ECLI:NL:GHARL:2024:7709

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
21-002408-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake mishandeling ex-partner met voorwaardelijke gevangenisstraf en contactverbod

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is beschuldigd van mishandeling van zijn ex-partner, gepleegd op 10 februari 2023. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaar en een contactverbod met de benadeelde partij. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting op 28 november 2024 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis vroeg. De verdachte en zijn raadsman hebben betoogd dat de verklaring van de benadeelde partij niet betrouwbaar is, maar het hof heeft deze argumenten verworpen. Het hof heeft vastgesteld dat de verklaring van de benadeelde partij wordt ondersteund door getuigenverklaringen en forensisch bewijs. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de mishandeling en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte is opnieuw veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met als bijzondere voorwaarde dat hij geen contact mag opnemen met de benadeelde partij. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 600,- toegewezen. Het hof heeft de beslissing genomen om de verdachte te stimuleren om zich in te zetten voor zijn behandeling in het kader van een eerder opgelegde TBS-maatregel.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002408-24
Uitspraak d.d.: 12 december 2024
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 7 juni 2024 met parketnummer 18-041657-23 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
wonende te [postcode] [plaats] , [adres] ,
thans uit anderen hoofde verblijvende in [kliniek] te [plaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 28 november 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot bevestiging van het vonnis van de politierechter. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. E.M. Steller, naar voren is gebracht.
Ook heeft het hof kennis genomen van hetgeen namens de benadeelde partij door dhr. [naam] van Slachtofferhulp Nederland, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft bij vonnis van 7 juni 2024, waartegen het hoger beroep is gericht, verdachte ter zake het hem tenlastegelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand, met een proeftijd van twee jaren en met als bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd geen contact zal opnemen, zoeken of hebben – in welke vorm dan ook, ook niet via derden – met aangeefster [benadeelde] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De bijzondere voorwaarde is door de politierechter dadelijk uitvoerbaar verklaard. Daarnaast heeft de politierechter de vordering van de benadeelde partij volledig toegewezen tot een bedrag van € 600,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 10 februari 2023 te [plaats] , gemeente [gemeente] [benadeelde] heeft mishandeld door die [benadeelde] meermalen, althans eenmaal
- hardhandig vast te pakken en/of vervolgens op de grond te gooien, en/of
- te stompen en/of te slaan op/tegen het gezicht en/of het hoofd, althans op/tegen het lichaam, en/of
- te schoppen en/op te trappen op/tegen het lichaam.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Door de raadsman is aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde. De raadsman voert hiertoe het volgende aan:
De verklaring van aangeefster [benadeelde] is onvoldoende betrouwbaar om voor het bewijs te bezigen. Aangeefster heeft onjuistheden verklaard en ten tijde van het delict was zij onder invloed van alcoholhoudende drank. Daarnaast is de verklaring van getuige [getuige] niet ondersteunend aan de verklaring van aangeefster, omdat de verklaring van getuige [getuige] niet voldoende overeenkomt met de verklaring van aangeefster.
Ook het letselverslag, waarin staat vermeld dat sprake is geweest van stomp inwerkend geweld, is onvoldoende ondersteunend aan de verklaring van aangeefster. Stomp inwerkend geweld betekent niets meer dan dat er iets botsend tegen het lichaam aankomt. Dat past ook bij een val op de grond. Aangeefster verklaart dat zij op tegels is gevallen, dat zou ook de oorzaak kunnen zijn van het letsel.
Het hof is van oordeel dat het door de raadsman van verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Hiertoe overweegt het hof het volgende.
Getuige [getuige] heeft onder meer verklaard dat zij aangeefster “stop” en “hou op” heeft horen schreeuwen tegen verdachte. Verder heeft aangeefster tegen getuige [getuige] gezegd dat verdachte aangeefster heeft geslagen. Zodoende wordt de verklaring van aangeefster ondersteund en bevestigd door de verklaring van getuige [getuige] .
Daarnaast wordt de verklaring van aangeefster ondersteund door het letselverslag van forensisch arts [naam] . Het hof acht niet aannemelijk dat het letsel is ontstaan doordat aangeefster ten val is gekomen. Naast het letsel rondom de ogen, ontstaan door stomp inwerkend geweld, heeft forensisch arts [naam] geconstateerd dat letsel op de rechter bovenarm is ontstaan door stevig beetpakken.
Gelet op het hiervoor overwogene acht het hof de verklaring van aangeefster [benadeelde] betrouwbaar.

