ECLI:NL:GHARL:2024:7702

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
200.339.770
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling zorgregeling na echtscheiding met betrekking tot minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 december 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de zorgregeling voor een minderjarige na de echtscheiding van de ouders. De moeder en de vader, die in 2011 zijn gehuwd en samen het gezag hebben over hun kind, hebben een geschil over de zorgregeling na de uitspraak van de rechtbank Gelderland op 30 januari 2024. De rechtbank had een zorgregeling vastgesteld waarbij de minderjarige in de zomervakantie en kerstvakantie bij de ouders verblijft volgens een vast schema. De moeder is in hoger beroep gekomen met het verzoek om de zorgregeling te wijzigen naar een weekendregeling en specifieke afspraken voor de islamitische feestdagen. De vader heeft verweer gevoerd en is ook in incidenteel hoger beroep gekomen om de oorspronkelijke zorgregeling te handhaven.

Tijdens de mondelinge behandeling op 14 november 2024 hebben beide ouders hun standpunten toegelicht. De moeder heeft aangegeven dat de huidige regeling niet in het belang van de minderjarige is, omdat de vader onvoldoende beschikbaar zou zijn. De vader heeft echter betoogd dat de huidige regeling goed functioneert en dat de minderjarige een goede band heeft met zijn grootouders die hem opvangen. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de zorgregeling en heeft de zorgregeling opnieuw vastgesteld, waarbij het hof de oorspronkelijke regeling grotendeels handhaafde, maar ook de door de moeder voorgestelde aanpassingen voor de islamitische feestdagen heeft overgenomen. De ouders zijn verantwoordelijk voor de opvang van de minderjarige en de huidige regeling is in het belang van het kind. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, wat betekent dat beide ouders hun eigen kosten dragen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.339.770
(zaaknummers rechtbank Gelderland 410293 en 425900)
beschikking van 12 december 2024
in de zaak van
[verzoekster],
die woont in [woonplaats1] ,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. W.J. Vroegindeweij,
en
[verweerder],
die woont in [woonplaats1] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. E.V.S. van Baarle.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen (verder: de rechtbank), van 30 januari 2024, uitgesproken onder voormelde zaaknummers. Die beschikking wordt verder ‘de bestreden beschikking’ genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift, ingekomen op 8 april 2024, met producties;
  • het verweerschrift, tevens houdende incidenteel hoger beroep, met producties;
  • het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep;
  • een journaalbericht van mr. Van Baarle van 28 mei 2024 met een productie;
  • een journaalbericht van mr. Van Baarle van 18 oktober 2024 met producties;
een journaalbericht van mr. Vroegindeweij van 31 oktober 2024 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 14 november 2024 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader met zijn advocaat;
  • een zittingsvertegenwoordigster van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader zijn [in] 2011 te [woonplaats1] met elkaar gehuwd.
3.2
Zij zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2016, over wie zij samen het gezag hebben.
3.3
[de minderjarige] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder.
3.4
In de bestreden beschikking heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 7 mei 2024 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

