking en/of ontbranding te brengen en door de brievenbus te gooien van voornoemd pand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemde pand en/of de nabijheid gelegen pand(en) en/of auto's, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor personen die zich op het moment van de ontploffing in de nabijheid en/of de (naastgelegen) omgeving van de plek waar de ontploffing plaatsvond bevonden, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen die zich op het moment van de ontploffing in de nabijheid en/of de (naastgelegen) omgeving van de plek waar de ontploffing plaatsvond bevonden, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsoverweging

Standpunt verdediging
De raadsvouw heeft bepleit verdachte integraal vrij te spreken. Zij heeft daartoe – kort gezegd – aangevoerd dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat voor betrokkenheid van verdachte bij de tenlastegelegde feiten. Tevens heeft ze aangevoerd dat – indien wel van enige betrokkenheid zou kunnen worden gesproken – niet bewezen kan worden dat verdachte het opzet had op de delicten en ook niet op het medeplegen nu volgens de raadsvrouw geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking.
Beoordeling hof
Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van de tenlastegelegde feiten wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Uit de bewijsmiddelen leidt het hof het volgende af. Op 3 november 2022 is kapsalon
[benadeelde 2] , gevestigd in een bedrijfspand aan de [adres] in [plaats] , beschoten en is in de brievenbus behorende bij de kapsalon een explosief tot ontploffing gebracht. Uit de camerabeelden blijkt dat twee personen met een Go-Sharing scooter van de plaats delict zijn gevlucht. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bekend bij deze aanslag betrokken te zijn. Hij heeft onder andere verklaard dat hij de persoon is geweest die de contacten onderhield met de opdrachtgever, dat hij de twee medeverdachten heeft benaderd, dat hij de details van de aanslag aan deze twee medeverdachten heeft doorgegeven en dat hij de gebruikte Go-Sharing scooter heeft gehuurd. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft bekend degene te zijn geweest die op de scooter reed en die het pand heeft beschoten.
Op 29 december 2022 is – in een ander onderzoek - onder verdachte een iPhone 14, met telefoonnummer: 31616148662 inbeslaggenomen. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij zijn telefoon nooit uitleende. Uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 januari 2023 met betrekking tot het onderzoek aan deze telefoon blijkt dat uit de GPS coördinaten is gebleken dat deze telefoon op 3 november 2022 dezelfde route heeft afgelegd als de Go-Sharing scooter en dat de telefoon ook op de plaats delict was ten tijde van de beschietingen en de ontploffing. In de telefoon van verdachte zijn voorts diverse media aangetroffen die zien op de tenlastegelegde feiten, waaronder: een filmpje van de aanslag van 3 november 2022, een filmpje van de gebruikte Go-Sharing scooter in de berm alsmede diverse scherm-afbeeldingen die betrekking hebben op deze aanslag. Ook zijn er in deze telefoon diverse zoektermen aangetroffen die zien op deze aanslag aan de Editiestraat te [plaats] en is er met deze telefoon actief gezocht naar dit adres.
Daarnaast is op de telefoon van verdachte een Snapchatselfie van twee personen aangetroffen waarop deze twee personen qua signalement (en dan met name de bedekkende mondkapjes en de blauwe doeken) overeenkomen met de verdachten die als daders van de aanslag te zien zijn op het aangetroffen filmpje. Uit een tapgesprek tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] volgt dat deze aangetroffen Snapchatselfie ziet op hem en medeverdachte [medeverdachte 2] . Tot slot heeft verdachte kort voor het incident alsmede na het incident telefonisch contact gehad met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
Anders dan de raadsvrouw heeft bepleit heeft het hof geen redenen om te twijfelen of de onderzochte de iPhone 14 wel aan verdachte toebehoorde. Verdachte heeft niet ontkend dat op 29 december 2022 bij hem een iPhone
14in beslag is genomen en verdachte heeft bij de politie verklaard dat het telefoonnummer dat was gekoppeld aan deze telefoon bij hem in gebruik was. Daarnaast is op deze telefoon een filmpje aangetroffen waarop verdachte te zien is. Dat er op de kennisgeving van inbeslagname van 29 december 2022 is vermeld dat er onder verdachte een iPhone 13 in beslag is genomen maakt dit niet anders. Het hof acht aannemelijk dat hier sprake is van een kennelijke verschrijving, omdat uit het proces-verbaal van bevindingen ‘Aanvullend onderzoek iPhone 14 beslagene [verdachte] ’ van 8 april 2023 blijkt dat er op 29 december 2022 onder verdachte een iPhone 14 in beslag is genomen met als goednummer 2885644 en dit goednummer overeenkomt met het goednummer dat is vermeld op de eerder genoemde kennisgeving van inbeslagname.