Bewijsmiddelen

Door het hof gebezigde bewijsmiddelen
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 februari 2023, opgenomen op pagina 5 tot en met 7 van het dossier van Politie [regio] met nummer PLO 100-2023037333 d.d. 28 december 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [benadeelde] :
Op 10 februari 2023 werd ik in mijn woning in [plaats] hardhandig met twee handen
op de grond gegooid door [verdachte] . Ik heb een goede vriendin (het hof begrijpt: [getuige] ) gebeld. Buiten mijn woning pakte [verdachte] mij vast bij mijn
schouders en werd ik vervolgens op de grond gegooid. Ik kreeg meerdere klappen in
mijn gezicht en op mijn hoofd. Ik voelde dat het met een vuist was. Het deed mij pijn, ik
voelde dat ik met kracht werd geslagen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 11 februari 2023, opgenomen op pagina 9 en 10 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige] :
Op 10 februari 2023 had ik telefonisch contact met mijn vriendin [benadeelde] . Ik hoorde [benadeelde] naar buiten lopen. Ik hoorde dat ze riep dat [verdachte] weg moest gaan, Ik hoorde [benadeelde] heel hard gillen. Ik hoorde haar heel hard schreeuwen van: “stop” en “hou op”. Ik hoorde [benadeelde] schreeuwen van de pijn. Ik hoorde [benadeelde] vallen en ik hoorde dat ze riep: “ [verdachte] niet doen, blijf van me af”. Toen kreeg ik ook beeld via Facetime en zag ik dat [benadeelde] wegrende en dat [verdachte] achter haar aanrende. Ik vroeg haar toen wat [verdachte] bij haar gedaan had. [benadeelde] vertelde mij toen dat hij haar geslagen had, dat ze op de grond was gevallen door hem.
3. Een forensisch geneeskundig letselverslag, op 14 februari 2023 opgemaakt en ondertekend door [naam] , forensisch arts KNMG, opgenomen op pagina 43 tot en met 47 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende, als haar verklaring:
Betrokkene: mevrouw [benadeelde]
Plaats: In het gelaat
Soort verwonding: onderhuidse bloeduitstortingen.
Mechanisme van ontstaan: stomp inwerkend geweld rondom de ogen.
Op de bovenarm rechts aan de achterzijde zijn een drietal gegroepeerde onderhuidse
verkleuringen zichtbaar. Aan de voorzijde van de rechter bovenarm is een onderhuidse
bloeduitstorting zichtbaar.
Mechanisme van ontstaan: passend bij stevig beetpakken.
Op de arm links zijn diverse (5) onderhuidse bloeduitstortingen zichtbaar.
Op het bovenbeen rechts is aan de midden-voorzijde een tweetal huidverkleuringen
zichtbaar.
Mechanisme van ontstaan: stomp inwerkend geweld op de huid.
Over de rest van het been rechts, voetrug rechts als ook het linker been zijn diverse
onderhuidse bloeduitstortingen zichtbaar.
In de haren is diffuse roodheid zichtbaar.

Bewezenverklaring

Door voornoemde wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 februari 2023 te [plaats] [benadeelde] heeft mishandeld door die [benadeelde]
- hardhandig vast te pakken en vervolgens op de grond te gooien, en
- te stompen en te slaan tegen het gezicht en op het hoofd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft hierbij het navolgende in ogenschouw genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn ex-vriendin. Door aldus te handelen heeft verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangeefster en haar pijn of letsel toegebracht. Dit rekent het hof verdachte aan.
Het hof heeft gelet op het verdachte betreffende uittreksel van de justitiële documentatie d.d. 22 oktober 2024, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten onherroepelijk is veroordeeld.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte onder meer verklaard dat de in het kader van een andere zaak opgelegde TBS-maatregel met voorwaarden op 12 september 2024 door de rechtbank Noord-Nederland met twee jaren is verlengd. Daarbij zijn de gestelde voorwaarden gewijzigd. In het kader van die voorwaarden verblijft verdachte nu in [kliniek] te [plaats] . Daarnaast heeft verdachte verklaard de behandeling zwaar te vinden, maar zich in te zetten voor de behandeling.
Het hof acht de oplegging van een gevangenisstraf passend en geboden. Het hof zal, zoals opgelegd door de politierechter en gevorderd door de advocaat-generaal, aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Het hof acht het van belang dat verdachte laat zien zich in te zetten voor de behandeling in het kader van de in de andere zaak opgelegde TBS-maatregel met voorwaarden en wenst deze behandeling – zeker gelet op de laatste verlenging van 12 september 2024 – niet te doorkruisen met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De voorwaardelijke gevangenisstraf die het hof aan verdachte zal opleggen, heeft mede te gelden om de verdachte te stimuleren om de positieve ontwikkelingen in zijn leven voort te zetten en om hem ervan te weerhouden om in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Gelet op het hiervoor overwogene acht het hof de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaren passend en geboden. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf stelt het hof bijzondere voorwaarden.
Het hof zal de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarde bevelen. Gelet op de omstandigheid dat het bewezenverklaarde misdrijf is gericht tegen of gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen overweegt het hof dat gezien de aard en ernst van het feit er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een soortgelijk misdrijf zal begaan.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 600,- aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep geheel toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Daarnaast heeft de verdediging deze schade niet betwist. Verdachte is zodoende tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaartzoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaartniet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaarthet bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeeltde verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaaltdat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaardedat veroordeelde gedurende de proeftijd geen contact zal opnemen, zoeken of hebben - in welke vorm dan ook, ook niet via derden - met slachtoffer [benadeelde] , geboren op [geboortedatum] 1999, zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt.
Beveeltdat voormelde voorwaarde en het uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

Heft het door de politierechter gegeven bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid op.

Geeftopdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 600,00 (zeshonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 600,00 (zeshonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 12 (twaalf) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 10 februari 2023.
Aldus gewezen door
mr. F.E.J. Goffin, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. H.K. Elzinga, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L. Dijkman, griffier,
en op 12 december 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.