4.De omvang van het geschil

4.1
In de bestreden beschikking heeft de rechtbank, naast het uitspreken van de echtscheiding tussen de ouders en voor zover hier van belang, als regeling ter verdeling van zorg- en opvoedingstaken (verder: zorgregeling) vastgesteld dat:
  • tussen de ouders een co-ouderschapsregeling zal gelden, waarbij [de minderjarige] in oneven week bij de moeder zal verblijven en in de even week bij de vader, waarbij zondag om 19.00 uur het wisselmoment is en [de minderjarige] wordt gebracht door de ouder waar hij het laatst verbleef;
  • de ouders de vakanties en (islamitische) feestdagen in onderling overleg bij helfte
verdelen, met dien verstande dat:
 [de minderjarige] in de zomervakantie in de oneven jaren de eerste drie weken bij de vader
verblijft en in de even jaren de eerste drie weken bij de moeder;
 [de minderjarige] in de kerstvakantie in de oneven jaren de eerste week bij de vader verblijft en
in de even jaren de eerste week bij de moeder;
 in de gevallen dat de meivakantie twee weken duurt [de minderjarige] in de oneven jaren de
eerste week bij de moeder verblijft en in de even jaren de eerste week bij de vader;
 de eenweekse schoolvakanties zullen worden gesplitst, waarbij deze extra dagen in
deze eenweekse vakanties aansluitend zijn op de reguliere week-op-week-af-regeling
met als wisselmoment donderdag om 9.00 uur.
De rechtbank heeft de beslissing over de zorgregeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.2
De moeder is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij verzoekt het hof de bestreden beschikking gedeeltelijk te vernietigen en in zoverre opnieuw beschikkende, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat:
- [de minderjarige] een weekend per twee weken van vrijdag 19:00 uur tot en met zondag
17:00 uur bij de vader zal verblijven en voor het overige bij de moeder zal verblijven, waarbij de ouder bij wie [de minderjarige] verblijft, [de minderjarige] brengt naar de andere ouder;
- [de minderjarige] het Suikerfeest het ene jaar tot 13:00 uur bij de vader verblijft en na
13:00 uur bij de moeder (het andere jaar andersom) en het Offerfeest het ene jaar tot 13:00 uur bij de moeder en na 13:00 uur bij de vader (het andere jaar andersom).
4.3
De vader voert verweer en is op zijn beurt in incidenteel hoger beroep gekomen. In het principaal hoger beroep vraagt hij het hof de grieven van de moeder ongegrond te verklaren. In het incidenteel hoger beroep verzoekt hij het hof, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking gedeeltelijk te vernietigen en, in zoverre opnieuw beschikkende, te bepalen dat [de minderjarige] elk jaar tijdens het Suikerfeest en het Offerfeest tot 15.00 uur bij de vader is, waarna hij naar de moeder gaat, kosten rechtens.
4.4
De moeder voert verweer in het incidenteel hoger beroep. Zij vraagt het hof het beroep van de vader af te wijzen dan wel de grief van de vader ongegrond te verklaren.