Verdachte heeft bij de politie noch ter terechtzitting in eerste aanleg en hoger beroep een verklaring willen geven over de door de politie op zijn telefoon aangetroffen media en de overige bevindingen. Ook over het gesprek dat heeft plaatsgevonden tussen hem en medeverdachte [medeverdachte 2] geeft verdachte geen uitleg. Verdachte doet voorkomen dat hij medeverdachte [medeverdachte 1] in het geheel niet kent en heeft verklaard de naam van medeverdachte [medeverdachte 2] niet te kennen.
De omstandigheid dat een verdachte weigert een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden kan op zichzelf – mede gelet op het bepaalde in artikel 29, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering – niet tot het bewijs bijdragen. Dat brengt echter niet mee dat de rechter - indien de verdachte voor een omstandigheid die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend kan worden geacht voor het bewijs van het aan hem ten laste gelegde feit, geen aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven - dat niet in zijn
overwegingen omtrent het gebezigde bewijsmateriaal zou mogen betrekken.
In het onderhavige geval kan ten aanzien van de verdachte worden vastgesteld dat hij, geconfronteerd met feiten en omstandigheden waaruit zijn mogelijke betrokkenheid bij de ten laste gelegde feiten zou kunnen blijken, zowel bij de politie als ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep geen inhoudelijke verklaring heeft willen afleggen of zich heeft beroepen op zijn zwijgrecht. Dit terwijl de bevindingen naar het oordeel van het hof op zichzelf de gevolgtrekking kunnen dragen dat sprake was van betrokkenheid bij de aanslag en dat het geheel van feiten en omstandigheden om uitleg schreeuwt. Het had op de weg van verdachte gelegen om een verifieerbare verklaring te geven voor deze belastende omstandigheden, maar dat heeft hij niet gedaan.
Het hof neemt deze houding van verdachte gezien het bovenstaande dan ook in aanmerking bij zijn bewijsoordeel.
Gelet op het bovenstaande en het niet geven van een aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring kan naar het oordeel van het hof wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte zich tezamen met anderen heeft schuldig gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft de opdracht binnengehaald, heeft de twee medeverdachten benaderd en hij heeft de Go-Sharing scooter gehuurd. [medeverdachte 2] heeft verklaard op het bedrijfspand te hebben geschoten en verdachte is degene geweest die het explosief heeft aangestoken en in de brievenbus heeft gestopt. Gezien de taakverdeling is naar het oordeel van het hof sprake geweest van een gezamenlijke uitvoering waarbij sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking, zodat het opzet op het delict en het opzet op het medeplegen daarvan is gegeven.
Het hof is met de advocaat-generaal en de raadsvrouw van oordeel dat er als gevolg van de ontploffing geen levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is geweest, zodat het hof, evenals de rechtbank, de verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging zal vrijspreken.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 3 november 2022 te [plaats] , tezamen en in vereniging met anderen, [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of de huurder(s)/gebruiker(s) van een bedrijfspand gelegen aan de [adres] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door meermalen met een vuurwapen op voornoemd bedrijfspand te schieten en een explosief door de brievenbus van voornoemd bedrijfspand te gooien;
2.
hij op 3 november 2022 te [plaats] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en wederrechtelijk ruiten van een bedrijfspand gelegen aan de [adres] , die aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders toebehoorden, heeft vernield;
3.
hij op 3 november 2022 te [plaats] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door bij bedrijfspand, gelegen aan de [adres] te [plaats] een explosief tot ontsteking en/of ontbranding te brengen en door de brievenbus te gooien van voornoemd pand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemde pand en de nabijheid gelegen pand(en) en auto's te duchten was.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Eendaadse samenloop van:
Het onder 1 primair bewezenverklaarde:
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
en medeplegen van bedreiging met zware mishandeling.
Het onder 2 primair bewezenverklaarde:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Het onder 3 primair bewezenverklaarde:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met twee medeverdachten op 3 november 2022 schuldig gemaakt aan het medeplegen van bedreiging door het beschieten van een bedrijfspand in [plaats] en het plaatsen en tot ontploffing brengen van een explosief in de brievenbus van datzelfde bedrijfspand. Verdachte is degene geweest die het explosief heeft geplaatst en tot ontploffing heeft gebracht. Het betreft een zeer intimiderende bedreiging waarbij hij gebruik heeft gemaakt van levensgevaarlijke middelen en waarbij hij grote schade heeft veroorzaakt. Feiten als deze komen vaak voort uit georganiseerde criminaliteit en het bedreigende karakter ervan is mede daarom overduidelijk. Dit soort strafbare feiten veroorzaakt, behalve bij direct betrokkenen, ook sterke gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de maatschappij.
Het hof heeft acht geslagen op het uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 27 november 2024, waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld wegens strafbare feiten. Voorts heeft het hof geconstateerd dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Het hof houdt bij de strafoplegging verder rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die naar voren zijn gebracht ter terechtzitting van het hof en blijken uit de over de verdachte opgemaakte rapportages, waaronder het Pro Justitia rapport, psychologisch onderzoek van dr. R.A.R. Bullens, klinisch psycholoog, van 21 december 2023 en het rapport van de Reclassering van 20 juni 2024.
Uit voornoemde stukken blijkt dat verdachte in 2022 veelvuldig in beeld is gekomen en is veroordeeld voor verschillende feiten. Opvallend is dat verdachte daarvoor niet in beeld kwam. Uit het reclasseringsrapport blijkt dat de reclassering zich zorgen maakt over het feit dat de ernst van de delicten toeneemt. De reclassering constateert op verschillende leefgebieden bij verdachte problemen. Verdachte had voorafgaande aan de detentie geen dagbesteding of inkomen. Tevens heeft de reclassering zorgen over het sociale netwerk van verdachte, nu is gebleken dat de strafbare feiten waarvoor verdachte is veroordeeld meermaals in vereniging zijn gepleegd. Als mogelijk beschermde factoren ziet de reclassering de hechte band met zijn familie en verdachtes wil om zijn leven een positieve wending te geven. Verdachte beschikt over een startkwalificatie (MBO niveau 2 opleiding).Verdachte woonde voorafgaand aan detentie bij zijn oma in [plaats] , maar hij kan wanneer hij vrijkomt terugkeren naar de woning van zijn moeder in [plaats] .
De reclassering acht reclasseringsbemoeienis bij een veroordeling geïndiceerd vanwege genoemde problematiek. De reclassering adviseert derhalve een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
Uit het Pro Justitia rapport blijkt dat bij verdachte geen sprake is van een psychische stoornis. Wel is er sprake van een sociaal-emotionele ontwikkelingsachterstand en vermijdende coping. Gezien de sociaal-emotionele ontwikkelingsachterstand, de gebrekkige copingsvaardigheden, de relatief nog jonge leeftijd van verdachte én het matige recidiverisico, kan worden gesteld dat verdachte baat kan hebben bij intensieve begeleiding ter voorkoming van recidive. Verdachte lijkt volgens onderzoeker thans op een voorzichtig kantelpunt te staan om zijn leven positief te gaan inrichten. Verdachte geeft aan hiervoor gemotiveerd te zijn en heeft zich tot op heden in detentie ingezet voor diverse trainingsprogramma’s gericht op gedragsverandering. Van belang wordt geacht dat er ook in de toekomst vergelijkbare trainingen (c.q. begeleiding), gericht op het aanleren van adequate copingstrategieën, het vergroten van de assertiviteit (i.e. ‘nee’ leren zeggen), een gestructureerde dagbesteding (werk en/of opleiding) en een prosociaal netwerk ingezet c.q. gecontinueerd wordt. Ook verwacht de onderzoeker dat verdachte baat kan hebben bij een begeleide woonvorm, zodat hij zich in een gestructureerde en stabiele omgeving met professioneel toezicht bevindt. De onderzoeker acht het wenselijk om de voorgestelde begeleiding binnen het kader van bijzondere voorwaarden bij reclasseringstoezicht (meldplicht) te laten vallen.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij het zwaar vindt om gedetineerd te zitten, omdat hij het contact met zijn familie mist. Zijn ouders komen wel bij hem op bezoek, maar zijn broertje en zusje weten niet dat hij vast zit. In detentie heeft verdachte inmiddels verschillende cursussen gevolgd, waaronder een COVA-training en de cursus ‘Puinruimen’. Verdachte heeft verklaard dat hij inmiddels in bepaalde situaties heeft ervaren baat te hebben bij dergelijke cursussen. Verdachte ziet de toekomst positief tegemoet. Indien hij uit detentie komt dan wil verdachte gaan werken. Hij heeft een MBO diploma autotechniek en wil graag als automonteur aan de slag. Met name het werken met elektrische auto’s ziet verdachte als een uitdaging. Verdachte kan zich vinden in de over hem opgemaakte rapportages en is heeft zich bereid verklaard zich aan de voorwaarden te houden.