5.De motivering van de beslissing

De beslissing
5.1
Het hof is van oordeel dat de zorgregeling die de rechtbank heeft vastgesteld moet blijven gelden. Daarnaast zal het hof conform het voorstel van de moeder een zorgregeling vaststellen voor het Suikerfeest en het Offerfeest. Het lijkt het hof praktisch om in één beschikking de volledige zorgregeling op te nemen. Het hof zal de beslissing van de rechtbank daarom vernietigen en de zorgregeling opnieuw formuleren, met overneming en aanvulling van de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling. Hierna volgt de uitleg van de beslissing van het hof.
De motivering
5.2
De ouders hebben samen het gezag. De rechter kan op verzoek van de ouders of van een van hen een zorgregeling vaststellen (artikel 1:253a Burgerlijk Wetboek). De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
5.3
De moeder wil dat de reguliere zorgregeling wordt beperkt tot een weekendregeling, eventueel aangevuld met één doordeweekse dag. Zij voert aan dat de vader onvoldoende beschikbaar is voor [de minderjarige] , omdat hij door de week moet werken. Zij vindt het niet in het belang van [de minderjarige] dat hij, als hij bij de vader verblijft, na schooltijd standaard wordt opgevangen door zijn grootouders vz. (en/of anderen). Volgens haar is dit te onrustig voor [de minderjarige] en ziet hij er daarom tegenop om naar de vader te gaan. Verder wil zij dat het hof een zorgregeling vaststelt voor het Suikerfeest en het Offerfeest, waarbij [de minderjarige] de ene feestdag bij de ene ouder verblijft en de andere feestdag bij de andere ouder (het jaar erop andersom) met als wisselmoment 13.00 uur. Zij voert aan dat zij net als de vader waarde hecht aan deze islamitische feestdagen en dat [de minderjarige] ook als hij bij haar verblijft kan deelnemen aan het ochtendgebed. Volgens haar is 15.00 uur als wisselmoment te laat, omdat de dag dan al bijna om is.
5.4
De vader wil dat de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling blijft gelden. Hij voert aan dat [de minderjarige] een goede band heeft met zijn grootouders en dat hij al vanaf kleins af aan door hen wordt opgevangen. Volgens hem blijkt nergens uit dat het niet goed zou gaan met [de minderjarige] bij de uitvoering van deze zorgregeling. Daarnaast wil de vader dat [de minderjarige] elk jaar zowel op het Suikerfeest als op het Offerfeest tot 15.00 uur bij hem verblijft. Hij voert aan dat de moeder anders dan hijzelf geen waarde hecht aan het ochtendgebed en dat het voor [de minderjarige] overzichtelijk is om het ieder jaar dezelfde verdeling van deze islamitische feestdagen te hanteren.
5.5
Het hof acht de in de bestreden beschikking vastgestelde zorgregeling het meest in het belang van [de minderjarige] . Niet is gebleken van kindsignalen die zouden moeten leiden tot een inperking of wijziging van die regeling. De enkele omstandigheid dat [de minderjarige] , als hij bij de vader verblijft, na schooltijd standaard wordt opgevangen door zijn grootouders (en/of anderen) is onvoldoende zwaarwegend om een beperking van het contact tussen [de minderjarige] en de vader te rechtvaardigen. Het is de bevoegdheid en de verantwoordelijkheid van de ouder bij wie het kind verblijft om te zorgen voor de opvang van dat kind buiten schooltijden wanneer de betreffende ouder hem niet persoonlijk kan opvangen. De door de vader gekozen wijze van opvang is niet ongebruikelijk voor werkende ouders terwijl niet is gebleken dat die wijze van opvang strijdig is met de (ontwikkelings)belangen van [de minderjarige] . Het hof volgt daarom het op de zitting gegeven advies van de raad om de huidige week-op-week-af-regeling te handhaven. Daarnaast volgt het hof de door de moeder voorgestelde zorgregeling voor het Suikerfeest en het Offerfeest, omdat het hof die verdeling het meest gelijkwaardig acht.
5.6
Ten overvloede overweegt het hof dat wat de advocaten op de zitting bij het hof naar voren hebben gebracht over een wijziging van omstandigheden niet ter zake doet omdat het gaat om een eerste vaststelling en niet om een wijziging van de zorgregeling.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking vernietigen voor zover die betrekking heeft op de zorgregeling en beslissen als volgt.
6.2
De ouders zijn met elkaar gehuwd geweest en deze procedure gaat over hun kind. Het hof zal de proceskosten in hoger beroep daarom compenseren. Dit betekent dat beide ouders hun eigen proceskosten betalen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 30 januari 2024 voor zover die betrekking heeft op de zorgregeling en in zoverre opnieuw beschikkende:
stelt als zorgregeling vast dat:
  • tussen de ouders een co-ouderschapsregeling zal gelden, waarbij [de minderjarige] in oneven week bij de moeder zal verblijven en in de even week bij de vader, waarbij zondag om 19.00 uur het wisselmoment is en [de minderjarige] wordt gebracht door de ouder waar hij het laatst verbleef;
  • de ouders de vakanties en (islamitische) feestdagen in onderling overleg bij helfte
verdelen, met dien verstande dat:
 [de minderjarige] in de zomervakantie in de oneven jaren de eerste drie weken bij de vader
verblijft en in de even jaren de eerste drie weken bij de moeder;
 [de minderjarige] in de kerstvakantie in de oneven jaren de eerste week bij de vader verblijft en
in de even jaren de eerste week bij de moeder;
 in de gevallen dat de meivakantie twee weken duurt [de minderjarige] in de oneven jaren de
eerste week bij de moeder verblijft en in de even jaren de eerste week bij de vader;
 de eenweekse schoolvakanties zullen worden gesplitst, waarbij deze extra dagen in
deze eenweekse vakanties aansluitend zijn op de reguliere week-op-week-af-regeling
met als wisselmoment donderdag om 9.00 uur;
 [de minderjarige] het Suikerfeest het ene jaar tot 13.00 uur bij de vader verblijft en na 13.00 uur bij de moeder (het andere jaar andersom) en het Offerfeest het ene jaar tot 13.00 uur bij de moeder en na 13.00 uur bij de vader (het andere jaar andersom);
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en D.J.I. Kroezen, bijgestaan door mr. K.A.M. Oude Vrielink als griffier, en is op 12 december 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.