De reclassering heeft gezien de leeftijd van verdachte in het kader van het adolescenten-strafrecht het ASR wegingskader toegepast. In lijn met het advies vanuit het eerder genoemde Pro Justitia rapport adviseert de reclassering het volwassenstrafrecht toe te passen. Het hof ziet in hetgeen door en namens de verdachte ter zitting is aangevoerd met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen reden om van dit advies af te wijken.
Het hof is van oordeel dat de ernst van de feiten en het strafblad van verdachte zouden rechtvaardigen dat aan verdachte een aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou worden opgelegd. Met name het gemak waarmee verdachte de opdracht tot het plegen van een aanslag heeft aangenomen zonder daarbij rekening te houden met de impact op de slachtoffers en omwonenden rekent het hof verdachte zwaar aan. Ook het feit dat verdachte blijft ontkennen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van de aanslag weegt het hof ten nadele van verdachte mee. Wat het hof betreft is dit een ontkenning ‘tegen beter weten in’. Het spreekt voor zich dat het de verdachte volstrekt vrij staat om in strijd met de waarheid te kiezen voor een ontkennende proceshouding. Verdachte ontneemt zichzelf daarmee echter de mogelijkheid om spijt te betuigen over het door hem veroorzaakte leed, om inzicht te betonen in het laakbare van zijn daad en om voor die daad en de gevolgen daarvan ook de verantwoordelijkheid te nemen. Deze consequenties van verdachtes keuze vormen contra-indicaties voor de oplegging van een door de raadsvrouw bepleite mildere straf.
Hoewel het hof gezien het vorenstaande van oordeel is dat de straf zoals opgelegd door de rechtbank in beginsel passend en geboden is, zal het hof hiervan ten voordele van verdachte afwijken. Gezien de voornoemde rapportages staat verdachte op dit moment op een kantelpunt. Of verdachte volgt verder het criminele pad dat hij sinds 2022 lijkt te hebben ingeslagen, of verdachte richt zijn leven op een andere manier in.
Ter zitting van het hof heeft verdachte verklaard dat hij graag de positieve weg die hij inmiddels lijkt te hebben ingeslagen wil vervolgen. Verdachte heeft gemerkt baat te hebben bij de trainingen en cursussen die hem worden aangeboden. Ook staat verdachte open voor begeleiding en ondersteuning van de reclassering en ziet verdachte in dat op termijn een begeleidwonentraject voor hem goed zal zijn. Gezien de nog jonge leeftijd van verdachte zal het hof verdachte de kans geven om deze positieve weg te voort te zetten. De ernst van de feiten maakt dat kan niet worden volstaan met een straf gelijk aan voorarrest, maar het hof zal wel een deel van de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. Het is aan verdachte om deze kans die hem geboden wordt aan te grijpen en zijn leven vanaf nu een positieve wending te geven.
Alles overziend acht het hof het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren passend en geboden en zal verdachte daartoe veroordelen. Het hof zal aan het voorwaardelijke deel de algemene voorwaarden verbinden zoals door de reclassering geadviseerd, met dien verstande dat het hof alleen die voorwaarden zal opleggen die in deze zaak van toepassing zijn.
Gezien de door het hof op te leggen straf zal het hof het verzoek van de raadsvrouw tot opheffing van het bevel gevangenneming afwijzen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 55, 57, 63, 157, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
verdachte zich binnen 3 dagen na ingaan van de proeftijd telefonisch bij Reclassering Nederland op het adres [adres] te [plaats] meldt. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
verdachte laat zich behandelen door [zorgverlener] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra beschikbaar. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dit nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
verdachte meewerkt aan toeleiding naar een vorm van begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zodra beschikbaar. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering dit nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding daagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. G.A. Versteeg en mr. B. Stapert, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Pool, griffier,
en op 13 december 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.